Zo lang is er al airco in auto's
Amerikanen het eerst
Met voortschrijdend technisch inzicht zijn we in de loop der jaren steeds beter in staat complexe systemen te beheersen. Desalniettemin vindt veel moderne techniek zijn wortels in het verleden, zo ook de all-American airconditioning. Die is nu niet meer weg te denken, zelfs niet bij gebruikte stadsautootjes van tien jaar oud, maar 80 jaar geleden gold het als iets heel bijzonders. En vele decennia erna ook nog. Hier lees je hoe lang autofabrikanten al met airco bezig zijn.
Anno 2024 is zelfs het kleinste boodschappenautootje van tien jaar oud met airconditioning te koop. Zo vanzelfsprekend is het echter niet altijd geweest. In zijn begindagen is de auto niet veel meer dan een koets zonder paard, veelal open en daarmee de inzittenden overleverend aan de weergoden. Tegen regen en kou moet je je kleden, al wordt daar met de komst van de gesloten carrosserie wel mee afgerekend. Koeler dan de buitenlucht wordt het echter niet. Of toch wel? Al in 1884 komt de Amerikaan William Whiteley met een oplossing waarbij ijsblokken in kratten onder de vloer van een paardenkoets worden geplaatst. Een door een van de assen aangedreven ventilator blaast vervolgens lucht langs het ijs de koets in. Misschien broddelwerk van het betere soort, maar wel een begin, want airco’s blazen vandaag de dag nog steeds lucht over een koud element.
Koelkastfabrikant Kelvinator pakt het goed aan in 1930
Serieus wordt het pas wanneer koelkastfabrikant Kelvinator (het merk bestaat nog steeds en is tegenwoordig onderdeel van Elektrolux) in 1930 een koelkastmodule achter op een Cadillac monteert. Voor de aandrijving van de 370 watt koeleenheid wordt een kleine, 1,5 pk sterke verbrandingsmotor gebruikt. Het blijft bij een experiment. Desalniettemin triggert het in het decennium voor de Tweede Wereldoorlog wel alle grote Amerikaanse autofabrikanten, die achter de schermen allemaal aan de slag gaan met de ontwikkeling van interieurluchtkoelers. Uiteindelijk is Packard (dat in die dagen op het zelfde exclusieve niveau acteert als bijvoorbeeld Rolls-Royce) in 1939 de eerste die een auto presenteert met airco.
Het systeem wordt overigens door een externe partij (Bishop and Babcock Co.) achteraf in de kofferruimte gemonteerd, maar wel onder auspiciën van Packard. Van 1940 tot 1942 levert Packard 1.500 auto’s met airco. General Motors kan niet achterblijven en in 1941 (slechts één jaar) worden er 300 Cadillacs voorzien van airconditioning. Helemaal lekker werken al deze systemen nog niet. Zo wordt er geen verse lucht van buiten gebruikt, maar wordt de interieurlucht gerecirculeerd, wat de luchtkwaliteit in de auto niet ten goede komt, zeker niet als er door de inzittenden ook nog wordt gerookt. En met de verdamper in de achterbak krijgen de passagiers op de achterbank al snel een natte rug van de neergeslagen condens. O, en of het niet genoeg is: de airco is in die dagen nog niet te regelen. Je kunt hem alleen uitzetten door onder de motorkap de aandrijvende snaar van de poelies te halen. Maar goed, voor wie het zich kan veroorloven, is het beter dan zweten.
Verkoeling in de zomer, verwarming in de winter
Na de oorlog de oorlog wordt de draad weer opgepakt met verbeterde systemen en komen ook verschillende onafhankelijke leveranciers met achteraf in te bouwen airco-installaties. Voor het grote publiek worden ze echter pas bereikbaar wanneer autofabrikant Nash (dat inmiddels koelkastfabrikant Kelvinator heeft ingelijfd) in 1954 voor $395 met een af fabriek-oplossing komt onder de naam Weather Eye. Met slechts één draaiknop zorgt de Weather Eye voor de juiste temperatuur in de auto, ’s zomers voor verkoeling, ’s winters voor verwarming. Toegegeven, dankzij slimme elektronica zijn de airco’s anno 2024 vele malen nauwkeuriger te regelen en kunnen alle inzittenden als het moet hun eigen klimaat instellen, de basis van de moderne airconditioning grijpt echter nog steeds terug op het principe van de Weather Eye. Hoe die werkt, zie je op de hoofdafbeelding bij dit artikel.