Designreview Citroën ë-C4 X: 'belangrijkste misser is te korte wielbasis'
Een echte Citroën?
Een fluisterstil, zijdezacht geveerd model, met sjiek hoogpolig lamswollen tapijt op de vloer en gepolijst wortelnotenhout op het dashboard. Een tamelijk fijne mix voor een Rolls-Royce, maar irrelevant voor een Koenigsegg. Hoe goed of slecht automotive design is, dient te worden gespiegeld aan de relevantie van het ontwerp voor het merk in kwestie. Om te kunnen beoordelen wat een Citroën een Citroën maakt – en hoe de ë-C4 X het doet in dat licht - neemt automotive designer Niels van Roij ons mee in de heritage van het merk.
Wat maakt een echte Citroën? De ontwerpers van ieder merk zouden zichzelf deze vraag moeten stellen in de onderzoeksfase. Een goede graadmeter bij dergelijk designonderzoek zijn historische auto’s van het merk. De eerste grote Citroën highlight is de Traction Avant uit halverwege jaren 30.
De Citroën Traction Cabriolet.
In 1948 toonde het merk de 2CV aan het publiek. In 55 de legendarische en langgerekte DS, die werd opgevolgd door de al even fraaie en gestroomlijnde CX in de jaren 70.
Rond die tijd werden ook de prachtige SM en kleinere GS gepresenteerd. Hoogtepunten in de tachtiger jaren zijn de kleine AX, middenklasser BX en limousine XM. Wat Citroën ontwerpen tot eind jaren 90 deelden is een duidelijk rank en scherp gesneden merk-dna. Een lange wielbasis was de fundering. Daarvoor een neus met forse overhang en een achterwiel ver naar achteren in de carrosserie geplaatst, met korte overhang. Toen was een deugdelijk Citroën ontwerp interessant met elegante oplossingen die, middels die lange wielbasis, vertelden over de focus op comfort.
Rond de eeuwwisseling ging het met Citroën design radicaal de verkeerde kant op. De ZX, Saxo, Berlingo en Xsara zijn namelijk weinig frivole ontwerpen. De joie de vivre was er bij Citroën, middels heel bedaagd ontwerpwerk, volledig uitgeslagen. De fijngebouwde finesse van voorheen ontbeerde volkomen. De bijzondere C6 werd nog wel in 2005 als topmodel ingezet, maar dat mocht niet baten. Naast een eerste generatie C3 en C4 in de showroom, en een range andere modellen die weinig tot de verbeelding spraken, was er geen eer aan te behalen.
In 2006 werden er, in de vorm van de Citroën C-Métisse concept car, sterke nieuwe ideeën getoond. Een uitgesproken frontpartij met nieuwe down the road graphic, een lange wielbasis als directe link naar de DS en CX en een sterk naar achteren leunende body die hetzelfde deed. Diametraal tegenover de oplopende schouderlijn die alle fabrikanten voeren. Perfecte ideeën voor massaproductie, die het helaas geen van allen ooit tot productie maakten.
Is in het licht van die snelle historische doorgang de nieuwe Citroën ë-C4 X een echte Citroën? Over de heritage van het merk kunnen we kort zijn. Die lijkt geheel te zijn vergeten. De neus is met zijn DRG grofstoffelijk te noemen.
De langgerekte DS, gestroomlijnde CX en prachtige SM zijn ook in de flanken niet te zien. Wel is de surfacing zwaar en wellicht stoer te noemen op plaatsen. Passend wellicht bij een SUV, maar vele malen meer generiek dan rank en scherp gesneden dna.
De belangrijkste misser, maar ongekend lastig te vermijden in een wereld van platformdelen, is de verdwenen lange wielbasis. Het achterwiel staat op een reguliere plek in de body. Een verder naar achteren in de carrosserie geplaatst exemplaar, wat de gewone C4 overigens wel heeft, met korte overhang achter het wiel zou die unieke focus op comfort en fijngebouwde finesse zijn, als directe link naar de DS en CX met hun naar achteren leunende carrosserie.
Deze ë-C4 X zal op geen enkele manier de geschiedenis in gaan als verfrissende nieuwe start voor de Fransozen. Merde!

Niels van Roij
Columnist/schrijver
Met zijn auto-design studio richt Niels van Roij zich op coachbuilding en tekende onder meer Model SB, Adventum Coupe, Silver Spectre Shooting Brake, de Breadvan Hommage en de Daytona Shooting Brake Hommage. Daarnaast is hij mede-eigenaar van Heritage Customs dat veredelingswerk aan de nieuwe Land Rover Defender uitvoert.