Omdat grenscontroles terug zijn: per Audi 80 langs oude grenzen
Een van de oudste 80's
Na meer dan dertig jaar vrij grensverkeer klinkt de roep om de Europese binnengrenzen weer te sluiten steeds luider. Inmiddels voegt Duitsland de daad al bij het woord. Ook de herinvoering van grenscontroles zoals die tot 1985 plaatsvonden, is niet langer een taboeonderwerp. Maar hoe effectief was toen het weren van onheil? Had het wel zin? Met een Audi 80 uit 1973 gaan we op zoek naar vergane grensglorie uit het pre-Schengentijdperk.
Al in de zomer van 2024 kregen we een eerste voorproefje, toen tijdens het EK Voetbal de Duitse politie een maand lang de belangrijkste grenstoegangen controleerde. Vanuit Nederland ontstonden daardoor monsterfiles bij de grensovergang Bad Bentheim op de A1. Of het nu gaat om corona, terreurdreiging rond een G7-top of asielzoekers die op illegale wijze Nederland proberen binnen te komen, steeds vaker worden er uitzonderingsmaatregelen goedgekeurd waarbij de Schengen-wetgeving voor onbepaalde tijd wordt opgeschort. Het enthousiasme waarmee destijds het vrije grensverkeer binnen Europa werd bepleit, is inmiddels aardig bekoeld.
Eén van de oudste overgebleven origineel Nederlandse Audi's 80
De auto waarmee wij onze trip maken, heeft het pre-Schengentijdperk nog ruimschoots meegemaakt. Onze Audi 80 is een exemplaar uit 1973 uit de rijke collectie van importeur Pon en een van de oudste overgebleven origineel Nederlandse exemplaren. Dit model werd van 1972 tot 1978 gebouwd, de eerste onder de VW-vleugels ontwikkelde Audi, en leidde bij Volkswagen tot de eerste generatie Passat. 1973 was niet alleen het bouwjaar van onze 80, het was ook het jaar dat dit model de Auto van het Jaar-verkiezing won. Een korte blik op de auto is voldoende om te begrijpen waarom. Met zijn vlijmscherpe vormen en grote glasoppervlak moet de intern B1 genaamde sedan welhaast futuristisch hebben geoogd in het jaar van Watergate, de Club van Rome en de terroristische aanslag op de Olympische Spelen in München. Ruim een halve eeuw later is de Audi 80 weer een bezienswaardigheid. En dat niet alleen dankzij die typische seventies-autokleur geel.
Ontzag
In 1985 ondertekenden de regeringsleiders van de drie Beneluxlanden, Frankrijk en Duitsland in het Luxemburgse plaatsje Schengen een verdrag dat het vrije verkeer van goederen en mensen binnen het verenigde Europa mogelijk moest maken. Het uiteindelijke streven was de opheffing van alle grenscontroles binnen de aangesloten EU-landen. De Europese Unie telde medio jaren 80 nog maar twaalf lidstaten. “In de jaren 60, 70 en 80 was de sfeer aan de grens een stuk gemoedelijker en was er nog een zeker ontzag voor geüniformeerde douaneambtenaren”, zeggen Otto Vonk en collega-douanier Willem Lussink in een uitzending van Andere Tijden uit 2020 over de vroegere grensovergang Berg Autobahn, waarvan de middenberm precies de scheidslijn tussen beide landen vormde. Deze grensovergang was ooit de grootste van Europa en er werkten maar liefst 650 mensen.
Seksshop
Na het opheffen van de grenscontroles werden aan de Nederlandse grenskant bijna alle douanegebouwen gesloopt, of ze kregen een maatschappelijke herbestemming. Een spoorwegdouaneloods in Roosendaal werd na jaren van verval gerestaureerd tot museum, de inklaringskantoren bij een grensovergang in Nijmegen doen nu dienst als asielzoekerscentrum, een douanekantoor in Putte-Kapellen deed zelfs een tijdje dienst als seksshop.
