Ultima Can Am - 2007 - Blits Bezit
Brullen naar Bruce
21 reacties
Video
Helaas kunnen wij deze video niet weergeven, omdat je niet akkoord bent gegaan met de
cookie voorwaarden.
Onze video speler heeft rechten nodig voor de "Social Media".
Wijzig je cookie instellingen
- Dennis van Loenhout
- Blits bezit
Of de Ultima een straatauto is? Bedenker Lee Noble vindt resoluut van niet, maar toch rijdt deze Ultima Can-Am op de Nederlandse wegen. Met een schreeuwende V10 achterin, en voorin een bestuurder die misschien nog wel harder schreeuwt van pure opwinding. Deze auto is de straat bijna net zo ver voorbij als de rede. Zou Bruce McLaren dat ook gevonden hebben?
Geen straatauto dus. Dat is misschien wel het eerste wat opvalt als je de Ultima Can-Am bekijkt. Dat deze auto uit een ander universum komt dan gezins-hatchbacks, cross-overs en EV’s is wel zeker. Hij is laag en breed en heeft een profiel dat niet alleen herinnert aan de Can-Am- monsters van weleer, maar ook aan de Groep C-racewagens uit de jaren 80. Voor wie die niet kent: dat waren de auto’s die op het rechte stuk van Hunaudières op Le Mans slingerend, stuiterend en nog net niet opstijgend de 400 km/h aantikten. Deze auto vereist stalen zenuwen, ijzeren ballen en haar op je tanden.
RACEWAGEN
In de wereld van supercars is Lee Noble geen onbekende. Met de M10, M12, M400 en M600 oogstte zijn Noble Automotive de laatste jaren zo veel lof en bewondering, dat iedereen alweer is vergeten dat Lee Noble ook verantwoordelijk is voor de Ultima. Deze auto is relatief onbekend en wordt soms wat minachtend afgedaan als ‘slechts een kit car’. Niets daarvan. De Ultima
is eigenlijk alles wat zijn naam pretendeert: een poging van Lee Noble om de ultieme auto te bouwen. In zijn hoofd was de Ultima echter vooral een race- wagen. En wel een racewagen waarmee hij begin jaren 80 zelf kampioenschappen won. Niet alleen als rijder, maar ook als ontwerper sloeg Noble de spijker op zijn kop. Met zijn achterwiel- aandrijving, middenmotor, buizen- frame en glasvezel koets was de Ultima licht, wendbaar en snel.
Nobles klanten toonden zich onder de indruk van de Ultima en sloegen ook aan het winnen. Temidden van al dat succes ontstond het idee om van de Ultima een straatauto te maken. Al in 1983 presenteerde Noble de Ultima als straatauto, met ophangingsdelen van een Ford Taunus en een motor en trans- missie uit een Renault 30. In ontwerpen bleek Noble beter dan in marketing. Een veel geziene auto werd die eerste Ultima niet, maar hij zat wel zo goed in elkaar dat hij zou voortleven, ook nadat Noble begin jaren 90 zijn handen van het project trok en de rechten op de Ultima verkocht. “De Ultima is ontworpen als kostenefficiënte racewagen”, zegt Noble nu. “Ik heb de Ultima nooit als straatauto gezien. Nog steeds niet eigenlijk. De Ultima is gewoon geen straat- auto, maar hij is ontegenzeggelijk erg leuk op korte ritten en mooie wegen. Dat zeker.”
ALBERT EN EDWARD
Niet alleen Noble was overtuigd van de Ultima. De kwaliteiten van het model werden pas echt in perspectief geplaatst door een gentleman met de naam Ron Dennis. In de jaren 80 was dat de baas van het succesvolste Formule 1-team van dat moment, McLaren, dat met Niki Lauda, Alain Prost en Ayrton Senna titels veroverde. Dennis had nog een ambitie: de ultieme supercar voor op straat bouwen. Hoe dat afliep – met de legendarische McLaren F1 – weten we al, maar dat het begon met de aankoop van twee Ultima’s is veel minder bekend. Chassis 12 en 13 van de Ultima Mk3 werden aangekocht door de McLaren Group. De twee Ultima’s werden liefkozend Albert en Edward gedoopt. Ze werden gebruikt om allerlei onderdelen te ontwikkelen en te testen. Zo werd de beoogde versnellingsbak voor de F1 aan Albert geschroefd, net als de V8 van Chevy-origine die het koppel van de latere BMW V12 moest simuleren. Albert kreeg zelfs een centraal geplaatste bestuurdersplek zoals ook de F1 die zou krijgen.
