Groep B-monsters worden 40: terugblik op een krankzinnig tijdperk
Over vierwielaangedreven monsters, halfgoden en tragische ongelukken
- Dennis van Loenhout
- Achtergrond
Groep B is legendarisch. Het begon als een serie regels die fabrikanten toestond om te experimenteren met 4WD, middenmotoren en een heleboel pk’s in rallywagens. Al bijna veertig jaar is Groep B een bron van verhalen, over vierwielaangedreven monsters, bestuurd door halfgoden die met snelheden van ver boven de 200 km/h op centimeters van grote mensenmassa’s voorbij brulden. Dat kon niet goed blijven gaan en dat deed het ook niet. Een serie tragische ongelukken werd het Waterloo van Groep B. Bijna veertig jaar later worden de brute kanonnen nog steeds gemist.
Ajaccio, Corsica, 8 mei 1982
In een bloedheet Ajaccio staan de auto’s af te koelen van de drie dagen durende martelgang die de vijfde ronde van het Wereldkampioenschap Rally van 1982 was. De Tour de Corse ging in 1982 over ruim 1600 kilometer, waarvan maar liefst 1.176 kilometer klassementsproef en dus volgas. In de rallywereld van 1982 wemelde het van de exoten. De Renault 5 Turbo van winnaar Jean Ragnotti steekt wat magertjes af tegen de rest van het erepodium dat wordt gecompleteerd door de Ferrari 308 GTB van Jean-Claude Andruet en de Porsche 911 SC van Bernard Béguin. Op de uitvallerslijst staat zelfs nog een BMW M1, die van Bernard Darniche. Die werd luid toegejuicht als de tot dan toe sterkste rallywagen ooit, maar haalde de finish niet. De bescheiden Skoda 120 van de Fransman Georges Marmoy deed dat wél, als 46e en voorlaatste. Meer pk’s zijn in 1982 geen garantie voor succes, zo blijkt.
Kenners hielden het erop dat de strijd in de Tour de Corse zou gaan tussen Audi en Opel, met coryfeeën als Walter Röhrl, Michèle Mouton en Hannu Mikkola in de hoofdrol. De nauwe, bloedhete asfaltkronkels van Corsica werden echter het domein van Renault en Ferrari, auto’s die uitblonken in wendbaarheid. De spotlight is vanaf dag 1 gericht op Jean Ragnotti en Jean-Claude Andruet, die zich niet laten tegenhouden door het feit dat ze geen rol van betekenis spelen in de strijd om het WK. Aanvankelijk is de Ferrari de snelste: in de eerste uren van dag 1 kan Ragnotti niks anders dan stof uit Maranello happen. Het lijkt al snel een uitgemaakte zaak voor Andruet, maar zo makkelijk is het niet. Ragnotti knokt zich terug en zet Andruet op bijna twee minuten achterstand. Op dag twee vecht een ontketende Andruet als een bezetene en weet de Renault van Ragnotti tot op een minuut te naderen. Corsica zet zich schrap voor een vlammende strijd, maar die wordt verpest door een hoosbui op de 18e klassementsproef. De servicetruck van Andruet kan daar niet in de buurt komen, waardoor de Ferrari op droogweerbanden het natte asfalt te lijf moet. Die proef kost Andruet vijf minuten en de rally. Voor de
toeschouwers is de lol er daarmee wel af. Ze zijn zich niet bewust van het feit dat er zich achter de strijd om de winst iets historisch aandient.
Op de eerste dag prijkt – heel even – de naam van Attilio Bettega op plaats twee. In de eerste kilometers van de tweede dag raakt Bettega een muur met de linkervoorkant van zijn auto. Hij crasht uit de rally en breekt zijn benen. Bettega’s teamgenoot Markku Alèn besluit de rally op een bescheiden negende plek, maar dat feit en het vuurwerk van Bettega worden bijzonder door de auto die beide mannen besturen: het is de Lancia 037, de eerste volledig volgens Groep B-specificaties gebouwde auto die hier op Corsica, in ‘overgangsjaar’ 1982, debuteert. Critici roepen al na de Tour de Corse dat de hoge snelheid waarmee de 037 van Bettega tegen de muur crasht, een voorteken is voor de toekomst. Dat Lancia en Bettega een hoofdrol krijgen in het einde van Groep B weet dan nog niemand, de fans verheugen zich slechts op een spectaculaire toekomst.
