Seat Leon weer als PHEV

Een plug-in hybride-versie van de Seat Leon was er al eerder. Wie de laatste tijd een Leon als stekkerhybride wilde, moest echter aankloppen bij Cupra voor een Cupra Leon. Nu is hij er ook weer als Seat. De aandrijflijn is in zijn afwezigheid geen steek veranderd en levert nog altijd 204 pk en 350 Nm. Precies zoals in de Volkswagen Golf e-Hybrid én de Cupra Leon dus, al zijn die auto’s er ook als PHEV met 245 pk.

De Seat Leon 1.4 TSI e-Hybrid heeft ook nog steeds een accu van 12,8 kWh, waarmee hij als hatchback 63 kilometer elektrisch moet kunnen rijden. De hybride Leon is er ook weer als Sportstourer – stationwag0n dus – en houdt het dan één theoretische kilometer minder lang vol op stroom.

Wat ook niet verandert, is dat Seat de e-Hybrid-aandrijflijn koppelt aan de sportieve FR-aankleding. Het gaat standaard om een FR Business Intense en dat betekent dat 17-inch lichtmetaal, een sportonderstel, een grijze afwerking van grille en buitenspiegels, navigatie, sfeerverlichting, stuurwielverwarming en adaptieve cruisecontrol tot de standaarduitrusting behoren. Hij kost als hatchback minimaal €42.850 en als Sportstourer €44.050. Opvallend: een Cupra Leon is er met deze aandrijflijn vanaf €42.990 en heeft dan een goed vergelijkbare uitrusting en zelfs grotere wielen en een groter scherm. De Cupra Leon Sportstourer kost als PHEV met 204 pk minimaal €44.490.

Cupra in plaats van Seat

Seat gaat als bedrijf gewoon door, maar zal als automerk voor consumenten op termijn geheel worden vervangen door Cupra. Cupra’s zijn echter ook producten van Seat S.A., zoals de Spaanse tak van Volkswagen officieel heet. Het autoconcern vindt Cupra kennelijk beter bij de huidige tijd passen en zet Cupra nadrukkelijker als een sportief en eigenzinnig merk neer dan Seat, hoewel ‘sportief’ ook bij Cupra zeker niet automatisch ‘snel’ betekent. Bij de overgang van de ene naar de andere merknaam speelt wellicht ook een rol dat Cupra in Noord-Amerika aan de slag wil. De merknaam ‘Seat’ – seat, zetel – wordt in deze enorme Engelstalige markt wellicht als lastig uitlegbaar gezien, hoewel de Britten er uiteindelijk ook aan gewend zijn.