Drielandenpunt
In het Europa van nu zijn landsgrenzen een relikwie uit het verleden, maar vergeten zijn ze nog lang niet. Een grens is niet louter een fysieke scheidslijn tussen twee landen, hij zit ook in de hoofden van mensen. Op gespannen voet leven met het aangrenzende nabuurschap zit in de genen. Bij het geringste conflict worden de vijandige stekeligheden weer opgerakeld, of het nu gaat om gedupeerde pomphouders, een lekkende kerncentrale in de achtertuin of het verschil van visie op het gedogen van softdrugs of de verkoop van illegaal vuurwerk. Hoe moeilijk moet het dan wel niet zijn om de vrede te bewaren bij het drielandenpunt in het Zuid-Limburgse Vaals dat we kort na het middaguur bereiken. Slalommend tussen slingerende fietsers en zwalkende wandelaars cruisen we met hoogtoerige gezwindheid naar de top van de Vaalserberg, waar de gemeenten Vaals (Nederlands Limburg), Blieberg en Kelmis (beide in de Belgische provincie Luik) en Aken (in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen) een grensdriehoek vormen. In een tamelijk recent verleden was het nóg ingewikkelder: vanaf 1815 liepen bij het huidige Drielandenpunt zelfs vijf verschillende landsgrenzen. Toch zijn er nooit meer dan vier grenzen tegelijk op dit punt samengekomen. Van 1839 tot 1919 was het drielandenpunt een vierlandenpunt: Nederland, België en Pruisen (dat later opging in Duitsland) grensden hier toen aan het ministaatje Neutraal Moresnet.
Het ontstaan daarvan begon min of meer per vergissing na de val van Napoleon in 1815. Op het congres van Wenen moesten Pruisen en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een akkoord bereiken over de grens, maar dat lukte niet door onenigheid over de lucratieve inkomsten van de zinkmijn in Kelmis. In 1816 werd een compromis bereikt. Neutraal Moresnet, met zijn 256 inwoners, zou bestuurd worden door de twee landen, maar zou in het belang van de neutraliteit wel een onafhankelijke status behouden. De vrijgevochten sfeer en extreem lage belastingen trokken duizenden avonturiers uit de hele wereld aan. Neutraal Moresnet werd het school- voorbeeld van een vreedzaam samenlevingsideaal. Sterker nog: de wereldvrede moest in Moresnet beginnen! Dat ideaalbeeld stond echter haaks op de werkelijke levenssituatie in de enclave, die door de buitenwacht werd bejubeld vanwege zijn geringe overheidsbemoeienis. Neutraal Moresnet stond in de wijde omgeving vooral bekend als het Sodom en Gomorra van de lage landen: een liederlijk gok-, seks-, drank- en smokkelparadijs waar alles was toegestaan wat God verboden had. Toch bleef een aantal idealisten in het nieuwe samenlevingsmodel van de toekomst geloven. Vanwege zijn politieke neutraliteit bood het eveneens de mogelijkheid om van Neutraal Moresnet de eerste Esperanto-talige staat van de wereld te maken. De omschakeling naar de internationale taal werd door de inwoners op groot enthousiasme onthaald. Neutraal Moresnet werd veranderd in Amijeko (‘plaats van de vriendschap’), compleet met een eigen volkslied: de Amijeko-mars. Helaas werden alle ambities in de kiem gesmoord door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Toen op 10 januari 1920 het Verdrag van Versailles van kracht werd, werd Neutraal Moresnet definitief ingelijfd door België, als onderdeel van de Waalse Oostkantons. Alle inwoners kregen de Belgische nationaliteit, Kelmis werd La Calamine en Neutraal Moresnet werd gewoon een dorp in de provincie Luik.
Goudmijn
Van alle vloeibare grenzen is de Rijn veruit de belangrijkste van Nederland. Zelfs toen het kustgebied alleen nog maar bekend stond als een onherbergzame moerasdelta vormde de Rijn al vanaf 50 na Christus de noordelijke grens van het Romeinse Rijk. De grenslijn binnen het huidige Nederland strekte zich over een afstand van ruim 150 kilometer uit, van Spijk (bij Tolkamer) tot Katwijk aan Zee.
Voor de dorpsbewoners van Tolkamer was de tolheffing ooit een economische goudmijn. Het dorp kende een levendige verbondenheid met de rivier en hengelde vanaf de kade het belastinggeld naar zich toe. Omdat de controles en de verwerking van alle douaneformaliteiten soms wel een halve dag in beslag namen, zochten de opvarenden hun vertier aan wal. Voor de schippersvrouwen was het een mooie gelegenheid om even in het dorp te gaan shoppen, terwijl de schippers zelf een uitgebreide pauze namen in een van de talrijke cafés. Rond 1950 was werkelijk iedereen in Tolkamer bij de rivierhandel betrokken. Die tijden zijn voorbij. Het douanekantoor uit 1905 is inmiddels omgebouwd tot hotel. Toeristen en dagjesmensen zorgen voor levendigheid aan wal als ze vanaf de Europakade het scheepvaartverkeer gadeslaan op de drukste waterweg van Europa.
