Weblog Joas - Heb je echt meer nodig?
Maandag kwam ik thuis na een heerlijk roadtripje door een deel van Europa. Mijn van voren tot achteren onder de vegen, spatten en overleden geleedpotige snelwegfauna zittende Ford Focus parkeerde ik met een bijzonder tevreden gevoel weer voor mijn eigen voordeur. In al zijn bescheidenheid is hij een van de absolute hoogtepunten van de vakantie gebleken.
Ruim een jaar geleden vond ik het tijd om mijn Jaguar XJ, die ik naast mijn plots in mijn leven teruggekeerde Peugeot 205 reed, om te wisselen voor een no-nonsense auto voor dagelijks gebruik. Ik ben inmiddels een dertiger met een langzaam wat veranderende kijk op het leven en kwam tot de conclusie dat de 205 ‘voor de liefhebberij’ is en dat daarnaast prima een puur rationeel gekochte auto kan staan. De tijd waarin emotie haast de enige raadgever was bij de aankoop van een auto ligt – hoe jammer misschien ook – voorlopig even achter me. Met een niet overdreven uitbundig wensenlijstje ging ik op zoek naar een auto die me op betrekkelijk moderne comfortabele wijze van A naar B kon brengen.
Het budget was weliswaar ruimer, maar op een zeker moment kwam ik tot de conclusie dat een Ford Focus II geen verkeerde optie was: betrouwbaarder dan de Focus III en haast al diens downsize-tijdsgenoten, leuker sturend dan al zijn concurrenten en in gefacelifte vorm ook nog een redelijk frisse verschijning. Nee, een spannende auto is het in geen enkel opzicht en hooguit de ST’s en RS’en worden door liefhebbers gereden, maar na enkele proefritten was duidelijk dat de Focus II wel eens mijn auto kon worden. Zo geschiedde; het vierde exemplaar waarnaar ik ging kijken, mocht mee naar huis. Het was met afstand de netste die ik had gezien en dat voor een haast bespottelijk magere prijs. Een keurig door de dealer onderhouden auto bovendien, met slechts twee eerdere eigenaren.
Oké, ik had hem liever in een andere kleur gehad dan het wel heel anonieme zilvergrijs, maar verder is het een Focus zoals je hem in die tijd graag wilde hebben. Een Titanium, met de niet heel vaak bijbestelde halfleren bekleding. Cruisecontrol, klimaatregeling over twee zones, parkeerpiepers, navigatie en een natuurlijk nu wel behoorlijk verouderd infotainmentschermpje met audiobediening bij het stuur: het zit er allemaal op. In de winter mis je hooguit nog stoelverwarming, maar verder kan ik me niet bedenken wat ik er nog op zou willen dat er niet op zit.
Hoewel je van een autojournalist misschien anders zou verwachten, zit ik vaker in het vliegtuig naar een vakantiebestemming dan in de auto. Dit jaar moest er echter maar eens een autovakantie plaatsvinden en dan ook meteen eentje waarbij de auto niet na één lange rit een paar weken alleen maar op en rond een camping in actie komt. Nee, een heus roadtripje met drie bestemmingen: Oostenrijk, Slovenië en Kroatië. (Voor de reisliefhebbers: Ramsau am Dachstein, Bled en Vrsar – alle drie absolute aanraders, de eerste twee vooral als je van wandelen en mooie natuur houdt.) De Focus mocht zich eindelijk ook eens bewijzen op écht lange ritten. Ik kon niet wachten om hem helemaal afgeladen met kampeerspul de autobahn op te jagen.

Op de parkeerplaats bij een van de vele fantastische Oostenrijkse almhutten.
Het werd een geweldige ervaring. In ruim twee weken legden we zo’n 3.500 km af en de Focus gaf geen krimp. Ik kan me bovendien niet herinneren dat ik ooit zo moeiteloos lange etappes achter het stuur zat. Hooguit evenaarde mijn A4 B8 die ik eerder had dit gevoel, maar dat is natuurlijk wel even een iets ander slag auto. De Focus deed er wat mij betreft niet voor onder. De laatste etappe terug naar huis was vanaf Passau en deden we met één pauze van een klein halfuurtje. Mijn vriendin en ik stapten acht uur na vertrek uit alsof we twee uur hadden gezeten. Rekken en strekken was eigenlijk niet nodig, geen pijn in de rug of kont (ooit op veel jongere leeftijd had ik dat in een Golf al na drie uur rijden) en qua energie had er zo nog vier uur rijden bij gekund. In een eigentijdse C-segmenter was het niet veel beter gegaan en had ik me eerder juist nog meer geërgerd dankzij de overenthousiaste veiligheidssystemen die er tegenwoordig in zitten.
Perfect is hij ook niet hoor. Zo had de 1.6 het soms met alle bagage achterin op steilere stukken wel zwaar en – dat is überhaupt wel echt een nadeel aan de Focus – hij laat zich op de snelweg goed horen. Ook ben je met modernere auto’s al snel zuiniger uit. Maar hé, heb je voor de rest nu echt heel veel meer nodig dan dit?

Joas van Wingerden
Columnist/schrijver
Als vijfjarig ventje stond Joas zich al samen met zijn vader te vergapen aan moderne en vooral klassieke auto's op de beursvloer van de Rai in Amsterdam. Toen zijn ouders vervolgens ook nog een puntgave Citroën DS gingen rijden, was de liefde voor auto's voor altijd in zijn ziel geëtst. Hij moest en zou er later iets mee gaan doen. Aanvankelijk was het idee om automonteur te worden, maar dat plan verwaterde in de loop der jaren. Tijdens zijn Journalistiekopleiding begon het toch weer te borrelen en kwam hij als stagiair voor het eerst terecht bij AutoWeek. Inmiddels zijn we alweer aardig wat jaren verder en is het toch gelukt om de passie voor auto's te combineren met een vaste baan. De droom om ooit zelf ook een DS te rijden is alleen nog niet vervuld, al staat er in de vorm van een Peugeot 205 wel een oude Fransman voor de deur.