Weblog Bas - Ja, ik wil

BMW 3-serie Touring E46

Op het parkeerterrein van de supermarkt hoor ik een zescilinder passeren. Het is een BMW 3-serie E46, een 330i Touring, de versie die je wilt. Sidderen van genot. Dat romige zes-in-lijn-geluid glijdt als haring door de keel. Het trekt je als een met fluweel beklede staalkabel zacht maar onverbiddelijk zijn wereld in. Ik voel pijn. Dit wil ik. Graag met handbak.

Maar ik heb het niet en wel hierom. Al bijna vier jaar ben ik een tevreden stekkerrijder. Ik koos met volle overtuiging voor elektrisch. Het milieu is me lief, de rust aan boord blijft verslavend. Daar zit meteen de schizofrene twist. Het ontbreken van geluid is een zegen voor muziekliefhebbers, maar de sfeerbepalende achtergrondmuziek van echte motoren met meer cilinders dan strikt nodig – zacht als het kan, wreed als het moet – zal ik altijd blijven missen.

Het gemis werd met de jaren sterker, en het is geen nostalgie. Mijn overstap heeft me geleerd hoe essentieel geluid is voor het gevoel van verbondenheid met de auto. EV rijden is als een stomme film kijken. Zonder de bijbehorende geluiden blijven de bewegende beelden betekenisloos. Een voor mijn autoliefde essentieel ingrediënt ging dus verloren. En ik durf nu wel te zeggen dat ik alle goedbedoelde pogingen de dood van het geluid met hightech soundtracks op te vangen als mislukt beschouw. Ook bij BMW, waar ze Hans Zimmer inhuurden om het recht te zetten. Zijn vakwerk stijgt weliswaar ver uit boven de obligate ruimteschipgeluiden van de meeste stekkerauto’s, het blijft kunstmatig surrogaat.

In Duitsland, waar ik vlakbij woon, trap ik de stekker-Mini af en toe op zijn staart. Dat gaat alleraardigst. De pedaalrespons is ontzagwekkend. De aandrijflijn vuurt twee ton massa als een kogel af. Dat ding heeft het koppel van mijn onvergetelijke buldertaxi, de achtcilinder E500 Limited. De Countryman accelereert zelfs nog een fractie sneller. Maar er is weinig aan zonder de moddervette achtcilindersaus van de Mercedes, die boven de 4.000 toeren omsloeg in een onweerstaanbare, Ferrari-achtige hysterie. Het als akoestisch pepmiddel bedoelde whoehhhhhhiiiiii-geluid uit de Countryman-luidsprekers is een belediging voor de prestatie. Het slaat letterlijk nergens op.

‘Is dit de radio?’, vroeg mijn zoon naast me oprecht. Wist hij veel. Die jongen rijdt alleen de oude Audi van zijn moeder.

Het starten van EV’s, ook zoiets. Op een knop drukken en geen reactie krijgen. Zo’n auto is een robot die zonder een stom woord feilloos je orders uitvoert. Het voelt zo eenzaam als een groet op straat niet terugkrijgen.

Eén misverstand neem ik graag weg. De elektromotor heeft de akoestische neergang van het autorijden versneld, niet veroorzaakt. Veel verbrandingsmotoren kon ik al missen als kiespijn. Het downsize-tijdperk was voor het belevingsspectrum van akoestisch sensitieven, en welke petrolhead is dat niet, een dreun in alle klassen. De Fiat-tweecilinders deden pijn aan je oren. De driecilinders in het A- en B-segment, in middenklassers en uiteindelijk bij BMW klonken als pubers met de baard in de keel. Met hun vijf- en zescilinder-voorgangers nog vers in het geheugen was ik allergisch voor de laatste generatie viercilinders van Volvo en BMW. Hun uitstekende prestaties vormden geen compensatie. De wanverhouding tussen versnelling en geluid bleef zeker bij de automaten irriteren. Om die reden zou ik nooit een moderne 3- of 5-serie met viercilinder kopen, al vind ik het geweldige auto’s. Dat geldt ook voor de driecilinder 120i van 2025, terwijl dat in zijn nieuwste incarnatie een waanzinnig fijn rijdende wagen is.

Het gaat dus meer om het soort geluid dan om het volume, waarmee de vraag dus wordt wat auto’s met meer dan vier cilinders zo aantrekkelijk maakt. Dat is simpel; de breedte en de diepte, hun weelderige vet met de fysieke dichtheid die je het gevoel geeft in de sound te kunnen bijten, hun magische akoestische respons op elke handeling. Ooit hoorde ik op de binnenplaats van een Limburgs kasteel een Ferrari 575 starten. Het twaalfcilindergedonder rolde over de kasseien bijna letterlijk door merg en been als een tsunami van geluid mijn kant op, in de gehoorgang gloeiend als een exquise whisky in de keel van de liefhebber.

Die 575 moet ik uit mijn hoofd zetten. Gelukkig vind ik hem niet aantrekkelijk, zeg ik niet eens uit jaloezie. Maar in een BMW 330i e46 of zescilinder 5-serie tot en met de E39, moet ik in alle eerlijkheid bekennen, zou ik als automobilist gelukkiger zijn dan in een stekkerauto, terwijl die alles geeft wat het verstand begeert. De BMW gaat kapot, er komen onderdelenproblemen aan en onuitstaanbaar hoge rekeningen, al het gedoe waarvan je met je overstap naar stekkeren voor altijd was verlost. Maar zijn klank leeft. Iets zegt me dat ik dit boek nog niet heb dichtgeslagen. Elke mooie zes-in-lijn op internet sticht onrust. Ja, ik wil.

Lezersreacties (118)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.