AutoWeek.nl heeft je steun nodig
We zien dat je een adblocker gebruikt. Dat vinden we jammer, want alleen dankzij advertenties kunnen we autoweek.nl gratis toegankelijk houden. We willen je vragen voor autoweek.nl een uitzondering te maken. Wil je jouw adblocker voor ons pauzeren? Zo werkt het

Waarom 50 jaar geleden auto’s in de ban en benzine op de bon gingen

Oliecrisis 1973

Oliecrisis autoloze zondag

In oktober 1973 beginnen de Arabische olieproducerende landen een olieboycot tegen Nederland. Dit vanwege de pro-Israëlische politiek van het kabinet-Den Uyl tijdens de Jom Kipoer-oorlog in het Midden-Oosten. Het leidt tot autoloze zondagen, snelheidsbeperkingen en uiteindelijk de ergste economische crisis sinds de jaren 30.

Op 6 oktober 1973 vallen Egyptische en Syrische strijdkrachten Israël binnen om hun in 1967 kwijtgeraakte gebieden op de Golan-hoogvlakte en de Sinaï-woestijn te heroveren. De gecombineerde aanval verrast Israël in de vroege middag van de heiligste dag van het jaar voor het Joodse volk, Jom Kipoer, de grote verzoendag. De oorlog eindigt al binnen drie weken, maar kost aan duizenden mensen het leven. Nederland is een van de landen die Israël nadrukkelijk steunt en onomwonden Syrië en Egypte als agressors bestempelt. Ook besluit het Ministerie van Defensie tot geheime wapenleveranties, die echter al snel wereldwijd bekend worden. Als uitlekt dat er op vliegveld Gilze-Rijen aan de lopende band El Al-Boeings worden volgestouwd met wapentuig, schiet dat bij de Arabieren volledig in het verkeerde keelgat. Een overgrote meerderheid van de Arabische olie­producerende landen voert de meest rigoureuze olieboycot tegen Nederland in. Het dichtdraaien van de oliekraan laat de olieprijzen snel verviervoudigen en ontketent een ware inflatiegolf. 

Oliecrisis autoloze zondag

Vat ruwe olie 70 procent duurder, productie omlaag

De olieproducerende Arabische landen verhogen de prijs van een vat ruwe olie met 70 procent en verminderen de olieproductie elke maand met vijf procent, zodat de brandstofprijzen binnen de kortste keren wereldwijd door het dak gaan. De frustratie van de Golfstaten heeft vooral te maken met de verbeten machtsstrijd om de mondiale oliehandel. Ruim 85 procent van alle Ara­bische olievelden is tot de jaren 60 in handen van een handvol Westerse oliemultinationals die de productie, raffinage en distributie nagenoeg volledig controleren. Het merendeel van de concessies is verdeeld onder de zogenoemde Seven Sisters, waartoe Shell, BP, Texaco, Gulf en nog drie Amerikaanse bedrijven behoren. Dit conglomeraat beheerst bijna de hele mondiale oliemarkt. Wat er voor de Arabieren overblijft, is naar verhouding een grijpstuiver. Het Westerse olie-bondgenootschap is zo goed georganiseerd, dat ze decennialang hun wil kunnen opleggen aan de olieproducenten uit het Midden-Oosten.

Khaddafi

Het imperium van de Seven Sisters wordt echter aan het wankelen gebracht door de oprichting van de OPEC, de organisatie van olie-exporterende landen die op initiatief van Iran en Venezuela in september 1960 voor een samenwerkingsverband tekenen. Ook Saoedi-Arabië, Irak en Koe­weit treden meteen toe tot het oliekartel, dat uitgroeit tot een solide organisatie van dertien aangesloten lidstaten die maar één doel voor ogen hebben: meer controle over hun eigen olievelden en een veel grotere autonomie wat de winstverdeling betreft. Wanneer MuammarAl-Khaddafi in september 1969 in Libië de macht grijpt, stelt hij vrijwel meteen een ultimatum aan de andere oliemaatschappijen voor een stijging van de olieprijs en een meerderheidsbelang in de olieproductie. Khaddafi dreigt de export van olie te staken als zijn eisen niet worden ingewilligd. Dat blijkt een uiterst effectief pressiemiddel, want maar liefst 80 procent van de Lybische olie heeft Europa als bestemming. Ondanks felle protesten van de oliemaatschappijen krijgt de Lybische dictator zijn zin. De andere olielanden zien de successen van Libië en starten hun eigen onderhandelingen om meer zeggenschap over hun zwarte goud te krijgen. Na de oliecrisis van 1973 vindt er een complete aardverschuiving in de mondiale oliemarkt plaats. De wereldwijde olievoorraad wordt voortaan gecontroleerd door het OPEC-kartel en via staatsoliemaatschappijen zoals Saudi Aramco, Gazprom, China National Petroleum Corporation, National Iranian Oil Company, Petróleos de Venezuela, Petrobras en Petronas. In 2007 worden deze maatschappijen in de Financial Times omschreven als de ‘new Seven Sisters’.