Plastic en houtfineer
Het zijn niet alleen dit soort mijmeringen die ons terugbrengen naar oude tijden. Alles aan boord van de Audi 80 ademt de sfeer van Derrick en Den Uyl. Zwart plastic en houtfineer, alles van een aandoenlijke eenvoud. De doorgezakte campingstoeltjes beginnen halverwege de ochtend al hun tol te eisen, maar dat is een gelag dat we graag betalen.
De puurheid van deze auto verleidt je tot het oude cliché dat vroeger alles beter was. Of in elk geval leuker. Manoeuvreren is aanpoten met het dunne, bakelieten stuurtje, want stuurbekrachtiging ontbreekt. Maar de koppeling werkt nog steeds licht en secuur en ook het schakelen met de vierbak heeft weinig te lijden gehad van de jaren. Onze 80 is een 1,3-liter L met 60 pk op de voorwielen, die destijds 11.298 gulden kostte. Dit wat de eerste generatie met interne code B1. Je kon hem bestellen met vier portieren of, zoals de onze, met twee. Verder was er ook een 1,5-liter met 75 of 85 pk. In totaal werden van de eerste generatie Audi 80 1,1 miljoen stuks geproduceerd.
Niemandsland
In het niemandsland tussen de voormalige grensovergang Berg-Autobahn en de rivierafbakening van de Rijn iets verder zuidwaarts liggen de saillante grensverhalen sowieso voor het oprapen. Neem bijvoorbeeld het ingeslapen grensgat Elten dat in de tweede helft van de vorige eeuw tot drie keer toe wereldnieuws werd vanwege zijn bewogen grensperikelen. Onmiddellijk na de bevrijding van Nederland in mei 1945 gingen er stemmen op om Duitsland te dwingen tot een torenhoge compensatieregeling. Uiteindelijk bereikte de Nederlandse regering een akkoord met de geallieerden om 69 km2 Duits grondgebied in de gemeente Elten te annexeren, inclusief de 9.600 hoofdzakelijk Duitse grensbewoners die plotseling onder de Nederlandse wetgeving vielen. Op zaterdag 23 april 1949 om 12.00 uur trok de Nederlandse marechaussee bewapend in Jeeps naar het gemeentehuis van Elten, waar de coup zonder slag of stoot werd bevestigd. Veertien jaar lang bleef Elten onder Nederlands bestuur, maar na lang onderhandelen besloot men het weer terug te geven aan de oosterburen. Lang op voorhand was al bekend dat die overdracht zou plaatsvinden op 1 augustus 1963. Dat bracht een aantal snode zakenlui op een briljant idee. Die datum zou de geschiedenis ingaan als de Eltener Butternacht. Weken voorafgaand aan deze nacht stroomde Elten vol met vrachtwagens volgestouwd met boter, thee en koffie. Toen om middernacht de grens verlegd werd, reden al die vrachtwagens Duitsland in zonder invoerbelasting te hoeven betalen. Zo verdiende een aantal Rotterdamse havenbaronnen en grote industriëlen naar schatting 50 tot 60 miljoen euro. De Eltenaren zelf werden er niet rijk van. De meeste dorpelingen waren bang dat er op het laatste moment alsnog douanecontroles zouden plaatsvinden en namen het risico liever niet.
Bedreigend
Vanuit Elten rijden we naar het zuiden, richting drielandenpunt. Dat doen we via Duitsland en op de autobahn wordt je nog veel nadrukkelijker gewezen op het gat van een halve eeuw dat gaapt tussen onze Audi-cocon en de wereld er omheen. Met moeite weten we de 80 met zijn 60 pk op een enigszins veilige 120 km/h te krijgen. Elke keer als we achter een vrachtwagen terechtkomen en er in de linkerspiegel weer iets komt aanstormen, moeten we weer terugvallen naar 90 km/h en begint het zwoegen weer opnieuw. Tijdreizigers uit de jaren 70 moeten ons verkeer wel als bedreigend ervaren.