Attilio Bettega, hier in 1980 achter het stuur van een Lancia Beta Montecarlo Volumex, brak tijdens de Rally van Corsica in 1982 zijn beide benen na een heftig ongeluk met de debuterende Lancia 037. Drie jaar later verongelukte de Italiaan tijdens dezelfde rally.
Monte Carlo, Monaco, 29 januari 1983
Cesare Fiorio, de baas van het Martini-Lancia rallyteam, lacht. Daar heeft hij alle reden toe: zijn coureurs Walter Röhrl en Markku Alèn hebben zojuist de concurrentie de oren gewassen in de Monte Carlo Rally. Röhrl wint maar liefst 11 van de 21 klassementsproeven en blijft zijn teamgenoot een ruime vijf minuten voor. De oppermachtig gewaande Audi Quattro’s van Mikkola en Blomqvist blijven als verdoofd achter, ze krijgen bijna een kwartier aan hun broek van Röhrl. Achter de Audi’s eindigen de Opel Ascona’s van het Rothmans-team, waarmee Röhrl in 1982 nog wereldkampioen werd. Röhrl timede zijn wissel naar Lancia uitstekend. Geen wonder dat hij minstens zo breed lacht als zijn teambaas.
Markku Alèn (hier in actie op Corsica) en Walter Röhrl veegden in 1983 met hun 037’s de vloer aan met de concurrentie.
Met de winst van Röhrl is de eerste overwinning van een echte Groep B-auto een feit. Als de nieuwe regels in 1982 worden ingevoerd, kiezen de meeste fabrikanten voor een evolutie van hun oude Groep 4-machines. Alleen Lancia besluit de volledige vrijheid van de Groep B-regels meteen te gebruiken en ontwikkelt de 037. In 1982 rijdt die maar een gelimiteerd programma, maar de opgedane ervaring betekent dat Lancia in 1983 vanaf de eerste minuut vol in de aanval kan. Het duurt weliswaar zes proeven voor Röhrl de leiding pakt, maar daarna wekt hij de indruk op geen enkele andere plek thuis te horen. Boze tongen beweren dat aartsrivalen Röhrl en Alèn, nu ze in dezelfde auto rijden, elkaar zo vreselijk op zullen jagen dat niemand meer bij ze in de buurt komt, maar in Monaco lijkt vooral Moeder Natuur de Italianen gunstig gezind. Voor het eerst sinds mensenheugenis is er in 1983 een nagenoeg sneeuwvrije Monte Carlo Rally. Dat feit betekent een flinke klap in het gezicht van Audi, want onder winterse omstandigheden was de vierwielaangedreven Quattro normaal gesproken oppermachtig. Met de afwezigheid van sneeuw legt de Audi het af tegen de power en handling van de Lancia. Röhrl vertelt de Monegaskische pers ietwat smalend dat hij nog nooit zo’n perfecte rallywagen had gereden als deze Lancia 037. En Monte Carlo is ook nog zijn favoriete rally.
De naschokken van de Monte Carlo Rally zijn groot: Opel, Audi en andere fabrikanten schrikken wakker. Het succes van Lancia – voorheen nooit een kracht om rekening mee te houden – doet het besef ontwaken dat er binnen de Groep B-regels heel veel mogelijk is. Voor zover de vonken er op de klassementsproeven nog niet afspatten, stond de rallysport ook buiten de rally’s in vuur en vlam. Een oorlog van pk’s, rubber, herrie en vlammen stond op het punt van uitbreken.
