Het is 100 jaar geleden dat de art-deco-auto's zelfs kunstliefhebbers in vervoering brachten
Kunst op wielen
- Dieter Günther
- FOTO'S AutoBild Klassik
- Achtergrond
Honderd jaar geleden was art deco stijlbepalend voor huizen, meubels en de nog jonge auto-industrie. Peugeot, Opel, Adler en Chrysler zorgden voor de grootste productieaantallen, maar van dé automobiele art-deco-legende werden slechts vier exemplaren gebouwd.
Het begon allemaal in 1925 in Parijs. Waar ook anders? De Franse hoofdstad was op dat moment zo ongeveer de culturele hoofdstad van Europa. Hier leefden en werkten wereldberoemde kunstenaars, zoals de schilder Pablo Picasso, de fotograaf Man Ray en de schrijver Henry Miller, die in Parijs zijn autobiografische roman ‘Quiet days in Clichy’ aan de wereld presenteerde. Het is dus niet zo vreemd dat hier van 28 april tot 25 oktober 1925 de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes plaatsvond. De beurs voor kunstnijverheid en industrieel design werd achteraf het startpunt en de naamgever voor de art-deco-stijl genoemd. De stijlrichting bepaalde met zijn gestructureerde lijnenspel in de pak hem beet vijftien jaar die daarop volgde de vormgeving van progressieve gebouwen, interieurstukken, kleding, sieraden en zelfs auto’s. Met de van de Jugendstil afgeleide, maar veel strenger uitgevoerde deco-elementen en al beïnvloed door het industriële karakter van de Bauhaus-stijl pasten ze perfect in de roaring twenties.
Chrysler Building
Sommige ontwerpen zijn iconisch geworden, wat bovenal geldt voor de Chrysler Building in New York met zijn rechtlijnige gevel en de chromen top met boven elkaar geplaatste bogen. Sommige interieurelementen worden zelfs tot de dag van vandaag gemaakt, bijvoorbeeld de tafellamp die in 1935 werd ontworpen door de Ierse ontwerpster Eileen Gray, net als haar kleine ronde bijzettafel E 1027 van chroom en staal. Ze was zelf overigens met stomheid geslagen toen een exemplaar van de door haar in haar jonge jaren vormgegeven en in kleine oplage geproduceerde bank later in Groot-Brittannië werd geveild voor 9.000 pond, terwijl je voor 5.300 pond een nieuwe Aston Martin DBS V8 kon kopen.
Bugatti T 57 SC Atlantic beroemdste art-deco-auto
Met name de art-deco-auto’s waren vaak luxeproducten. Het beroemdste exemplaar is de adembenemend fraaie Bugatti T 57 SC Atlantic. Daarvan werden in 1937 en 1938 slechts vier exemplaren gebouwd, maar toch is het een icoon uit de merkgeschiedenis en een van de bekendste vooroorlogse auto’s überhaupt. Mode-ontwerper Ralph Lauren heeft naar het schijnt 50 miljoen dollar neergeteld voor een Atlantic. Het model speelt zelfs een hoofdrol in de roman ‘Grand Prix’ van Martin Walker. Bij alle pracht en praal speelde de techniek slechts een ondergeschikte rol, ook al leverde zijn 3,3-liter achtcilinder-in-lijnmotor met Roots-compressor 200 pk, wat indertijd een waanzinnig vermogen was. Nee, het is het design dat van deze auto een markante icoon maakt.
Voisin C 27 Aérosport uit Frankrijk
Frankrijk bracht ook de Voisin C 27 Aérosport (foto onder deze alinea) uit 1934 voort. Het model wordt aangedreven door een drieliter zescilinder met circa 100 pk en heeft een topsnelheid van ongeveer 150 kilometer per uur. De eigenzinnige, door Figoni & Falaschi gecreëerde carrosserie maakt van de C 27 een loepzuivere art-deco-auto. Succesvol was het model helaas niet, want er werden slechts twee exemplaren gebouwd. Avions Voisin, zoals de fabrikant officieel heette, ging failliet. De gestroomlijnde, door Jean Andreau op spectaculaire wijze vormgegeven en door Saoutchik gebouwde Hispano-Suiza H6C Xenia (foto met de twee dames bij de gestroomlijnde neus) heeft Spaanse roots, maar werd sinds 1938 in Zwitserland gebouwd. Uit angst om verwikkeld te raken in de Spaanse burgeroorlog vestigde constructeur en bedrijfsoprichter Marc Birkigt zich namelijk in Genève.
