Dodge Challenger (1970) - Mercedes-Benz 450 SLC 5.0 (1977)
Spierbundels
- AutoBild Klassik
- Vergelijkende test
Een Mercedes-Benz 450 SLC 5.0 vergelijken met een Dodge Challenger lijkt een confrontatie tussen appels en peren. Past een degelijke granturismo wel naast een brute muscle-car? Jazeker, misschien zelfs beter dan je zou denken, als je veel cilinders, nog meer slagvolume en een massa paardekrachten als uitgangspunten neemt.
De carrosseriekleuren zijn puur toeval, maar toch veelzeggend: de heerlijk ongemanierde Dodge is uitgevoerd in het schreeuwerige Top Banana, de ingetogen gestileerde Mercedes in het elegante Zypressengrün. De Nieuwe en de Oude Wereld botsen hier frontaal op elkaar. De Challenger staat symbool voor het Amerika dat muscle-car-fan Bruce Springsteen reeds veelvuldig heeft bezongen: daadkrachtig, met een ongeremde voorwaartse drang, maar niet perfect. Dat de Dodge Challenger tegelijkertijd de zwanenzang was van auto’s met monstermotoren, behoort tot de ironie van de autohistorie.
Chrysler, dat dit genre met de Plymouth Barracuda halverwege de jaren 60 uitvond, liet in 1970 de Dodge Challenger nogal laat arriveren. Desondanks werd het een populaire cultauto, niet in de laatste plaats doordat filmheld Kowalski, gedreven door een mix van speed en benzine, in Vanishing Point met een Challenger R/T door de VS joeg. Afkortingen zoals R/T (Road and Track) en T/A (Trans Am) spreken tot de dag van vandaag tot de verbeelding. Toch hoef je niet precies die topuitvoeringen te hebben om in een opwindende auto te rijden; de 330 SAE-pk sterke 6,3-liter V8 van de Challenger 383 Magnum vormt een legitieme entree in de muscle-car-scene. De eigenaar moedigt ons aan vol gas te geven, maar waarschuwt ook voor het nogal drastisch gesperde di!erentieel, waarmee de Dodge, die ooit is geprepareerd voor dragraces, zich met voelbare tegenzin door bochten perst. Hij is echter op compromisloze wijze gerestaureerd en toen verrijkt met de oorspronkelijk optionele, zwarte striping. De verbrede, stalen wielen en de ingetogen ‘Dog-Dish’ wieldoppen maken het plaatje compleet. Nadat we de bocht zonder kleerscheuren zijn doorgekomen, kunnen we eindelijk los op het rechte stuk waarnaar we zo hebben uitgekeken: pedal to the metal! De V8 aarzelt heel even, maar sleurt de Dodge en zijn bemanning daarna woest brullend naar de horizon. De besturing is traag en vaag, maar de remmen verrassen met directe reacties en een goed uithoudingsvermogen.
Hopeloos heen en weer
Omdat de Challenger nu eenmaal een muscle-car is en geen brave Lincoln of Cadillac, wordt zijn karakter sterk door de Een Dodge is van huis uit een soort Opel, alleen slordiger afgewerkt motor bepaald. De carrosserienaden lopen schots en scheef, de portieren vallen met een krakend geluid in het slot en op de gladde stoelen met hun kunstleren bekleding glijd je hopeloos heen en weer. De riante buitenafmetingen en het stoere uiterlijk suggereren een degelijke inborst, maar de kunststo!en voelen dun, hol en broos aan. Alleen de elegant gebogen middenconsole en het stuur met zijn nephouten rand bezorgen de auto enige charme.
Wát een verschil met de oerdegelijke Mercedes-Benz uit dezelfde periode! Dat tal van ingenieurs vol overgave aan de SLC hebben gewerkt, merk je aan de schier onverwoestbare carrosserie en de kwaliteit van de gebruikte materialen. Hoewel hij gevoelsmatig maar half zo groot is als de Challenger, lijkt hij door zijn degelijke bouw twee keer zo zwaar te zijn. Wat de uiterlijke impact betreft is het juist de Dodge die de koppositie pakt. Smaken verschillen uiteraard, maar je kunt er niet omheen dat zijn design behoort tot de hoogtepunten van zijn periode. Het is een enorm slagschip, maar de strakke lijnen vormen in combinatie met de coke-bottle welving een spannend geheel. De voorzijde oogt hongerig en een tikje agressief: de boodschap voor bestuurders die de Dodge in de binnenspiegel zien aanstormen, laat niets aan duidelijkheid te wensen over.