Jyväskylä, Finland, 25 augustus 1985
Op het ietwat dikke gezicht van Timo Salonen plakt een brede glimlach. In de hoek ervan hangt een welverdiend sigaretje. Joviaal slaat hij zijn co-piloot Seppo Harjanne op de schouders. Salonen weet het nog niet, maar zojuist heeft hij – notabene in zijn thuisland – historie geschreven. Met de Rally van de 1000 Meren, de Rally van Finland, heeft Salonen zijn vierde overwinning op rij gescoord. Dat hij dat misschien een beetje dankt aan het feit dat zijn teamgenoot Ari Vatanen in de Rally van Argentinië gewond raakte en voor lange tijd is uitgeschakeld, deert hem niet. Salonen zet met zijn winst een record neer. Een record dat de levensspanne van de Groep B ruim zou overstijgen, pas in 2005 zou een zekere Sebastien Loeb het beter doen en zes rally’s op rij winnen.
De winst van Salonen is tekenend voor de grootmachten van de Groep B. Salonen haalt zijn overwinning aan het stuur van een Peugeot 205 T16. Op straat is de 205 een bescheiden autootje, maar de beslissing om juist dat kleine, wendbare karretje de basis van Peugeots Groep B-wapen te laten zijn blijkt een meesterzet. Het succes van de 205 T16 is misschien ook wel te danken aan de man die het project leidde: de kleine Jean Todt zou Peugeot later ook nog naar de overwinning in de 24 Uren van Le Mans leiden en daarna – als baas van Ferrari – Michael Schumacher zevenvoudig wereldkampioen maken. De Peugeot 205 T16 ontpopt zich tot een dominant wapen.
De Peugeot 205 T16 wint uiteindelijk 16 rally’s en twee kampioenschappen, waarvan eentje met Salonen, later dat jaar. Dat weet Salonen daar in Finland ook nog niet. Hij weet wel dat hij de Audi Quattro van Stig Blomqvist nipt heeft verslagen. Die Quattro was al in 1985 synoniem met Groep B, maar de Duitse dommekracht is in de eeuwige statistieken verslagen door een Frans koektrommeltje dat zijn weerga niet kent. Met dank aan Timo Salonen.
Februari 1985, na afloop van de Rally van Monte Carlo: een juichende winnaar Ari Vatanen met links van hem (met bril) Timo Salonen, de Fin die dat jaar vier rally’s achter elkaar won met de Peugeot 205 T16. Rechts van Vatanen staan Walter Röhrl, diens navigator Christian Geistdörfer en Vatanens navigator Terry Harryman. De Peugeot 205 T16 was tijdlang onverslaanbaar. (Foto: ANP)
Zerubia, Corsica, 2 mei 1985
Op de smalle wegen van de Tour de Corse is een stuurfout zo gemaakt. Dat is al jaren één van de charmes van de rally op het Franse eiland. Het gebarsten asfalt op de kronkelwegen die soms maar net breder zijn dan een auto, en omgeven worden door hoge bomen en diepe ravijnen is niet bepaald vergevingsgezind. Gelukkig blijft het op Corsica altijd beperkt tot blikschade. En de Groep B-wagens die in 1985 aan de start verschijnen zijn dan wel de snelste rallywagens die deze wegen ooit bedwongen hebben, de coureurs aan het stuur worden beschouwd als een soort halfgoden.
Attilio Bettega is dan wel geen groot kampioen als hij in mei 1985 aan de Tour de Corse begint, een amateur is hij ook zéker niet. De pupil van Fiat kreeg in 1982 de kans om een Lancia 037 te besturen in het WK Rally’s. Zelfs tegen iconische teamgenoten als Miki Biasion, Markku Alèn en zelfs Walter Röhrl sloeg Bettega lang geen modderfiguur. Met hem wist Lancia één ding zeker: als er ergens nog een tiende seconde uit de Lancia te halen viel, zou Bettega niet rusten voordat die ‘m gevonden had. Met vier podiumfinishes achter zijn naam heeft Bettega zin in de Tour de Corse van 1985, hij heeft vertrouwen in zijn Lancia 037 en stort zich vol overgave op de uitdaging. Misschien kan hij dit keer zijn teamgenoten Alèn en Biasion wél voorblijven en eindelijk zijn eerste rally winnen. Aangespoord door zijn co-piloot Maurizio Perissinot geeft hij alles. En dan is daar op de eerste kilometer van de vierde klassementsproef ineens dat beeld: remsporen op het asfalt, richting het ravijn. Iets over de rand hangt een Martini-Lancia, die zich op een boom finaal doormidden heeft gereden. Het is de wagen van Bettega. De linkerbocht waar de remsporen staan, heeft hij iets te hard genomen, zijn Lancia verloor grip en spinde het ravijn in. De boom splijt de Lancia open, precies op de plek waar Bettega zit. Die overleeft de impact niet. Tv-camera’s filmen navigator Perissinot, die ongedeerd en met gebogen hoofd wegloopt van het ongeluk. Een dag eerder nog filmden diezelfde camera’s Bettega, die met een brede lach op zijn gezicht zegt dat de rallywagens steeds krachtiger en sneller worden. Grijnzend zegt hij: “Je moet gewoon op de weg blijven.” Na de Tour de Corse houdt de rallywereld het erop dat een stuurfout Bettega fataal is geworden. Geen woord over een té snelle Lancia, geen woord over een té fragiele constructie. Rallysport is nou eenmaal gevaarlijk, dan kan dit gebeuren, vindt men.
