Het stimuleren van schone auto's begon al in 1997
Van 'deels elektrisch' tot energielabels
De laatste euro subsidie voor de aanschaf van een elektrische auto is vergeven, waarmee dit SEPP-tijdperk definitief ten einde komt. SEPP bestond sinds 2020, maar Nederland kent al langer stimuleringsmaatregelen voor 'schone' auto's dan je denkt.
Nederland kent een lange geschiedenis van het ‘promoten’ van (relatief) schone (zuinige) personenauto’s. Daartoe heeft de overheid ook allerlei mogelijkheden, want auto’s worden hier zwaar en op allerlei manieren belast en dus zijn er allerlei knoppen om aan te draaien. De bekendste en meest ingrijpende maatregel is zonder twijfel die van bijtellingsvoordeel geweest. Lage bijtellingstarieven van 14, 7 of zelf 0 in plaats van 22 of 25 procent zorgden ervoor dat bepaalde modellen in specifieke jaren niet aan te slepen waren, maar werkten dus wellicht wat té goed.
Subtieler en minder bekend zijn subsidies die (ook) voor particulieren gelden. SEPP was zelfs specifiek daarvoor bedoeld, als evenknie van de vele voordelen die zakelijke rijders lange tijd hadden bij aanschaf van een EV. Doordat de bpm sinds 2013 volledig op CO2 is gebaseerd, vallen auto’s met een lage CO2-uitstoot in Nederland als het ware automatisch in de prijzen. Zo'n belastingkorting laat zich alleen door de bril van XR-demonstranten als echte subsidie omschrijven, maar het levert met name voor hybrides en plug-in hybrides enorme voordelen op. Krachtige PHEV's zijn in Nederland niet zelden goedkoper dan eenvoudige basisversies, allemaal door de manier waarop de bpm is opgebouwd.
1998: 0 bpm voor EV's en hybrides
Voor 1997 was de bpm voor iedereen gelijk. Speciale maatregelen voor zuinige auto's waren er niet en voor elektrische auto's evenmin, om de simpele reden dat die elektrische auto's er zelf nog niet waren. Iedereen betaalde mooi 45,2 procent bpm, waarbij de uitkomst van die rekensom voor benzineauto's werd verminderd met €1.540 en voor diesels met €580.
Dat bleef zo na 1 juli 1997, maar toen kwam er een subtiel zinnetje bij: 'Geen bpm voor motorrijtuig met elektromotor.' Dat gold dan voor 'personenauto's die zijn ingericht en bestemd om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een elektromotor'. Van dat 'hoofdzakelijk' kreeg men kennelijk spijt, want met ingang van 1998 werden de eisen voor het nihiltarief stevig versoepeld. Vanaf dat moment is de eis dat de personenauto in kwestie 'alleen of mede' wordt aangedreven door een elektromotor, wat verklaart waarom we op de eerste Prius-prijslijsten inderdaad een bpm-bedrag van €0 zien staan.
2006: bpm-korting voor zuinige auto's
In 2006 vond de politiek het tijd om bpm-korting ook voor niet-hybrides te laten gelden. Het belangrijkste wapen daarbij waren energielabels, die voor personenauto's sinds 2001 bestaan. In 2002 werd er naar verluidt al meteen wat geëxperimenteerd met bpm-kortingen, maar in 2006 ging dat officieel van start. Vanaf dat jaar kregen auto’s met een A-label €1.000 korting op de bpm en gold voor auto’s met een B-label nog altijd een korting van €500. Toch leuk, zeker omdat bpm in die tijd verder een vaste aanslag van zo’n 45 procent van de kale prijs was. Het Compendium voor de Leefomgeving schrijft dat het directe en meetbare gevolgen had voor de verkoopcijfers van zulke ‘schone’ auto’s. Overigens is een energielabel in Nederland een relatief iets, omdat het wordt bepaald aan de hand van het brandstofverbruik in verhouding tot het formaat. Ook grotere auto’s konden dus in aanmerking komen voor de korting.
In 2006 werd ook bepaald dat auto’s met een ongunstig energielabel juist extra bpm voor de kiezen kregen, al ging het om maximaal 540 euro. Sinds bpm geheel afhankelijk is van CO2-uitstoot lachen we daarom, maar het begin van het 'straffen' van onzuinige auto's was er.
Roetfilters
Los van bpm-kortingen op schone auto’s was er ook al eens een echte subsidie. Die werkte vanaf 2007 met een vast ‘potje’ dat gedurende het jaar op kon raken, net als SEPP dus. De subsidie bedroeg hier ‘slechts’ 500 (later 400) per persoon, maar was dan ook niet bedoeld om de kosten van de aanschaf van een hele auto te dekken. Nee, het ging om het laten inbouwen van een roetfilter om dieselauto’s minder vervuilend te maken. Eens niet CO2-gerelateerd dus, maar volgens het toenmalige ministerie van VROM wel goed voor het terugdringen van de fijnstof-uitstoot met 50 tot 95 procent.
Wat vind jij van de doorlopende pogingen van de Nederlandse overheid om schone en zuinige auto’s te stimuleren? Een goed idee, of is het nu wel mooi geweest? We horen het graag!