Hoe het begon: BMW M3 cabrio
BMW kiest er sinds de laatste modelwisseling voor de tweedeurs 3-series met een '4' aan te duiden, maar feitelijk is de M4 cabrio natuurlijk gewoon een open M3. Hoewel het concept van een open auto volgens velen niet goed samengaat met dat van een sportieveling, was er ook al een cabrioletversie van de eerste M3: de E30.
Wie in een groepje BMW-liefhebbers laat vallen dat hij een E30 M3 heeft kan gelijk niet meer stuk: de eerste M3 heeft in de loop der jaren een legendarische status opgebouwd en geldt als één van de hoogtepunten in BMW's sportieve geschiedenis. De cabrioletversie geniet echter een stuk minder bekendheid dan de dichte variant. Wellicht komt dat door de eerdergenoemde scepsis die sportieve rijders tegen dakloze auto's koesteren. Bovendien ontbeert de zomerse versie wat specifieke uiterlijke kenmerken: de bijzondere C-stijl en extra hoge achterklep van de dichte E30-M3 schitteren logischerwijs door afwezigheid.
Daarmee hebben we het grootste verschil tussen de twee uitvoeringen meteen gehad: beide oer-M3's zijn op technisch vlak exact gelijk. Dat betekent dat ook de uitvoering voor zonaanbidders mocht profiteren van de 195 pk sterke 2.3, een blok dat zijn vermogen later zag toenemen naar 215 pk. Natuurlijk was de cabriolet iets zwaarder dan z'n dichte evenknie, maar alsnog stond dit vermogen garant voor – in die tijd- zeer aansprekende prestaties. Zeldzaam bleef de E30 cabrio ook: naar verluidt zijn er tussen 1988 en 1991 786 geproduceerd.
De M3 cabriolet is -de recente naamsverandering daargelaten- nooit van het toneel verdwenen: na de E30 volgden de E36, E46, E93 en natuurlijk de M4, die als F82 door het leven gaat.