Oudekoeien

Mercedes-Benz 320SL Bas van Putten

Het Nederlandse wagenpark veroudert. De gemiddelde leeftijd van een auto is hier opgelopen naar 10,6 jaar. Ik lees het gniffelend. Daar gaat mijn eigen autokwartet ruim overheen met een fossiel gemiddelde van 21,5. De A2 is met vijftien jaar de jongste, de SL met 27 jaar de oudste. Mijn youngtimercollectie steekt vuistdiep in het laatste decennium van de vorige eeuw.

"Arme sukkel", denkt u. "Kind aan huis bij de garage". "En maar lappen".

Nee.

Volgens het Duitse weekblad Der Spiegel mag ik de champagne ontkurken. Dat eert deze week in een fraai artikel de jaren negentig als de gouden tijd voor de auto. “Niet weinigen zeggen, dat rond 1990 bijzonder duurzame auto’s werden ontwikkeld, die bij goed onderhoud praktisch eeuwig houden.” Als getuige voert het blad de Audi-rijder op die met zijn 25 jaar oude 100 2.6 Quattro dagelijks zonder enig probleem 140 kilometer aflegt. Geen roest te vinden en de zescilinder is bij 240.000 kilometer nog okselfris. De eigenaar heeft wel eens een tien jaar jongere Audi A6 uitgeprobeerd, maar daar ging te veel aan kapot. Sindsdien zweert hij bij zijn youngtimer.

Ik herken me volledig in het geschetste beeld, waarin wel enige nuances worden aangebracht. Dit verhaal gaat over de Audi’s, Volkswagens en Mercedessen van voor 1995, niet over de wegrottende Omega’s en

Scorpio’s van die jaren. De 100 C4 van de Spiegel-man is inderdaad een verbijsterend degelijke auto. Ik nam eens zo’n volverzinkte 2.3E mee naar Duitsland met een Klokje Rond-waardige tellerstand van ruim boven de drie ton en viel van de ene verbazing in de andere – soeverein en onberispelijk. Riante ontwikkelingsbudgetten, intelligente techniek en een strenge kwaliteitsbewaking betaalden zich uit – tot de dag van vandaag. Met de oudste pronkstukken in mijn Zweeds-Duitse vloot heb ik vergelijkbare ervaringen. De 850 Estate, dit jaar aangeschaft met een kilometerstand van 169.000, is roestvrij, de lak is gaaf, het interieur slijtagevrij, de automaat schakelt als nieuw, het onverslijtbare vijfcilinderblok bromt als een jonge hond. In- en exterieur van de SL, sinds tien jaar de mijne, zijn na 27 jaar zonder enige overdrijving niet van nieuw te onderscheiden. Het zijn waarschijnlijk niet toevallig de meest probleemloze auto’s in de ollectie. De geliefde A2 van 2005 is al duidelijk onderhoudsgevoeliger, al valt ook daar de hoge gemiddelde kwaliteit op. In de leren bekleding is na 172.000 kilometer geen scheurtje te vinden. Terwijl ik lease-Mercedessen heb gezien waarvan de stoelwangen na 80.000 kilometer zichtbare gebruikssporen vertoonden.

Zo vallen in dit statistisch terminale autohuishouden de onderhoudskosten duizend procent mee. Om het in topstaat te houden hoef ik op een enkel akkefietje na alleen op tijd de reguliere beurten uit te laten

voeren. En dan loop ik er niet eens op leeg, zelfs niet op de duurste van het stel. Bij de laatste check bleek er weer weinig mis met de SL. De plastic covers van de zittingen zaten los, er was een minieme lekkage ergens, de elektrische Hirschmann-antenne vertoonde kuren – allemaal kleinigheden die de ervaren specialist zo had verholpen voor een totaalbedrag dat modale Golf-mannen geen hartverlamming had bezorgd. Het ding is zo ijzingwekkend degelijk in elkaar geschroefd dat ik gloei van trots bij de aanblik. Goed, hij heeft een maagdelijke 62.000 kilometer op de teller. Maar twee ton verder ziet het interieur er nog net zo showroomwaardig uit, leer mij mijn klassiekers kennen. Zo ga je dus van auto’s houden.

Lezersreacties (45)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.