Helemaal naar voren rijden en netjes aansluiten bij het verkeerslicht: wel of niet doen?

Het is verstandig om dicht op elkaar aan te sluiten bij een verkeerslicht. Op die manier maak je de rij niet onnodig lang en voorkom je wellicht dat hierdoor achterin de rij een auto een kruising of oversteekplaats dreigt te blokkeren.

Toch is het begrijpelijk dat bestuurders ertoe neigen om meer afstand te houden. Soms rolt een auto die voor je staat bij het verkeerslicht plotseling iets naar achteren, door onoplettendheid van de bestuurder of een fout bij het wegrijden. Door iets meer afstand te houden, voorkom je dat diegene dan tegen jou botst.

Handig om ruimte te laten voor ambulance

En bij een aanrijding van achteren heb je net wat meer kans om de schade te beperken als er meer afstand is tot de auto voor je. Nog een reden: als er bijvoorbeeld een ambulance met blauw licht en sirene door moet, kan het handig zijn als je net wat extra ruimte hebt om opzij te gaan in de rij.

Maar beïnvloedt die extra ruimte de werking van het verkeerslicht?  Dat kan inderdaad het geval zijn, want de installaties zijn steeds vaker computergestuurd en houden rekening met allerlei factoren. Een verkeerslichtinstallatie werkt meestal met drie detectielussen in het wegdek.

Op enige afstand van de lichten ligt de aankondigingslus, die auto’s ‘ziet’ naderen. Iets dichter bij de kruising ligt een langwerpige tweede lus om te detecteren hoe lang de eventuele wachtrij voor de stopstreep is. Direct vóór die streep ligt de derde. Die meldt aan de verkeerslichtinstallatie of er een voertuig staat te wachten of niet. Als je veel ruimte tussen de auto’s creëert zullen sommige auto’s in de rij wellicht buiten het bereik van de detectielussen komen en niet worden opgemerkt.