Weblog Stéphan – Noem die nieuwe EV's Ascona en Taunus, niet Manta en Capri
Wekt minder weerstand
Je maakt de EV-hater nog razender wanneer je als automerk een legendarische modelnaam van een sportief icoon op een nieuw elektrisch model plakt. Ford deed het al, Opel volgt en schijnt de naam Manta terug te brengen op een elektrische cross-over die werkelijk niets met de coupé van weleer te maken heeft. Dat zou dan een concurrent worden van de nieuwe… Ford Capri! Bij Ford hebben ze namelijk niets geleerd van de Mustang Mach-E. Als je dan uit je mooie verleden wilt putten, noem ze dan gewoon Ford Taunus en Opel Ascona. Je zult er in elk geval minder liefhebbers mee tegen de haren instrijken.
Ford deed het natuurlijk al met Mustang Mach-E, al is de naam Mustang gelukkig ook nog steeds verbonden aan een auto die wel het echte Mustang-DNA in zich heeft. Daanaast zet Ford binnen afzienbare tijd ook de naam van zijn ‘Europese muscle car’ op een elektrische auto, een nieuwe auto met de naam Capri die qua concept ver afstaat van de Capri’s uit het verleden... De Capri en Manta herintroduceren als vijfdeurs SUV's, die ook nog eens elektrisch zijn, je moet het maar durven. Ik denk dat het vooral averechts werkt en zeker niet bijdraagt aan de acceptatie van de EV. De oldskool autoliefhebber heeft nog grote moeite met de elektrische auto. Als dan ook nog namen die vroeger liefhebbersauto’s sierden erbij worden gesleept om maar iets van een sportief en dynamisch imago te creëren, maak je die groep alleen maar extra boos. Heiligschennis van hun helden!
Als marketeer wil je dingen altijd mooier maken dan ze zijn wanneer je een nieuw product wilt lanceren, maar nu schoppen de merken in één keer te veel heilige huisjes omver. Allereerst door nogal lichtzinnig om te gaan met de term coupé. Zeker de laatste vijftien jaar is die al ontzettend misbruikt, door toepassing op vier- en vijfdeursmodellen en – erger nog – bij SUV's met een aflopende daklijn. De Capri en de Manta van vroeger waren nog echte coupés, ranke tweedeurs koetswerken in de ware zin van het woord. De nieuwe modellen die weer zo gaan heten, zijn bovendien SUV's: hoog en zwaar, in plaats van laag en lichtvoetig. Ze zijn ook nog eens elektrisch en hebben qua design niets te maken met de volkse sportwagens van weleer.
Vooral op de ‘vroeger-was-alles-beter-vergaarbak’ Facebook zie je dat dergelijke naamgeving werkt als een rode lap, die de elektrische auto toch al is. Want als ze ergens een bloedhekel hebben aan de EV: kijk maar naar de vele roodaangelopen boze emoticons onder al het doorgeplaatste elektrische-autonieuws.
Ford Capri (Illustratie: Larson)
Vijfdeurs SUV
De nieuwe Ford Capri wordt een vijfdeurs SUV en dat geldt ook voor de nieuwe Opel Manta. Zouden ze in Keulen en Rüsselsheim ook nog hebben overwogen ze Ford Taunus en Opel Ascona te noemen? Ik snap dat het minder sexy klinkt, maar die modellen waren ooit de hoekstenen van de modellengamma’s van Ford en Opel in Europa. En ze hadden en hebben nog steeds een grote liefhebbersschare. Het waren praktische modellen voor gezin en werk, die veel goeds voor beide merken hebben gedaan. Wanneer je als fabrikant wilt teruggrijpen op het verleden, vernoem de nieuwe EV's dan gewoon naar middenklassers van weleer. Dat is namelijk ook wat de nieuwe Manta en Capri willen zijn: middenklassers van de jaren twintig en dertig van de 21e eeuw. Die nieuwe elektrische SUV's lijken ook niet op de Ascona's, Vectra's, Insignia's, Taunussen, Sierra's en Mondeo's van weleer. Feit is nu eenmaal dat die traditionele middenklasse door de SUV is weggevaagd. Namen als Manta en Capri moet je lekker laten rusten. Betaalbare sportauto's zijn uitgestorven, dus houd ze in ere zoals ze waren. Dan kunnen al die EV-haters lekker blijven mijmeren over vroeger, toen alles beter was, en hoeven ze zich niet te ergeren aan het misbruik van de namen van het erfgoed dat ze koesteren.
Opel Manta

Stephan Vermeulen
Coördinator Tests
Na 20 jaar bij AutoWeek zo’n beetje alles wel gedaan en meegemaakt. Sinds 2012 chef redactie maar streeft er nog altijd naar om tien procent van zijn werk te laten bestaan uit bezigheden met auto’s zelf. Da’s tenslotte toch de reden dat -ie dit werk is gaan doen. Passie voor auto’s van kleins af aan, spelde op zijn twaalfde testjaarboeken, kocht de eerste AutoWeek een paar dagen voor zijn dertiende verjaardag van zijn zakgeld. Jawel, dat ene nummer dat in januari 1990 voor een gulden in de winkel lag. De oorzaak van dat velen nog denken dat AutoWeek de eerste jaren altijd een gulden kostte, maar op de tweede stond toch echt een prijs van Hfl. 1,95! Dat hij twaalf jaar later zelf in dienst zou treden bij het autoblad had hij nooit gedacht. Na de middelbare school bracht de opleiding HEAO-economisch linguistisch, zeg maar een soort CE met extra aandacht voor vreemde talen, hem bij de BMW-importeur, en later die van Opel. Een carrière in de autobranche was het beoogde pad, maar het liep anders. Eind 1999 zocht een journalistiek bureau een autoredacteur, en zo kwam hij terecht in de autojournalistiek. Iets meer dan twee jaar later was daar de overstap naar AutoWeek. Tests, nieuws, bijdrages aan de occasionrubriek en een jaar later ook in bezit van een racelicentie. Twintig jaar bij een werkgever, het is iets dat niet meer van deze tijd lijkt maar sowieso is het werk door de jaren heen zo vaak veranderd dat je bijna geen jaar hetzelfde doet qua werk. En de veranderingen in autoland gaan momenteel sneller dan ooit, dus ook dat maakt de werkzaamheden anders. Sinds 2021 naast chef redactie ook coordinator online.