Dubbele driehoekige draagarmen - Cornelis schetst
‘Het is niet goedkoop, maar biedt wel veel vrijheid'
7 reacties
Video
Helaas kunnen wij deze video niet weergeven, omdat je niet akkoord bent gegaan met de
cookie voorwaarden.
Onze video speler heeft rechten nodig voor de "Social Media".
Wijzig je cookie instellingen
De constructie met dubbele driehoekige draagarm is een vorm van onafhankelijke wielophanging waarbij - de naam verraadt het al – het wiel met twee driehoekige geleidingsarmen aan de auto vast zit. Het is geen goedkope oplossing maar biedt een constructeur wel veel vrijheid om tot de ideale afstemming van het onderstel te komen. Dat klinkt ingewikkeld, maar is dat ook zo?
Twee boven elkaar geplaatste driehoekige draagarmen verbinden het wiel met de auto waardoor een onafhankelijke wielophanging ontstaat. Van elke driehoek zijn twee hoeken met de auto verbonden en zit de derde hoek via een kogelscharnier vast aan het fusee of de wieldrager. Die kogelscharnieren maken veer- en stuurbewegingen mogelijk. De overige vrijheidsgraden worden door de driehoeken ingeperkt.
Om de stuurbewegingen onder controle te houden, wordt gebruik gemaakt van spoorstangen en voor de veerbeweging zijn uiteraard de veer en de schokdemper verantwoordelijk. De veer kan een schroefveer zijn, maar luchtvering is ook mogelijk, net als een dwarse bladveer of torsievering. Veer en schokdemper kunnen tussen één van de draagarmen en de carrosserie geplaatst worden, maar het is ook mogelijk om ze in de auto te monteren. Dit laatste zien we in bijvoorbeeld Formule-auto’s om de onafgeveerde massa zo laag mogelijk te houden.
Wanneer de twee boven elkaar geplaatste draagarmen even lang zijn en evenwijdig geplaatst worden, ontstaat bij inveren een parallellogram waarbij het wiel dezelfde hoek ten opzichte van de auto houdt. Dat klinkt mooi maar is eigenlijk ongewenst. Door de bovenste arm korter te maken dan de onderste (er ontstaat een trapezium) zal het wiel bij inveren een beetje naar binnen kantelen, waardoor een negatief camber ontstaat. Wanneer de auto in een bocht overhelt (ten opzichte van de carrosserie veert het wiel dan eigenlijk in) draagt dat negatieve camber bij aan een stabieler bochtgedrag van de auto.
Ook de hoek die de draagarmen ten opzichte van elkaar maken, heeft invloed op het karakter van de auto, ze bepalen de positie van het rolcentrum (het punt waar de auto omheen draait bij het overhellen). En de hoek die de scharnierpunten van de twee draagarmen ten opzichte van elkaar hebben bepalen op hun beurt (samen met de geometrie van de andere as) het punt waar de auto bij het remmen omheen duikt (of achterover helt bij het optrekken).
De constructie met de twee boven elkaar liggende driehoeken maakt het mogelijk om de neus van de auto laag te houden. Wanneer echter meer ruimte nodig is om bijvoorbeeld een grote dwarsgeplaatste motor kwijt te kunnen is het ook mogelijk om de bovenste draagarm kort te houden en z’n positie naar boven (zelfs tot boven het wiel) te verplaatsen. Al met al biedt de wielophanging met dubbele driehoekige draagarmen veel vrijheid aan de constructeur. Het is echter niet de meest simpele en goedkoopste constructie, waardoor bij auto’s waar de prestaties er minder toe doen vaak voor eenvoudigere en budgetvriendelijkere oplossingen gekozen wordt zoals bijvoorbeeld de McPherson-veerpoot (voor) of een torsieas (achter).