Edward mocht op weg met de BMW V12, om te kijken hoe dat blok zich hield in een chassis dat was bedacht door een getalenteerde ontwerper en dat qua dimensies veel lijkt op de McLaren F1. God hebbe de ziel van Albert en Edward, want de twee Ultima’s overleefden het ontwikkelingsproces van de McLaren F1 niet. De relatie tussen Ultima en McLaren deed dat wel. Toen McLaren aan de slag ging met de ontwikkeling van de MP4-12C kocht het weer een Ultima om als testauto te dienen, een GTR deze keer. Over ‘goede genen’ gesproken ...
GOEDE GENEN
Goede genen, daar doet deze knaloranje en oer-Hollandse Ultima Can-Am nog een schepje bovenop. De Ultima GTR kon je bestellen als kit car of als kant- en-klare, turnkey supercar. Je kon ook kiezen voor de versie zonder dak, de Can-Am. Welke keuze je ook maakte, achterin de Ultima kwam vrijwel altijd een small block-V8 van Chevrolet te liggen. En dat is niet zo’n kleine jongen als de naam wellicht doet vermoeden, want hij haalde uit 5,6 liter toch gauw zo’n 350 pk, terwijl de weegschaal de duizend kilo op geen stukken na aantikt. Make no mistake, met die V8 achterin is de Ultima absurd snel, maar het kan altijd sneller. Zo is een V10 van Lamborghini nog een flink stuk sterker dan zo’n Chevy V8 en hij klinkt bovendien een heel stuk smakelijker. Eender welke auto er als verpakking omheen zit – een Lamborghini Gallardo, een Audi R8, of een S6 – ze zijn allemaal razendsnel dankzij de ruim 500 pk die de van origine Italiaanse V10 uitbraakt. De Ultima sprint ze allemaal voorbij met dit huilende stukje kunst op zijn rug. Beter dan ooit komt de filosofie van Lee Noble tot uiting, want wie in deze Ultima minder dan een volbloed race- wagen ziet, doet hem te kort.
Die vaststelling betekent ook dat deze auto, hoe straatlegaal hij ook is, meer behoeft dan slechts een gewone chauffeur. Je kunt niet buiten een rijbewijs, maar een racelicentie is een pre. Wie deze Ultima bestuurt, moet weten wat hij doet, want elke verkeerde beweging wordt keihard afgestraft. Kundige chauffeurs worden daarentegen beloond met een ervaring die nergens anders op straat te vinden is.
AU BAIN-MARIE
We zeggen het niet graag, maar om die ervaring te omschrijven, schieten woorden en beelden te kort. Een auto als deze maakt ge- hakt van het uiterlijk vertoon waar sportwagenbouwers als Ferrari, Lamborghini en Porsche zich mee omringen. De Ultima is de essentie van autorijden en niets dan dat. Meer heb je niet nodig. Vering is er, maar slechts mini- maal. Het grootste deel van de schokdemping komt uit je zitvlees en wervelkolom. De motor bevindt zich hooguit 25 centimeter achter je oor. Hoe meer gas je geeft, hoe meer de haren op je armen overeind staan en hoe groter ook de kans op een gehoorbeschadiging.
De wind vang je vol in je gezicht en daardoor lijkt het bij 60 km/h al hard te gaan. Maar 60 is een lachertje voor een auto als deze. Bij 60 gaapt de Ultima, en sneert hij iets van you ain’t seen nothing yet. Potentieel heeft deze auto in massa’s, maar dat geeft hij niet zomaar prijs. In de Ultima is het werken of zelfs afzien geblazen. De dubbelplaats koppeling is loodzwaar, in het stuur voel je elke trilling en bij zelfs maar een fractie te veel gas doet dat stuur alles om zich aan je grip te ontworstelen. En de hitte. Man, de hitte. De V10 – die dus een paar centimeter achter je staat – produceert daar oneindige hoeveelheden van en zorgt ervoor dat je in de cockpit au bain-marie gaar suddert, terwijl je doodsangsten uitstaat. Rijden in een V10-powered Ultima is een ervaring die je nooit meer vergeet. Of je getraumatiseerd of smekend om meer uitstapt, is een kwestie van persoonlijkheid, maar wie weet hoe de Lambo- V10 klinkt, neigt ondanks alles waarschijnlijk naar het laatste.
