en nog veel meer..
Om te kunnen inloggen op Mijn AutoWeek moet u akkoord gaan met onze privacy voorwaarden.
Het is hartje winter als de nieuwe Lexus ES het strijdtoneel van het E-segment betreedt. Maar het weer vormt niet de grootste uitdaging. Die komt in de vorm van twee concurrenten: de Audi A6 en de Volvo S90.
Toewijding kun je het Japanse merk Lexus niet ontzeggen. Hoewel succes voor merken van buiten ons continent allerminst vanzelfsprekend is, daagt het merk al twintig jaar de gevestigde orde uit. Met de GS probeerde het een alternatief te vormen voor de sportieve kandidaten in het E-segment, wat helaas nooit overtuigend lukte. In plaats van trekken aan een dood paard heeft Lexus besloten om het eens over een andere boeg te gooien. De in de VS razend populaire ES mag voortaan de Japanse eer verdedigen in dit segment. Dat betekent dat er voortaan een auto met voorwielaandrijving in de prijslijst staat bóven de achterwiel- aangedreven IS. Op zich al een vrij unieke situatie. Voorwielaandrijving in dit segment komt wel vaker voor. De Audi A6 en de Volvo S90 hebben die ook en vormen zodoende dus de meest voor de hand liggende kandidaten voor een triotest.
De aangedreven as blijkt in het geval van de ES lang niet het enige wat afwijkt van de conventie. Waar de Audi en Volvo een ruime keuze aan motoren in de prijslijst hebben, blijft het gamma van de Lexus beperkt tot één optie: de 300h. Een hybride aandrijflijn, bestaande uit een nieuwe 2,5-liter viercilindermotor en een elektromotor. De verbrandingsmotor levert een relatief laag specifiek vermogen van 178 pk, maar het thermische rendement ligt met 41 procent wel heel hoog. Met andere woorden: hij brengt iets minder kracht voort, maar daarvoor vraagt de motor aanzienlijk minder brandstof. Bovendien krijgt de turboloze viercilinder assistentie van een 120 pk sterke elektromotor. De twee werken samen in de nieuwste generatie hybride transmissie van moederconcern Toyota. Die kan nog steeds de twee motoren continu laten variëren in draaisnelheid, maar het geheel is wat compacter verpakt. Omdat de twee motoren hun maximale vermogen bij verschillende toerentallen leveren, komt er helaas geen 298 pk uit het totaal, maar 218 pk. Nog steeds niet weinig natuurlijk, maar belangrijker voor de gebruikservaring: de elektromotor kan een groter deel van de arbeid leveren en de verbrandingsmotor zelf heeft voldoende vermogen om niet te veel toeren te hoeven maken. Dat komt de rust aan boord ten goede, want bij vlot accelereren schiet de motor niet direct naar de hoogste toerenregionen. Alleen als de volle mep eruit moet komen, gaat de 2.5 flink brullen. Dan valt op dat de ES voor een auto met 218 pk niet overdreven snel accelereert. Lekker vlot, maar geen echte overmacht.