Weblog Bas - Waarom duur niet altijd erg is
Gepeperde rekening op het laadaccount van de Countryman. Waar hing ik in december zo de beest uit? O ja, Berlijn. Zeshonderd kilometer heen, zeshonderd terug. Dan gaat het hard. Wat de trip met mijn elektrische middenklasser heeft gekost kan ik aan de hand van de factuur van Mini Charging tot vier cijfers achter de komma berekenen. Over die 1.200 kilometer gebruikte ik 297,73 kWh en de totaalprijs van zeven laadbeurten, waarvan twee aan ‘goedkope’ AC-palen in Groningen en Berlijn, bedroeg €155,43.
Zozo. Had ik die twaalfhonderd kilometer in hetzelfde tempo met een moderne diesel of een Prius afgelegd, dan was ik met zestig liter brandstof uit en thuis geweest. Uitgaande van een gemiddelde brandstofprijs van €1,93 voor diesel en €2,15 voor E10 kom je dan uit op €115,80 en €129, en in Duitsland zijn de prijzen ondanks recente stijgingen nog steeds fors lager. Volgens de ANWB zijn EV’s in gebruik inmiddels duurder dan auto’s met verbrandingsmotor, en met een blik op de laaddisplays ben ik geneigd dat te bevestigen. Al was ik met een minder zuinige benzineauto natuurlijk alsnog ruim boven de €150 uitgekomen.
Wat heet duur? Mij valt het nog mee. Ik heb stevig doorgereden en het decemberweer was niet optimaal, iets boven nul met op de heenweg veel tegenwind. De bijrijder, mijn reusachtige zoon, legde met 110 kilo veel extra gewicht in de schaal, en het vette Mini’tje is van zichzelf al niet de lichtste. Maar spekkoper ben je met je EV dus allang niet meer. Het is een kwestie van tijd voor bij snelladers de stroomprijs per kWh de euro aantikt. Dat is geen vooruitzicht waarmee je nieuwkopers in een EV praat. Tel er het wegvallen van de SEPP-regeling, de ingevoerde mrb voor EV’s en een stukje bpm bij op en je weet: Het moet raar lopen wil de stekkermarkt het dit jaar niet heel moeilijk krijgen.
Snap ik. Geld geef je maar één keer uit en autorijden is en blijft achterlijk duur. Toch irriteert me de eenzijdige fixatie op de kostenplaatjes. Die bewijst vooral hoe de samenleving nog steeds is geobsedeerd door elektrisch rijden als verdienmodel. Het was interessant zolang er voordeel viel te halen. De inzakkende verkopen na het wegvallen van bijtellingvoordelen en subsidies zeggen alles.
Ik hoor te weinig waarom de kosten niet het hele verhaal zijn. De vergelijking tussen elektrisch en ICE gaat op essentiële punten mank. Je kunt zeuren wat je wilt over laadtijden, het risico van batterijdegeneratie of de nu door iedereen gevoede angst voor torenhoge afschrijvingen. Je koopt voor meer, en misschien tegen iets hogere gebruikskosten, veel minder onderhoud, veel meer vermogen, die waanzinnige souplesse. En een veel stiller interieur, waardoor je ook bij hogere snelheden fatsoenlijk naar muziek kunt blijven luisteren. De reis naar Berlijn was een zaligheid.
Exact, voor die luxe betaalde je vroeger ook een prijs, en grappig genoeg vaak een veel hogere. Toen kocht je voor de hoofdprijs een S-klasse of een 7-serie. Je wilt niet weten hoe hard die destijds afschreven. Kon de koper niets schelen. Die reed als een vorst met die dubbele nieren of die ster op de kap, Halleluja. Maar de betere EV kan nu dezelfde kunstjes voor de helft en minder. Het stekkertijdperk heeft vijfsterrenluxe verregaand gedemocratiseerd. Dat is de economische keerzijde van de medaille.
Eind 2021 kocht ik voor best veel geld en zonder een cent subsidie particulier mijn eerste stekkerauto. Geen seconde spijt. Natuurlijk heb ik met de lage stroomprijzen van toen in dat wegenbelastingvrije BMW’tje nog de staart van het gouden stekkertijdperk meegepikt. Maar veel fijner dan die voordeeltjes vond ik het comfort en de onwankelbare betrouwbaarheid van dat autootje. Er mankeerde letterlijk nooit iets aan. Over een nieuwe Prius had ik vast hetzelfde kunnen zeggen. Maar de onderhoudsvriendelijkheid van EV’s is echt een klasse apart.
Voor de youngtimers uit mijn wilde tijd boekte ik altijd €2.000 onderhoud per jaar in. Daar kwam ik meestal ook wel aan, eveneens zonder spijt trouwens, want ik reed verduiveld leuke auto’s. Maar ik zie met terugwerkende kracht een interessante parallel tussen de stekkersubsidies en de fiscale voordelen voor vijftienplussers. Zonder de youngtimerregeling zouden ook alleen verstokte liefhebbers nog voor een oude auto gaan.
Want het is niet alleen maar leuk, die eeuwige onderhoudsgevoeligheid. Elke keer heen en weer naar specialisten die steeds vaker met onderdeelproblemen kampen, en tegen navenante kosten vaak de tijd moeten nemen om iets op te lossen. Weer een gat in je week, weer een barst in je spaarvarken. Om van dat gedoe verlost te zijn betaal je een forse prijs die je vast beter in iets anders had kunnen investeren dan een auto. Het geluk dat het oplevert zie je op je bankrekening nooit meer terug, en de excessief gestegen stroomtarieven storen me net als iedereen zo hevig als voorheen de literprijzen. Maar nog steeds is het rijgenot elke cent waard.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.