Er is een reden voor de indrukwekkende lijst met luxueuze art-deco-auto’s. Het gebruik van hoogwaardige materialen en een zorgvuldige afwerking zijn namelijk kenmerkend voor bijna alle art-deco-ontwerpen. De kwaliteit, de uitstraling en de prijs geven de art-deco-designtaal het imago uitsluitend iets te zijn voor een elitaire, goed gesitueerde bovenlaag.
Peugeot bracht art deco in grotere aantallen op de weg
Pas in de loop der tijd ontstaan er art-deco-massaproducten, die de populariteit verhogen en de producten voor een groter publiek toegankelijk maken. Niet alleen op het Europese vasteland, maar ook in Groot-Brittannië, Israël en de Verenigde Staten, waar zelfs wordt gesproken over American Art Deco. Die bleef echter altijd nauw verbonden aan het Franse origineel.
In de auto-industrie was Peugeot een van de spelers die ervoor zorgde dat de art-deco-stijl daadwerkelijk op de weg te zien was. Het merk bouwde circa 75.000 auto’s met dit design. In 1935 werd het doek van de chique Peugeot 402-modellen getrokken, die waren voorzien van viercilindermotoren die uit een inhoud van twee liter een vermogen van 55 pk haalden. Ze waren door Henri Thomas voorzien van een fraai design en maakten indruk met carrosserieën met een snufje art deco, met koplampen die achter de rechtlijnige grille waren geplaatst. Voor een technisch hoogstandje zorgde Georges Paulin, in het dagelijks leven tandarts, die met een nieuw mechanisme het stalen dak van de cabrioletversie met een druk op de knop in de bagageruimte liet verdwijnen. Je moet er wat voor doen om een modern design te realiseren!
Mag het iets meer zijn? Geen probleem. De Opel Kapitän beschikte over een zelfdragende carrosserie en had zes cilinders, hoewel hij toch dicht bij het volk bleef staan. Het model werd geleverd als twee- en vierdeurs sedan en als twee- en vierdeurs cabriolet. Voor de aandrijving zorgde een 2,5-liter lijnmotor met goede loopeigenschappen en een vermogen van 55 pk, waarmee de topsnelheid 125 km/h bedroeg.
Adler
Ook de vergelijkbaar gemotoriseerde Adler 2,5 l Autobahn is een art-deco-model, ook al had de fabrikant het zelf over een ‘stroomlijnvorm’. De Duitse fabrikant bediende in tegenstelling tot zijn Franse concurrenten niet het luxe- en middenklasse-segment, maar uitsluitend de hogere middenklasse, met succes overigens. Tot 1940 werden meer dan 25.300 Opels Rekord verkocht en circa 5.300 Adlers Autobahn.
En hoe ging het in andere landen? Zweden droeg de ‘Carioca‘ genaamde Volvo PV 36 bij, die over een carrosserie beschikte die was vormgegeven in een bijna klassieke art-deco-vorm. Helaas reageerde de klantenkring niet bijster enthousiast: van 1935 tot 1938 produceerde Volvo maar ongeveer 500 exemplaren. Ook geen succes was de Chrysler Airflow met zijn vloeiend-elegante lijnenspel, die eveneens indruk maakt met zijn carrosserie in art-deco-stijl en bedroevend slecht verkocht. In 1935 vonden nog geen 8.000 exemplaren een koper, indertijd al een flop voor Chrysler.
Lees ook
Deze bloedmooie Jaguar XJ6 en BMW 2800 moesten de Mercedes S-klasse aanvallen
Gebruikte Mazda CX-3 kan door voor nieuw
Renault 5 GT Turbo (1990) - Klokje rond klassiek
