De Vluchtstrook: de elektrische AMC Pacer
Op zijn tijd vooruit
De American Motor Company kwam in de loop der jaren met diverse innovatieve en bijzondere ontwerpen. De AMC Pacer was misschien wel het meest spraakmakende voorbeeld daarvan. Hoewel de Pacer van AMC geen toekomstbestendig merk kon maken, leende de auto zich wel perfect voor een ander toen nog behoorlijk futuristisch concept: elektrische aandrijving.
Innovatie wint het helaas niet altijd van het grote geld. Daarvan is AMC een goed voorbeeld. Het in de jaren 80 ter ziele gegane merk bokste met betrekkelijk succes op tegen de 'grote jongens', geholpen door slimme en out-of-the-box ontwerpen. De AMC Gremlin, die deze maand zijn vijftigste verjaardag viert, zorgde ondanks zijn vreemde uiterlijk voor zeer goede verkoopcijfers. De betrekkelijk kleine koets en het voor Amerikaanse begrippen bescheiden verbruik sloten perfect aan op de oliecrises van de jaren 70.
De Pacer, die iets later op de markt kwam, bood net als de Gremlin relatief veel ruimte in een korte verpakking, mede doordat de auto verhoudingsgewijs heel breed was. In tegenstelling tot de Gremlin was de Pacer vanwege zijn hogere gewicht en brandstofverbruik minder goed opgewassen tegen de brandstofschaarste van eind jaren 70. Hoewel de verkoop aanvankelijk opvallend goed liep, stortte die een paar jaar na de introductie daardoor rap in. De Pacer was bovendien een erg duur project voor AMC, dus vanwege die combinatie van factoren wordt de Pacer door velen gezien als het begin van het einde voor het nog betrekkelijk jonge merk.
EVA
Toch was er een bijzondere rol voor de Pacer weggelegd toen de brandstofschaarste de Verenigde Staten in haar greep hield. Om in te spelen op de crisis werd begin jaren 70 het EVA-project (Electric Vehicle Associates) opgestart. Dat legde zich toe op het ombouwen van bestaande auto's naar elektrisch aangedreven varianten. Vanuit de overheid werd dit gesubsidieerd en aangespoord, om zoveel mogelijk zakelijke rijders elektrisch van A naar B te krijgen en zo de brandstofconsumptie van het land omlaag te brengen.
EVA liet in de tweede helft van het decennium zijn oog vallen op de Pacer voor deze conversies. De Pacer was daarvoor zeer geschikt, omdat er relatief veel ruimte was in een vrij kleine verpakking. Genoeg ruimte om alle componenten voor de elektrische aandrijflijn te huisvesten, maar tegelijkertijd toch nog een relatief laag gewicht te houden. Daarbij was de Pacer ook redelijk gestroomlijnd en dat zou het stroomverbruik uiteraard ook ten goede komen. Ook het feit dat de auto laag, maar heel breed was, hielp aanzienlijk, want ondanks het hogere gewicht met de elektrische aandrijflijn bleef het weggedrag daardoor redelijk acceptabel. Aanvankelijk kocht EVA Pacers in waarvan onder andere de motor en de brandstoftank werden verwijderd en waarin de elektrische aandrijving werd geïnstalleerd. Later kon het van AMC ook Pacers overkopen zonder die 'onnodige' zaken aan boord.
Change of Pace
Het was ondanks de geschikte basis geen middagje werk om de Pacer om te toveren tot EV. Bij de eerste exemplaren moest dus eerst onder andere de motor worden verwijderd. Vervolgens moest de ophanging worden aangepast om met het hogere gewicht van de nieuwe techniek te kunnen omspringen. Ook kreeg de Pacer schijfremmen voor, om het gewicht in de neus beter te beteugelen. Maar liefst twintig 6V-loodaccu’s kwamen in de motorruimte te liggen, evenals de elektromotor.
Een drukke boel in de neus van de 'Change of Pace'
Slechts 27 pk mobiliseerde de elektrische krachtbron, maar toch was het genoeg om voor die tijd 'redelijk acceptabele prestaties' te leveren. De aanwezigheid van een drietrapsautomaat of handgeschakelde vierbak hielp daaraan mee. Ondanks het hoge gewicht van dik 1.800 kilo en het lage vermogen kon de elektrische Pacer een topsnelheid van 89 km/h halen en was 0-50 km/h in ruim 12 seconden achter de rug. In theorie kon je er tot zo'n 90 kilometer mee rijden als de accu's volledig waren geladen. Een 21e accu zorgde er ondertussen voor dat zaken als de radio, verlichting, airco en ruitenwissers ook gewoon normaal functioneerden. Een voltmeter in het instrumentarium hield je op de hoogte van de lading die de accu's nog in huis hadden. Het opladen van het geheel gebeurde simpelweg thuis met een 110V- of 220V-aansluiting. Via een omvormer kwam de elektriciteit in de accu's van de Pacer.
Bij latere conversies van de Pacer werd er gebruik gemaakt van een 35 pk sterke elektromotor en kreeg de Pacer ook een petroleumkachel. Bij de eerdere elektrische Pacers was er vanwege het ontbreken van de brandstofmotor namelijk geen verwarming meer mogelijk. Dat moest uiteraard worden aangepakt. Het grotere vermogen en de aanwezigheid van verwarming krikten de prijs van de elektrische Pacer wel wat op.
Uiteindelijk kostte de door EVA tot 'Change of Pace' omgedoopte Pacer zo'n 14.000 dollar, naar huidige maatstaven zo'n € 50.000. Flink aan de prijs dus, dat wel. Daarbij bleken de accu's erg onderhoudsgevoelig, moesten ze na elk gebruik (ongeacht de lengte van de rit) weer volledig worden opgeladen om schade te voorkomen en was je daar meerdere uren aan kwijt. Een veelvoorkomende auto was de elektrische Pacer dan ook niet; slechts iets meer dan 100 Pacers werden er door EVA omgetoverd. Een vooruitstrevend project was het des te meer.