BRUCE
De sensaties die deze auto biedt zijn ongeëvenaard, maar maken je ook bewust van je omgeving. Want hoewel hij op de straat mág rijden, wordt al snel duidelijk dat de straat deze Ultima niet goed past, als schoenen die een maat of twee te klein zijn. Lopen kan wel, maar gezond is het niet. De woorden van Lee Noble echoën na. De Noble is gewoon geen straatauto. Trouwens, de oranje kleur van deze Hollandse Ultima is niet voor niets gekozen. Met ons koningshuis of met het Nederlands elftal heeft het niets te maken. De eigenaar knipoogt met zijn kleurkeuze naar de fameuze Can Am-wagens waar- mee McLaren in de jaren 70 de concurrentie liet beven. Wéér McLaren. De oranje kleur op de flanken van deze Ultima maakt de symboliek compleet en de cirkel rond. Als McLaren er een gewoonte van maakt om zijn Ultima’s een naam te geven, mogen wij dan voorstellen om deze Bruce te noemen? Albert en Edward zouden vast geen bezwaar hebben. En wellicht zou Bruce McLaren zelf het ook wel een mooie gedachte vinden. Wij durven daar wel op te gokken.
BLITSE BEZITTER
“Zo’n auto rijd je voor jezelf”, zegt Maurits Kleipool over zijn Ultima. “Ik houd van alles wat apart en bijzonder is. Ik vind dat ervaringen een auto leuk maken. Zo had ik ooit een Ruska-buggy, waarmee ik naar mijn werk als reisleider in Spanje reed. Dat was mijn eerste ervaring met een kit car en die is me bijgebleven. Aan de basis van deze Ultima staat mijn wens om ooit eens een scratchbuild te doen. Ik ben een bouwer, ik houd ervan om dingen uit te vinden en te maken. Bij een Ultima is dat een deel van het avontuur.
Ik leerde de Ultima kennen toen een dealer bij mij in de buurt een Ultima-demo had. Die hoorde ik voorbij brullen en toen dacht ik: oké!. Hij bleek absurd duur, maar ik wilde hem hebben. Toen vond ik online een Ultima-kit voor een idioot lage prijs. Die heb ik meteen gekocht. Hij bleek incompleet, maar toen was het al te laat: ik was verkocht, ik wilde definitief mijn eigen Ultima. Samen met een vriend, die metaalbewerker is en onder meer een CNC-machine in zijn schuur heeft, begon ik aan de bouw. Veel te ambitieus! Maar in zo’n project zijn de disastrous failures het leukste. We hebben zelf uprights gemaakt uit een blok aluminium en moesten zelf gasklep- huizen maken. Een enorme klus, omdat het haast onmogelijk is om de ontstekings- volgorde en het motormanagement op één lijn te krijgen. Ook de afstelling was een serieuze klus. Wanneer is de geometrie perfect, hoe stel je de rembalans af? Op zeker moment besefte ik dat ik een auto bouwde die mijn pet te boven ging. Dit is een racewagen en die heeft serieuze engineering nodig. Dankzij een motormanagementsysteem van Kronenburg loopt de motor nu perfect en is de auto zoals ik hem wilde. Deze auto bewijst dat supercars bullshit zijn. De Ultima is sneller, voor veel minder geld, maar hij kost alsnog te veel voor wat het is.
Het doet er niet toe. De lessen die ik door dit project heb geleerd, zijn priceless.”
Dit artikel is gratis te downloaden in PDF-formaat. Hiervoor maak je eenmalig een AutoWeek account aan, waarna je onbeperkt uit het AutoWeek archief kunt downloaden.
Lezersreacties (21) (gesloten)
De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.