Mercedes-Benz 300STD – 1974 - Kloppend Hart
‘Ik noem hem nog steeds ‘De Groene’, ook al is hij nu blauw’
54 reacties
Video
Helaas kunnen wij deze video niet weergeven, omdat je niet akkoord bent gegaan met de
cookie voorwaarden.
Onze video speler heeft rechten nodig voor de "Social Media".
Wijzig je cookie instellingen
- Henrie Hemmink
- Kloppend hart
Mercedes-Benz’ S-klasse van de W116-serie gold als een passend, ietwat statig vervoermiddel voor diegenen die het in de jaren 70 helemaal hadden gemaakt. De 25-jarige Bram Calkhoven uit Nijverdal brak met die conventie, plantte een ‘ordinair’ dieselblok in het vooronder van zijn 280SE uit 1974, pepte het flink op en maakte als ultieme proefrit een reis naar het verre India, waarbij hij op deze avontuurlijke tocht van 25.000 kilometer de klassieker absoluut niet spaarde.
Ademloos kijken we naar de foto’s van Bram van zijn indrukwekkende reis: prachtige vergezichten, drukke steden, uitheemse culturen, besneeuwde bergtoppen, gewapende escortes. En overal zijn Mercedes S-klasse uit 1974. Ooit geboren als 280SE aut. (177 pk en 233 Nm), maar dankzij een motortransplantatie voorzien van de drieliter zescilinder-in-lijn-diesel met 24 kleppen uit een W210. In standaardconfiguratie levert dat blok toevalligerwijs ook 177 pk (met 330 Nm wél een fiks hoger koppel), maar nadat Bram de plunjers had vervangen door grotere, met als resultaat een – in eigen woorden – dito ‘dieselshot’, bleken de meetwaarden pas te stoppen bij ongeveer 250 pk en 600 Nm! Deze transplantatie was om een droevige reden echter niet zo gepland. Bram: “Mijn hele leven ben ik gek op auto’s. Toen ik 16 was, had ik mijn eerste al, een Mercedes-Benz W123 die ik wilde restaureren. Omdat deze klus mij te lang ging duren, heb ik er een 190D 2.5 bij gekocht. Nadat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting van 25 naar 40 jaar werd opgetrokken, zocht ik een ouder vervoer middel, want beide auto’s waren op dat moment jonger.
Zo kwam in 2014 deze 280SE in beeld. Een ex-Duitser, maar al in 2002 geïmporteerd. ‘De Groene’ – zo noem ik hem nog steeds, ook al is hij nu blauw – stond in de buurt van Rotterdam in de klei. Een prima auto, alleen voor een student nogal kostbaar qua exploitatiekosten, zodat ik het benzineblok wilde overzetten in mijn W123. Helaas sloeg het noodlot toe: voordat ik aan de ombouw kon beginnen, brandde de schuur met daarin de W123 helemaal af, waardoor de S plots mijn daily driver moest worden. Daarom draaide ik het om en ging op zoek naar een dieselblok om dat in de 59-YA-34 te plaatsen. In eerste instantie werd dat een ongeblazen drieliter OM606-diesel met een viertraps automaat, maar na de transplantatie vond ik de auto niet vlot genoeg, zodat mijn zoektocht verder ging.
Deze werd beëindigd met de aanschaf van weer een OM606-blok, ditmaal de geblazen versie met 24 kleppen, afkomstig uit een Duitse E 300 Turbodiesel Combi (W210) uit 1999. In combinatie met de W116 levert dat een fijn werkpaard op: betrouwbaar, zuinig, veel vermogen en koppel, belastingvrij én er kan een flinke aanhanger achter! Tijdens mijn studie landschapsarchitectuur beunde ik nogal wat bij, zodat ik regelmatig een kar vol groen aan de haak had.”
CONSTANT VERBETEREN
De nu zelfstandig landschapsontwerper bezit zijn ‘300STD’ nu vijf jaar en is er in die periode eigenlijk constant mee bezig geweest. Niet alleen motorisch, ook op andere vlakken. Het chroomwerk vond hij niet mooi contrasteren met de Citrusgrün gespoten koets, dus heeft die een donkerblauw kleedje aangemeten gekregen. De wieldoppen maakten plaats voor kroonkurkwielen en tevens kreeg het interieur een opfrisbeurt. Het technische gedeelte kostte de meeste tijd. “Alhoewel de eerste motortransplantatie maar een week duurde. Er moesten een paar motorsteunen worden aangepast, het laswerk daaraan heb ik uitbesteed. Meer moeite had ik om de juiste aandrijfassen te vinden. Heel wat sloperijen heb ik ervoor afgestruind, maar ik kreeg maar niet de goede te pakken. Daarom heeft een kennis die ook gelast.” Wat de appendages betreft, valt het ‘gasgeefmechanisme’ op.
“De W116 heeft standaard stangetjes en de motor daarvan is elektronisch aangestuurd. Dit heb ik omgebouwd naar de aansturing zoals in de W124-serie, dus een mechanisch aangestuurde lijnpomp met heveltjes in combinatie met de gaskabel. Dat werkt nog niet ideaal, want ik ervaar af en toe steekgas.”
