Het afscheid van de Volvo 300-serie - Uit de Oude Doos
Einde van een tijdperk
Dertig jaar geleden kwam er een einde aan de productie van de Volvo 300-serie. Een moment om uitgebreid bij stil te staan, want het betekende specifiek voor Nederland het einde van een tijdperk.
In het vroege voorjaar van 1991 liep de laatste Volvo uit de 300-serie van de band in Born. Na dik 1,13 miljoen geproduceerde exemplaren hield het op voor de auto die eerst als 343 en 345 op de markt verscheen en later verkocht werd als 340 en 360. Een razend succesvol model dus en dat was al reden genoeg om bij het einde stil te staan. Er was echter natuurlijk nog een reden: de eerste grote stappen die leidden tot de 300-serie werden namelijk nog gezet in samenspel tussen Volvo en Daf. In beginsel was de auto dus een deels Nederlandse creatie, niet alleen vanwege de productie in Limburg. Met het einde van de productie was het dus ook gedaan voor het laatste grote wapenfeit van Daf als personenautofabrikant.
De oorsprong van de Volvo 300-serie ligt bij de plannen die Daf eind jaren 60 had. De 66 stond natuurlijk al op de planning, maar Daf had de ambitie om ook met een groter model te komen. Het sloeg hiervoor uiteindelijk de handen ineen met Volvo, omdat het volledig zelf ontwikkelen ervan een te grote stap bleek. Volvo keek met grote interesse naar de plannen die al op tafel lagen. Eerst waren er de studiemodellen P200 en de P500, middenklassemodellen waar Daf de 1.8 benzinemotor van Volvo van dat moment voor als krachtbron in gedachten had.
In een later stadium, op de drempel van de jaren 70, volgde de P900 en dat bleek het meest kansrijke concept. Eén van de betrokkenen van project P900, Frans Christophe, zei in 1991 bij het afscheid van de 300-serie tegen AutoWeek dat die auto ondanks z'n wortels in het Daf-tijdperk in de basis al niet meer als Daf bedoeld was. "De P900 is nooit ontworpen als Daf, maar als een auto in het kader van een samenwerking." Een samenwerking met Volvo dus, die in 1975 leidde tot de 75 procent overname van Daf's personenautodivisie door het Zweedse merk. De Daf 66 ging daarom voortaan als Volvo 66 door het leven en project P900 kreeg een jaar later een productievervolg in de vorm van de Volvo 300-serie.
Hoewel er Volvo-logo's op prijkten en de 343 en 345 door hun neus en kont duidelijk in het Volvo-gamma van destijds pasten, weigerden veel Nederlanders de auto los te koppelen van Daf. "Net na de introductie van de 343 reed ik met de nieuwe wagen iets te hard, in de buurt van Amsterdam. Ik werd ingehaald door een Porsche van de Algemene Verkeersdienst en de politieman riep door de luidspreker: 'De maximumsnelheid is 100 km/h en dat geldt ook voor nieuwe Dafjes!", aldus Christophe. Met z'n wat te krap bemeten 1.4 van Renault en de bekende Variomatic-automaat had de 343 aanvankelijk nog iets overeen met de Dafjes van weleer: het waren bepaald geen rappe roeltjes. Dat moest anders, zag Volvo, en zodoende introduceerde het in de jaren die volgden ook een 2.0 benzinemotor van Volvo en een 1.7 benzinemotor van Renault. Dieselen was uiteindelijk ook mogelijk, met een 1.6 die wederom van de schappen van Renault kwam.
De komst van grotere motoren, handgeschakelde versnellingsbakken, evenals de introductie van de sedan, maakten de 300-serie steeds aantrekkelijker voor een breder publiek. 1986 was het recordjaar voor de toen toch stiekem al best een tijdje leverbare compacte Volvo. Dat had voor een belangrijk deel te maken met de toen kersverse facelift, waarmee de auto vooral aan de voorkant een wat robuustere uitstraling kreeg. Het feestje ging dus door tot in 1991 en Volvo kon met een tevreden blik terugkijken op dit Nederlandse hoofdstuk uit z'n geschiedenis. Niet in de laatste plaats omdat de auto in z'n geboorteland Nederland niet aan te slepen was. Tot op de dag van vandaag is de 300-serie met ruim boven de 100.000 verkochte exemplaren de best verkochte Volvo in ons land en eentje die vanwege z'n oorsprong een speciaal plekje in ons hart verdient. Of je 'm nou wel of niet waardeert.