Olieprijs was erg laag

De westerse landen, en met name de Verenigde Staten, consumeren de spotgoedkope brandstof alsof het niet op kan. Ook Nederland zit voor een dubbeltje op de eerste rang. De olieprijs is zo laag, dat de complete wederopbouw van de jaren 50 voor een schijntje gefinancierd kan worden. Maar daardoor wordt de Westerse wereld wel steeds afhankelijker van buitenlandse olieproducenten, Saudi-Arabië voorop. De verschillende regeringe­n en de media worden door de crisis compleet overvallen. De Nederlandse economie drijft zowat op olie, ook qua werkgelegenheid, vanwege alle industrie en de doorvoer en export van olie­producten. Het stoppen van de olie­leveranties richt zich met name op olieknooppunt Rotterdam. Want in die stad staat de grootste raffinaderij ter wereld: Pernis.

Effect autoloze zondag betwijfeld

De Minister van Economische Zaken Ruud Lubbers komt met het voorstel om de overgordijnen iets eerder dicht te doen, want dan blijft de warmte tenminste in huis … Maar er zijn ook concretere maatregelen: omdat de oliemaatschap­pijen onafgebroken een somber beeld schetsen over een dreigend olietekort, besluit de regering tot het instellen van de fameuze autoloze zondag. Vanaf 31 oktober 1973 mogen alleen artsen, bedrijven, burgers met ontheffing en hulpdiensten nog op zondag rijden. Of de ingrijpende maat­regel veel zin heeft, wordt langs alle kanten betwijfeld. In het gunstigste geval wordt er één zevende minder brandstof verbruikt omdat mensen meer op zaterdag en maandag tanken en gaan rijden.

Ook in België en Duitsland

Overigens is de autoloze zondag geen exclusief Nederlandse aangelegenheid: België krijgt er zes en de Bondsrepubliek Duitsland vier. In de Verenigde Staten worden automobilisten eveneens op rantsoen gezet. Auto’s met een oneven kenteken mogen in de VS alleen maar tanken op maandag, woensdag en vrijdag. Wie een ken­teken met even cijfers heeft, kan op dinsdag, donderdag en zaterdag bij de pomp terecht.

Tijdens de autoloze zondagen is er een enorme politiemacht op de been om overtreders te beboeten. Maar het gros van de automobilisten houdt zich keurig aan het rijverbod. Er zijn hier en daar wel wat protesten, maar eigenlijk wordt er tamelijk gemoedelijk op het verbod gereageerd. Er is ook weinig tijd voor: het kabinets­besluit valt op 30 oktober en vijf dagen later, op 4 november, is de eerste autoloze zondag al van kracht. Het grootste tegengeluid komt van de horecasector, die na drie verkeersvrije zondagen al aankijkt tegen een omzetverlies van ruim 25 miljoen gulden. Ook de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club staat op zijn achterste benen en noemt het rijverbod een krankzinnig plan.

Oliecrisis autoloze zondag

Ontheffingen voor bepaalde beroepsgroepen 

Helemaal verkeersvrij zijn de autoloze zondagen sowieso niet: in totaal worden er zo’n 16.000 ontheffingen toegekend aan mensen die vanwege hun beroep ook op zondag echt op de auto zijn aangewezen. Ouderen die op zondag hun kerk­bezoek dreigen te missen, krijgen eveneens toestemming om alsnog hun auto van stal te halen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor taxichauffeurs die tijdens de tien autoloze zondagen zowat een dubbele jaaromzet draaien. Grootschalige rellen blijven uit, net als blokkades, demonstraties of gewelddadige protesten. In plaats daarvan is iedereen vooral druk met het organiseren van leuke kneuterigheid zoals alleen Nederlanders dat kunnen: fietsen en rolschaatsen op volstrekt lege snelwegen, met de huifkar over de Van Brienenoordbrug, te paard door het centrum van Amsterdam. De autoloze zondag wordt een uitje op zichzelf. De maatregel brengt een ongekend gevoel van nationale saamhorigheid teweeg. Her en der is de politie druk met hippies en nozems van de snelweg te plukken die denken daar een openbare picknick te kunnen orga­niseren. Wie niet beter wist, zou gedacht hebben dat elke autoloze zondag een extra feestdag was. In totaal worden tachtig auto’s in beslag genomen van automobilisten die het rijverbod overtreden. Het meest geruchtmakende incident is een spectaculaire politie-achtervolging van twee jeugdige bestuurders die op de Afsluitdijk worden klemgereden. Woede en ergernis is er vooral over de uitzonderingsmaatregel voor alle Duitsers, want die mogen in Nederland ongestoord ‘Fahrn fahrn fahrn auf der autobahn’, zoal­s Kraftwerk daaraan in 1974 op briljante wijze gestalte gaf. 

