In het wild: Jensen Interceptor Convertible
Open zeldzaamheid
De Interceptor, een product van een merk dat al voor de Tweede Wereldoorlog actief was met het bouwen van carrosserieën op bestaande chassis, zou je als de ultieme GT kunnen zien. De tweedeurs koets met de zeer lange neus geeft hem een sportief uiterlijk, maar de kilo's leer en hout in het interieur geven een ander signaal. Voor een Britse heer van stand was het in de jaren '70 dan ook een heerlijke auto om eens lekker zélf achter het stuur te kruipen. Zulke heren waren er blijkbaar genoeg, want in tien jaar tijd wist Jensen een behoorlijke hoeveelheid Interceptors te verkopen.
Althans, dat is zo als we ook de dichte variant in het verhaal betrekken. Deze open versie, die in 1974 verscheen, bleef veel exclusiever. Een totaal gebouwde hoeveelheid van 267 exemplaren wordt vaak genoemd, maar volgens andere kenners zijn er 509 open Interceptors gebouwd. In beide gevallen is dit een uiterst zeldzame verschijning. Het openluchtgevoel gaat natuurlijk ten koste van de kenmerkende shooting brake-koets, maar toch is ook deze Interceptor een indrukwekkende verschijning. De elektrische softtop verdwijnt niet in het achteronder, maar ligt in geopende toestand gewoon óp het achterdek.
Jensen monteerde in de Interceptor Amerikaanse V8-motoren van Chrysler. In dit exemplaar ligt de grootste variant die het merk gebruikte, een blok met een inhoud van maar liefst 7,2 liter. De donkerblauwe lak van deze Nederlands gekentekende auto combineert wat ons betreft prachtig met het bruine leer van het interieur. De in 2006 geïmporteerde auto, die hier gewoon met geopende kap langs de stoeprand staat, staat er prachtig bij. Overigens waren de cabriolet en de shooting brake niet de enige carrosserievarianten van de Interceptor, want er was ook nog een coupé met een kortere daklijn en een sedan-achtige kont. Die auto is nóg zeldzamer dan de Convertible.