MEER VERMOGEN
Nog meer? “Ja, er is een differentieel uit een Amerikaanse 300SD W116 gemonteerd. Dit zorgt ervoor dat de snelheidsmeter nog steeds correct loopt. Daarnaast is de drukgroep verzwaard, want het blok geeft meer vermogen af: in plaats van 177 nu circa 250 pk, doordat ik grotere plunjers plaatste. Dit kon eenvoudig, aangezien het OM606-blok als oerdegelijk bekend staat en gemakkelijk ver op te voeren valt: na montage van een andere turbo is zomaar 600 pk mogelijk! Dat wilde ik echter niet. Om betrouwbaarheid én bestuurbaarheid te behouden, bleef de turbo onaangeroerd. En vanwege de gewenste betrouwbaarheid heb ik een mechanische brandstofpomp uit wederom de W124 gemonteerd in plaats van de elektronische uit de W210.” Het onderstel onderging geen aanpassingen. “Nee, de W116 is berekend op hoge vermogens, denk maar aan de verschillende V8-versies. Verzwaarde achterveren zijn het enige, maar dat heb ik speciaal voor de reis naar India gedaan.” Het bezoekje aan de RDW was snel gepiept: “De motorwissel bleef binnen de vermogensmarge en na controle of alles degelijk was gebouwd, kon ik weer gaan.”
OP REIS!
Ook al is de auto naar Brams idee nog steeds niet af, hij heeft er in totaal al twee ton mee gereden! Bijna achteloos somt hij op: “Berlijn, Zuid-Frankrijk, tripje Europa …” Kroon op het werk was de reis naar India. “Het doel was Indonesië, maar vanwege motorproblemen hebben we de auto in India naar huis laten transporteren en zelf het vliegtuig gepakt.
Kijk, ik wilde graag een wereldreis maken. En omdat de Mercedes oude techniek aan boord heeft, is hij bij wijze van spreken overal ter wereld met een hamer en een spijker te repareren. Het was dus het logische vervoermiddel. Mijn keuze viel op Zuidoost-Azië, want dat heeft mij altijd getrokken. Boeiend vond ik bovendien de landen die je onderweg moet doorkruisen, want – op Amerikaanse en westerse sancties na – hoor je daar weinig over. Met een hockeymaatje ben ik in april vertrokken. Via de Adriatische kust naar Turkije en vervolgens Georgië, Armenië en Iran. Daar hebben we noodgedwongen een maand gebivakkeerd. Er was namelijk een retourslangetje losgeschoten. Het gevolg was dat diesel zich in de kop ophoopte, waarna het via de carterontluchting in de turbo terechtkwam. Op een gegeven moment ging de motor uit zichzelf draaien en liep die niet meer op alle cilinders. Dat kon weliswaar worden gerepareerd, maar perfect werd het niet: de motor bleef een tik houden.
Afijn, na Iran zijn we via Pakistan naar India en de Himalaya gereden. Daar begon de motor steeds luider en rauwer te lopen, waarop we besloten naar een haven te rijden en ‘De Groene’ in een container naar huis te laten varen. Aanvankelijk wilden we terug naar huis rijden, maar in Iran duurde het oponthoud al een maand, omdat niet direct de juiste mensen en de juiste onderdelen voorhanden waren. Wetende dat het probleem nu waarschijnlijk dieper in de motor lag, hebben we voor repatriëring gekozen. Ook hadden we na drie maanden reizen lichamelijk ook weinig energie meer over.”
Souvenir is een behoorlijke zijschade. Bram: “Standaard service voor buitenlanders op doorreis is in Pakistan een gewapende escorte. Erg aardig, maar zoiets schiet niet echt op. Op een nacht hadden we ze gelukkig afgeschud. Ergens in een dorp moeten we linksaf slaan en rijdt van achteren een onverlichte scooter met daarop een compleet gezin ons in de flank. Wij uitstappen om hulp te bieden, begint de vrouw ervan te slaan en te schreeuwen, waarop het complete dorp uitloopt. Toen was het wel jammer dat we geen escorte meer hadden! Gauw weer in gestapt en weggereden, met een horde boze scooterrijders achter ons aan. In het volgende plaatsje hebben we een gewapende agent aangeklampt, die ons adviseerde om zo lang mogelijk door te rijden. Zo zijn we gered!”
Terug in Nederland is wederom een ander motorblok geplaatst, volgens dezelfde specificaties als het vorige. Wel heeft hij een servicebeurt nodig en zien we onder de motorkap veel woestijnzand! “Dat vind ik nu het leuke: de auto steeds stukje bij beetje aanpassen en er tussendoor gewoon mee rijden. Driften, crossen, naar de andere kant van de wereld. Het is een oudje, maar hij hoeft er heus niet elke dag netjes gepoetst bij te staan.” Tot slot: “Had je mij aan het begin gevraagd of ik dit had moeten doen; transplantatie plus reis? Jazeker! Maar weet wel: als je denkt dat het duizend euro kost, dan blijkt het gemakkelijk tienduizend te zijn, want er is altijd wel iets aan de hand. Maar als alles het doet, geeft dat een ongekend gevoel van waardering, zowel naar jezelf als naar de auto toe. Je rijdt er met trots in en dan maakt het niet uit hoe de auto eruit ziet.
Overal ter wereld liggen wegen. De ene is wat slechter dan de andere, maar in principe kun je overal komen. Als je vertrouwen in jezelf en in de auto hebt, komt het wel goed. Ik zou zeggen: gewoon doen, ook al is het niet altijd rozengeur en maneschijn!”, aldus wereld reiziger Bram, die voor wat betreft zijn werk veel inspiratie heeft kunnen opdoen!
Dit artikel is gratis te downloaden in PDF-formaat. Hiervoor maak je eenmalig een AutoWeek account aan, waarna je onbeperkt uit het AutoWeek archief kunt downloaden.
Lezersreacties (54) (gesloten)
De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.