Grenssmokkel is van alle tijden. Overal waar er tussen twee buurlanden prijsverschillen of verschillende accijnzen bestaan, wordt het lucratief om goederen illegaal in- of uit te voeren. In het Brabantse Budel maken we een tussenstop in het smokkel- en grensmuseum Cranendonk, dat beheerd wordt door een aantal voormalige grensbewakers. “Het Brabantse grensgebied met België was voor en na de Eerste Wereldoorlog een straatarm heide- en veengebied waar mensen gingen smokkelen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen”, zegt Toon van Cranendonk. “Mannen en vrouwen trokken met een plunjezak vol smokkelwaar de grens over om het gezinsinkomen leefbaar te houden. Het was kleinschalig en veelal ging het om boter en tabak. Voor WO1 was er ook een levendige petroleumsmokkel naar België. In de wintermaanden namen de smokkelaars vaak zout mee op de terugweg, want bij gebrek aan vriezers werd het vlees gepekeld. In het begin van de Eerste Wereldoorlog waren er nog volop smokkelactiviteiten, maar die vielen nagenoeg helemaal stil nadat de Duitsers de Dodendraad hadden aangelegd, een 1000 Volt stroomdraadversperring die langs de hele grens liep. In de crisisjaren gingen vooral sigaretten, tabak en suiker illegaal de grens over. Rond het kat-en muisspel tussen kleinschalige smokkelaars en grensbewaking hing toen nog een romantisch aureool, maar de sfeer verhardde snel toen de georganiseerde misdaad zich in de jaren 50 grootschalig op de lucratieve botersmokkel stortte. In de periode vlak na de oorlog kostte een kilo boter in Nederland ongeveer drie gulden, terwijl in België de prijs dubbel zo hoog was. Het prijsverschil was zo groot omdat Nederlandse veehouders door de overheid werden gesubsidieerd. Bovendien stelde de Belgische een importheffing in op Nederlandse boter, waardoor de legale export helemaal stilviel. Plotseling werd het voor de zware jongens een lucratief handeltje om boter in grote hoeveelheden zonder al te veel risico’s naar onze zuiderburen te smokkelen. Daar werden toen kapitalen mee verdiend.”
Volgens zijn collega Hans Leijsen was het midden van de jaren 50 ook het omslagpunt qua grensbewaking. “In het verleden volstond het om “Halt, douane!” te roepen om een smokkelaar te kunnen aanhouden. Bij die georganiseerde botersmokkelaars waren er plotseling zware wapens in het spel. De boter werd vervoerd in zware Amerikaanse sleeën of GMC-vrachtwagens die na de bevrijding door de geallieerden waren achtergelaten. Om zich te beschermen tegen een eventuele kogelregen waren die vaak gepantserd. Met het uitstrooien van kraaienpoten of olie werden achtervolgingen bemoeilijkt. Botercriminelen deinsden werkelijk nergens voor terug.”
Dranksmokkel
De botersmokkel hield vanzelf op toen met de oprichting van de EEG (de voorloper van de EU). De invoerbelastingen kwamen te vervallen, maar de georganiseerde misdaad vond al snel een winstgevend substituut in het stoken van alcohol. “Toen ook de dranksmokkel niet meer lucratief was, schakelden criminelen automatisch over op de drugshandel”, vervolgt Toon van Cranenbroek. “Jammer genoeg werd Brabant het grootste drugslab van de wereld, en vaak ging het om dezelfde bendes. Bij invallen bij drugslabs troffen we vaak ketels aan die in het verleden voor het stoken van drank waren gebruikt. Zelfs in de onderwereld worden bepaalde tradities in stand gehouden, maar de romantiek rond het smokkelen is voorgoed verdwenen.”
Maar wat beslist niet is verdwenen, is de romantiek van een typische auto uit die jaren, ontdekken we als we aan het einde van de dag voor ons hotel in Eindhoven parkeren. Het terras zit vol gasten aan hun avondmaal. De meesten daarvan kijken op met een blik die verraadt dat ook zij warme herinneringen hebben aan de tijd waarin deze Audi op elke straathoek stond. En dan neem je die ellendige grenscontroles graag voor lief, toch?
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in AutoWeek Classics, wil je meer over deze specifieke Audi 80 lezen, lees dan deze test.
Ontdek deze occasions: had je ze al gezien?
Lees ook

Deze Duitse en Franse klassiekers bevestigen alle vooroordelen - Audi 80 versus Peugeot 304

Met deze late Audi 80 Avant rijd je er sjieker bij dan met een vroege A4 Avant - Liefhebber Gezocht

Classic Review: Audi RS2 - stamvader van alle Audi RS-en blijft voor altijd speciaal

Deze Audi 80 zet je met beide benen op de grond - Liefhebber gezocht