Intermezzo: Estoril, maart 1986
Het duurt niet lang meer of de Rally van Portugal gaat beginnen. Dat die een dramatische wending zou krijgen, weet dan nog niemand. De rallywereld heeft er zin in, wil aan de Portugese fans laten zien dat rally anno 1986 de spectaculairste vorm van autosport is. Context: 1986 is ook het tijdperk waarin de turbo-aangedreven Formule 1-wagens in kwalificatietrim de 1.000 pk ruim overschrijden. Met helden als Keke Rosberg, Nigel Mansell, Nelson Piquet, Alain Prost en Ayrton Senna is de Formule 1 van 1986 niet voor watjes. Toch wordt er regelmatig gefluisterd dat de Groep B rallywagens net zo snel, zo niet sneller, zijn.
Lancia Delta S4
Pas een jaar later, in 1987, wordt het circuit van Estoril, waar ook de Formule 1 in actie komt, onderdeel van de Rally van Portugal. Toch ontstaat er een hardnekkig gerucht dat beweert dat Henri Toivonen in 1986 zijn Lancia Delta S4 rond het circuit jaagt in een tijd die hem een zesde plek op de Formule 1-grid zou hebben opgeleverd. Jarenlang wordt er druk gegist naar het waarheidsgehalte van het verhaal, niemand weet het zeker. Tot auteur Carl McKellar in 2013 in gesprek raakte met toenmalig Lancia-teammanager Ninni Russo. Op de website van Red Bull tekent McKellar diens verhaal op. Dat komt erop neer dat Toivonen inderdaad met de Lancia op Estoril rijdt en een tijd neerzet die in elk geval de top 10 van een eerder die maand verreden F1-test op Estoril zou hebben gehaald. Volgens Russo had Henri Toivonen ‘iets speciaals’ met de S4. En of het nou de kwalificatiesessie voor de Grand Prix of ‘slechts’ een test betreft; het feit dat de Groep B-Lancia zich kon meten met de F1-wagens uit die tijd zegt alles over de razendsnelle Groep B-beesten.
Corte, Corsica, 2 mei 1986
Corsica, Lancia. Een diepe zucht en een jaar later herhaalt de geschiedenis zich. De dikke zwarte rookwolk die loom naar de hemel kronkelt neemt niet alleen Henri Toivonen en Sergio Cresto, maar de hele Groep B met zich mee. De Tour de Corse van 1986 is uitgelopen op een tragedie. Bettega’s ongeluk is een jaar geleden, maar bij Lancia wil men vooruit kijken. In Corsica lijkt de rallywereld langzaam te herstellen van de gebeurtenissen in Portugal. In maart, tijdens de Rally van Portugal, vloog de razendsnelle Ford RS200 van lokale held Joaquim Santos het publiek in, met drie doden tot gevolg. Al maandenlang is er dan kritiek op het feit dat toeschouwers
vaak op centimeters van de met ruim 200 km/h langsrazende Groep B-bommen kunnen staan. De organisatie van de Tour de Corse trekt zich die kritiek zo aan dat ze enkele klassementsproeven schrappen, omdat het publiek daar gevaarlijk dicht bij de auto’s kan komen. Het is niet de enige ironie op Corsica.
