Toyota Aygo, Citroën C1, Peugeot 107/108: vaarwel
Razendpopulaire drieling
De Toyota Aygo staat inmiddels op eigen benen en daarmee komt er definitief een einde aan de drieling Toyota Aygo, Citroën C1 en Peugeot 107/108. Dat betekent het einde van een lange, succesvolle carrière, waarop we graag even uitgebreid terugblikken.
De overname van de fabriek in Tjechië door Toyota en de komst van de nieuwe Toyota Aygo X luiden het einde in van een periode die op 28 februari 2005 begon. Op die dag presenteerde Citroën namelijk de C1, de eerste van de drie die aan het grote publiek werden voorgesteld. Peugeot volgde op 1 maart met de 107, Toyota een dag later met de Aygo.
De samenwerking tussen deze drie merken was uiteraard een manier om de kosten te drukken, want geld verdienen in het A-segment was ook in 2005 al een kwestie van besparen. Toch was het een zeer serieus project. Zo werd er speciaal voor de productie van deze drie modellen een nieuwe fabriek uit de grond gestampt, Toyota Peugeot Citroën Automobile Czech, kortweg TPCA. Daar werden de Aygo, C1, 107 en 108 meer dan anderhalf decennium gebouwd, totdat Toyota de tent recent geheel in handen kreeg.
Twee generaties
De grootste mijlpaal in de geschiedenis van deze auto’s – buiten de lancering dan – is zonder meer de generatiewissel van 2014. Alle drie de auto’s kregen toen een geheel nieuw koetswerk, maar onderhuids bleef er veel bij het oude. Dat is ook wat er vermoedelijk voor heeft gezorgd dat de verkoopcijfers langzaam wegzakten, want met het drietal Volkswagen Up/Skoda Citigo/Seat Mii en uiteraard de Kia Picanto en Hyundai i10 was de concurrentie in die tijd heel wat serieuzer dan in 2005.
Franse broertjes
De manier waarop de drie merken hun kleintje onderscheiden van de andere twee, is bij zowel de eerste als de tweede generatie best interessant. Peugeot en Citroën kruipen als concerngenoten dicht tegen elkaar aan en hanteren min of meer dezelfde achterkant. Bij de eerste generatie is de Citroën nog herkenbaar aan zijn grijze achterlichten en krijgt de Peugeot rode mee. Bij generatie twee is de indeling van de achterlichtunits anders, maar wordt opnieuw dezelfde lay-out gebruikt. Wel krijgen de Franse broertjes elk een eigen neus, maar de familieband is zeker bij de eerste generatie overduidelijk.
Eigen koetsje
Bij de Aygo is dat anders. Natuurlijk is de basisvorm van de eerste Aygo wel gelijk aan die van zijn Franse vrienden, maar de invulling is helemaal eigen. Behalve een uniek front komt Toyota namelijk ook met een afwijkend achterste, met veel kleinere en lager geplaatste achterlichten. Bovendien heeft de Aygo ook als vijfdeurs een echte, aparte C-stijl, terwijl het achterportier van de 107 en de C1 direct aansluit op de achterlichten en achterbumper. De portieren zijn bij Toyota dan ook anders van vorm, zodat uiteindelijk slechts een handjevol carrosseriedelen kan worden uitgewisseld. Ook bij de driedeursversies, zowel die van 2005 als die van 2014, is het achterste zijruitje net even anders.
Toyota neemt in 2014 sowieso nog nadrukkelijker afstand van de andere twee, in ieder geval met zijn uiterlijk. De Aygo krijgt een veel scherper en brutaler koetsje en een grote ‘X’ op zijn neus, terwijl de Peugeot en de Citroën hun heil andermaal in bolle, vriendelijke vormen zoeken.
Kenmerkend motorgeluid
Onderhuids is het drietal vanaf het begin meer Japans dan Frans. Althans, in het geval van de benzinemotoren. Die krijgen vanaf de eerste dag een éénliter driecilinder onder de neus die in feite van niemand minder dan Toyota-dochter Daihatsu afkomstig is. Wie stelt dat kenmerkende motorgeluiden sinds de eeuwwisseling niet meer voor normale burgers zijn weggelegd, moet zeker eens naast een optrekkende Aygo gaan staan. Het roffeltje is onmiskenbaar afkomstig van deze motor en galmt sinds 2005 dan ook door vrijwel alle Europese straten.
Aanvankelijk leverde het blokje 68 pk, later werden dat er 72. Met dat vermogen zit dezelfde motor in een doorontwikkelde vorm nog steeds in de gloednieuwe Aygo X, die wel op een nieuw platform staat. Het gros van de ‘citybugs’, zoals het drietal online liefkozend wordt genoemd, is voorzien van een handgeschakelde vijfbak. Er zijn echter vanaf het begin ook uitvoeringen met een gerobotiseerde handbak, die voor de gebruiker dus enigszins als een automaat fungeert.
Maar wacht, zeiden we daar ‘benzinemotoren’? Jazeker, want er was ook een heuse diesel. De variant met de Franse 1.4 HDi leverde niet meer dan 55 pk en was door het hier geldende wegenbelastingregime eigenlijk niet interessant voor Nederland.
Succesverhaal
De benzineversie was dat zeer zeker wel. De Citroën C1 groeide tussen 2005 en 2021 uit tot de op één na bestverkochte Citroën in ons land sinds het begin van de metingen in 1983. De auto hoeft alleen de BX voor zich te dulden op dit vlak en trok in totaal 98.685 Nederlandse kopers aan. De Aygo bleek nog populairder en trok in totaal 138.077 kopers. Daarmee is dit model na de Corolla en de Yaris de populairste Toyota in ons land.
De Peugeot 107 is een interessante kwestie, omdat die auto bij de generatiewissel van 2014 een nieuwe naam kreeg. Van de 107 werden er echter al 92.613 verkocht. Samen met 55.274 108’s levert dat een totaal op van 147.887 stuks, waarmee de Peugeot zich de populairste van de drie mag noemen. De succesvolste periode brak in alle drie de gevallen rond 2010 aan. Citroën noteerde in dat jaar een verkooprecord voor de C1 met 11.565 stuks. Toyota volgde in 2011, toen het maar liefst 15.250 Aygo’s sleet. De winnaar op dit vlak is opnieuw Peugeot, met maar liefst 20.949 exemplaren in 2011. Tellen we voor het overzicht ook nog even alle verkoopcijfers bij elkaar op: in totaal zijn er in Nederland maar liefst 384.649 auto’s uit deze modelreeks verkocht, verdeeld over beide generaties.
Toekomst
Een nieuwe C1 of 108 is momenteel alleen nog uit voorraad te krijgen. Als die op is, is het klaar, want de Fransen vinden dit segment niet meer lucratief. Nu is het altijd mogelijk dat de plannen veranderen omdat PSA is opgegaan in Stellantis, maar een eventuele opvolger heeft dan in ieder geval niets meer met Toyota van doen. Toyota gaat verder, met een Aygo die aan het begin van zijn ontwikkelingsproces nog wel gewoon onderdeel van een drieling zou worden. Dat model, de Aygo X, staat er nu dus alleen voor. Dat klinkt sneu, maar heeft als voordeel dat twee geduchte concurrenten zijn weggevallen. Dat kenmerkende roffeltje blijft dankzij de Aygo X gelukkig nog heel lang onder ons, want onder de kersverse motorkap snort nog altijd dat bekende driepittertje.