Oliecrisis autoloze zondag

20 liter brandstofrantsoen: benzine op de bon

Al even omstreden is het besluit van premier Den Uyl om benzinedistributie te gaan invoeren. Shell waarschuwt de premier om dat vooral niet te doen, omdat het extra schaarste creëert. Maar als oprecht sociaaldemocraat heeft Den Uyl groot vertrouwen in staatsingrijpen. Op 1 december maakt hij in een toespraak op radio en televisie bekend dat de benzine op de bon gaat. Het dagelijkse brandstofrantsoen bedraagt 20 liter per hoofd van de bevolking. De oliemaatschappijen krijgen gelijk: het wordt een gigantisch fiasco. De maatregel wordt massaal ontdoken doordat automobilisten over de grens tanken en door pomphouders die ruimschoots – zij het illegaal – benzine blijven leveren. De recalcitrante houding is ergens wel begrijpelijk, want inmiddels is duidelijk geworden dat Nederland er helemaal niet zo slecht voor staat. In het geheim verdelen de grote oliemaatschappijen, zoals BP en Shell, de pijn van de olieboycot over alle westerse landen. Ook importeert Nederland extra olie uit Nigeria en Iran. In combinatie met het verminderde benzine­verbruik zorgt dat voor ongekende voorraden in de Rotterdamse haven. Uiteindelijk heeft ons land zo veel oliereserves, dat oude olietankers voor de Nederlandse kust worden volgepompt vanwege opslagproblemen in de Botlek.

Oliecrisis autoloze zondag

Effect minimaal

Bijna tien weken duurt het historische feestje. Medio maart 1974 heffen de Arabische landen het olie-embargo tegen de Verenigde Staten op, maar Nederland moet vier maanden langer wachten. Van de autoloze zondag zijn we al eerder bevrijd, en op 6 januari 1974 ziet ook Joop den Uyl in dat het effect van zijn besluiten minimaal is. Dat de voorspellingen van de oliemaatschappijen veel te somber waren, wordt pas achteraf geconstateerd. Rotterdam had als doorvoerhaven voldoende gelegenheid om tijdens de oliecrisis het embargo te omzeilen. De eigenaren van die olie hebben echter geen zin om direct te verkopen, met wereldmarktprijzen die door het plafond gingen.

Joop den Uyl, dromer en drammer tegelijk, zat op velerlei vlakken fout bij zijn aanpak van de crisis, maar in één aspect heeft hij wel gelijk: na 1973 keert de welvaart zoals tijdens de jaren van de wederopbouw nooit meer terug. Ook de prijs van andere energiebronnen, zoals aardgas en elektra, stijgt daarna tot ongekende hoogte.

Zuiniger modellen

Jonge gezinnen die er tot dan toe alleen maar op vooruit zijn gegaan, trappen uit vrees voor een donkere toekomst op de rem. Het optimistische Nederland van na de oorlog maakt plaats voor een nieuwe werkelijkheid van economische neergang en maatschappelijke desintegratie. Bij de Arabische sjeiks stromen de oliedollars na de crisis vlotjes naar binnen, maar in het Westen leidt de dure olie tot een dalende consumptie, minder werkgelegenheid, meer faillissementen, een stijgende werkloosheid en een oplopende staatsschuld. De dure benzine dwingt de auto-industrie intussen om zuiniger modellen te gaan ontwikkelen en produceren. Daarmee is het lot van de enorme Amerikaanse benzineslurpers bezegeld. Grote constructeurs als General Motors, Chrysler en Ford anticiperen veel te laat op de crisis en verliezen met name op de thuismarkt terrein ten voordele van de kleine en zuinige auto’s die de merken uit Japan en Europa wél bouwen. In 1973 laten de Arabische landen de rest van de wereld duidelijk voelen dat olie gelijk staat aan wereldmacht. Nu ze eenmaal zijn verlost van de westerse berenklem, harken de OPEC-landen enorm veel geld binnen. Tussen 1972 en 1977 groeien de olie-inkomsten van 23 miljard naar 140 miljard dollar. Achteraf blijkt dat de oorlog met Israël niet de echt oorzaak van de oliecrisis was, het was hooguit de aanleiding. Het enige doel dat de Arabische landen ermee voor ogen hadden, was om hun positie op de oliemarkt te versterken.

Omslag naar het doemdenken

De boycot eindigt in juni 1974. Van echte nood aan olie is in de crisistijd nooit sprake geweest, maar de gebeurtenissen markeren wel het begin van schralere tijden in zowel heel Europa als in de Verenigde Staten. De jaren 70 zijn een overgangsdecennium gebleken met veel contrasterende gezichten. Van het blakende en tamelijk naïeve optimisme van de jaren 50 en 60 glijdt de wereld in de jaren 70 af naar een nóg veel somberder beeld van de maatschappij in de jaren 80. Niet voor niets is het juist in die jaren dat Van Kooten en De Bie het begrip ‘doemdenken’ introduceren. Juist daarom gelden de jaren 70 – getekend door de twee grote oliecrises – tot de belangrijkste kantelpunten van de twintigste eeuw.  Ze maakten een onuitwisbare indruk.

Lezersreacties (92)

Reageren