Henri Toivonen
Nog ironischer is het feit dat het lang de vraag is of Henri Toivonen überhaupt zal starten in de Tour de Corse. In de aanloop naar de rally is de 29-jarige Fin niet lekker en heeft hij koorts. De artsen twijfelen lang, maar Toivonen stáát erop: rijden. Hij wil de leiding in het WK-klassement terugpakken. Voor hij met zijn Lancia Delta S4 aan de vijfde proef van de tweede dag begint, heeft Toivonen zijn punt al gemaakt. Hij ligt op dat moment bijna drie minuten voor op tweede man Bruno Saby. Toivonen is ontketend, hij rijdt beste tijd na beste tijd op Corsica. Hij is heer en meester van zijn vuurspuwende Lancia en zijn allesverslindende wil om te winnen is voor iedereen zichtbaar in zijn rijstijl. En dan is er die rookwolk. Zeven kilometer buiten Corte, in een linkerbocht op de D18. Wat er precies gebeurd is, weet niemand. Zeker is in elk geval dat er geen vangrail stond op de plek waar Toivonen van de weg raakt. De Lancia vliegt het ravijn in en komt op zijn dak tot stilstand. De benzinetank scheurt tijdens de crash en de gloeiendhete Lancia vat meteen vlam. De kunststof-kevlarmix van de carrosserie brandt razendsnel. Toivonen en Cresto hebben geen schijn van kans in het inferno.
Henri Toivonen en bijrijder Sergio Cresto in 1986 in actie met hun Lancia Delta S4 tijdens de Tour de Corse, de rally die hen niet veel later fataal zal worden. Het dodelijke ongeval betekent het einde van Groep B.
Het ongeluk van Toivonen lijkt te zijn wat iedereen al lang vreesde: een dodelijke crash die misschien wel het gevolg is van een auto die zo sterk, snel en onvoorspelbaar is dat zelfs een superheld als Henri Toivonen hem op zeker moment niet meer in bedwang kan houden. De roep om op te treden tegen de razendsnelle en levensgevaarlijke ontwikkelingen in Groep B klinkt al langer, maar daags na het ongeval wordt hij gehoord door FISA-president Jean-Marie Balestre. Hij besluit Groep B met ingang van het seizoen 1987 te schrappen. Ford en Audi trekken zich meteen terug, Peugeot-baas Jean Todt trekt alle juridische registers open om Balestre op andere gedachten te brengen, maar zonder succes. Steeds meer indianenverhalen doen de ronde over hoe fabrikanten alles deden om hun Groep B-wagens zo hard mogelijk te laten gaan. Er word zelfs gefluisterd over rolkooien die werden gebruikt om een mengsel van stikstof en zuurstof op te slaan, dat naar de motor werd gevoerd. Het zou de vele heftige branden kunnen verklaren, maar niemand weet of het waar is. Het doet er ook niet meer toe. Op 7 december wint Markku Alèn de laatste rally voor een Groep B-auto. Symbolisch genoeg doet hij dat aan het stuur van een Lancia Delta S4. Groep B heeft zichzelf ingehaald. Onderzoek van de FISA brengt later aan het licht dat de Groep B-wagens zó snel zijn dat zelfs de reactiesnelheden van de beste rallyrijders ter wereld niet meer volstaan om ze in de hand te houden. Lancia-teambaas Cesare Fiorio moet bij het horen van die constatering even hebben teruggedacht aan zijn woorden van eerder dat seizoen, toen hij claimde dat Henri Toivonen de enige rijder was die de Groep B-Lancia écht de baas kon. Maar zelfs Toivonen kon het niet altijd, en dat feit werd het Waterloo van Groep B.
Dit artikel is eerder verschenen in AutoWeek Classics nummer 3 uit 2017.
Video
Helaas kunnen wij deze video niet weergeven, omdat je niet akkoord bent gegaan met de
cookie voorwaarden.
Onze video speler heeft rechten nodig voor de "Social Media".
Wijzig je cookie instellingen