Welstand en status
Bij de Mercedes-modelreeks R107, die in 1971 eerst verscheen als de roadster SL en pas drie jaar daarna als de coupé SLC, straalt de riante hoeveelheid chroom welstand en status uit. Daardoor oogt de Mercedes luxueuzer dan de Dodge. Je zou er daardoor haast aan voorbijgaan dat hij als 450 SLC 5.0 een ware muscle-car is met werkelijk een beer van een motor: de ingenieuze, lichtmetalen V8 van het type M117 met een ronde vijf liter inhoud, een maximum vermogen van 240 pk en maar liefst 404 Nm trekkracht. Minder dan wat de Dodge te vergeven heeft, maar voldoende om Mercedes-Benz tot rally-aspiraties te verleiden. De fabrikant zag de SLC al wereldkampioen worden, met Walter Röhrl aan het stuur. Helaas liep dat uit op een fiasco en Röhrl vertrok naar Opel.
De Duitse V8 zoemt zachtjes. Je hoort hem in de verte werken onder de prachtig gewelfde motorkap. In combinatie met de obligatoire drietrapsautomaat (de Challenger was behalve met een automaat ook verkrijgbaar met een handgeschakelde drieof vierbak) komt hij met minder spektakel van zijn plek dan verwacht; pas boven de 3.000 toeren komt er echt leven in de brouwerij. De achtcilinder houdt dus duidelijk van hoge toerentallen, maar dat wil nog niet zeggen dat hij van de SLC een sportwagen maakt. Het is eerder een beschaafde cruiser. En waar de Dodge met zijn losbandige vermogensafgifte het asfalt wil opentrekken, doet de vering van de Mercedes zijn best om one!enheden behoedzaam glad te strijken. Een top van 225 km/h behoort tot de mogelijkheden, zodat de highperformance-coupé uit Stuttgart wel wat neerwaartse druk kan gebruiken.
De achterspoiler die standaard was op de 450 SLC 5.0 schittert bij dit exemplaar echter door afwezigheid, net als de prestigieuze typeaanduiding met het separate ‘5.0’ dat de extra krachtige motor aanduidt. Een keuze van de eerste eigenaar, die zichzelf in plaats daarvan de luxe gunde van automatische airconditioning en stoelverwarming. Jazeker, ook bij dit topmodel uit de Mercedes-stallen moest daarvoor nog worden bijbetaald. Exclusiever dan deze uitvoering kan een SLC trouwens niet zijn, want Mercedes bouwde slechts 2.769 exemplaren met de vijfl iter topmotor. De combinatie van de rijke aankleding met chroom, de leren bekleding in de fraaie kleur ‘Dattel’ (dadel) en de cipresgroene lak deed in 1979 waarschijnlijk al wat oubollig aan, maar kunnen we nu alleen maar ontzettend chic vinden.
De Amerikaanse wetgevers en verzekeraars hadden de musclecar toen allang de mond gesnoerd. Grote motoren waren er nog wel, maar vermogen en prestaties liepen – anders dan bij Europese autobouwers – snel terug. We hebben de 450 SLC 5.0 en de Challenger leren kennen als auto’s met weliswaar vergelijkbare specificaties, die echter twee totaal verschillende werelden vertegenwoordigen. Bij de Mercedes is de uitstraling van kwaliteit prominenter dan de hang naar snelheid; bij de Dodge is dat precies andersom. Het liefst zouden we daarom een 450 SLC 383 Magnum hebben.
Dit artikel is gratis te downloaden in PDF-formaat. Hiervoor maak je eenmalig een AutoWeek account aan, waarna je onbeperkt uit het AutoWeek archief kunt downloaden.