Waarom het in de jaren 70 helemaal misging met de Ford Mustang

Broddelwerk

Ford Mustang

Misschien wel de vreemdste sprong in de autogeschiedenis is die van de dikke muscle-Ford Mustang uit 1971 rechts op de foto naar de krimp-Mustang II links. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?

Vroem-vroem-vroem! Voorin buldert in de groene Mustang II de V8 er ongegeneerd op los, achter gorgelen de beide Magnaflow-uitlaatpijpen. Instappen, het brede portier valt zwaar in het slot. Automaat in D en gas erop. Donderend gaat de grote auto ervandoor. De achterwielen zingen, de ogen van de bestuurder dwalen van het linker spatbord via de motorkap, motorkap, nog meer motorkap … ah, daar is het rechter spatbord. Wat een showbink! Alles is breed, dik, groot, made in macholand.

Ford Mustang II, behoorlijk gekrompen ten opzichte van eerdere Mustangs.

De 1971 Ford Mustang is tenminste nog lekker dik.

Mustang-II is softe coupé 

Ernaast staat zijn directe opvolger. Met een steil aflopende voorspoiler, banden met witte letters, voorspatboren met de opschriften ‘V8’, ‘T5’ en ‘Mach 1’ … Maar laten we wel wezen: zijn verschijning maakt net zo veel indruk als een achtjarige in een Batman-pak. De Mustang II is een softe coupé, niet smal, maar van kop tot staart wel twee klassen korter dan zijn brutale broer uit 1971, zelfs korter dan de oer-‘Stang. Hij staat op 13-inch wielen en zijn wielbasis is even groot als die van de eerste Ford Ka. Bovendien straalt zijn vormgeving niets uit van de scherpte van de eerste pony car. Cilinderinhoud-junkies schudden nog altijd misprijzend het hoofd over het feit dat de Mustang II aanvankelijk alleen met een 2,3-liter viercilinder (88 pk) of een 2,8-liter V6 (105 pk) uit Keulen verkrijgbaar was. Een 4,9-liter V8, rond de 140 pk, in de gehele productieperiode van de Mustang II was dat de grootste motor die je kon krijgen, zelfs in de King Cobra. Hoe vertwijfeld de fans van de Mustang II ook strijden voor de reputatie van hun lieveling: geen enkele generatie is door de Mustang-liefhebbers zo verguisd als deze. What the hell is daar gebeurd? Het komt niet door de olliecrisis, zoveel is duidelijk.

De Ford Mustang van 1973, flink gekrompen en met te kleine motoren.

Bij modeljaar 1971 ging het al fout

Om het broddelwerk van de Mustang II te begrijpen, helpt het om eerst maar eens het broddelwerk van zijn voorganger te doorgronden. Want met dit vette paard sloeg Ford-baas Semon ‘Bunkie’ Knudsen een doodlopende steeg in, die vooral de Amerikaanse wetgever aan het bouwen was. Eind jaren 60 woedde er een vermogenswedloop tussen de Amerikaanse autofabrikanten. Het hoogtepunt bij Ford was de 429 cubic inch V8 in de Mustang van 1969. Een zevenliter-V8, zo enorm dat de monteurs klaagden over de krapte onder de motorkap. Dus liet Bunkie de volgende generatie simpelweg breder maken. En langer. En zwaarder. Mustang-bedenker Lee Iacocca vond het helemaal niks en sprak dat ook openlijk uit. Toen Henry Ford II op 11 september 1969 Knudsen ontsloeg, was het te laat: de Mustang voor modeljaar 1971 was al breed uitgedijd en in september 1970 werd hij gepresenteerd.

Uitstoot omlaag, en op loodvrij

Uitgerekend op dat moment kondigde de Amerikaanse milieu-waakhond EPA aan dat de uitstoot van koolwaterstof en koolmonoxide tot 1975 met 90 procent teruggebracht moest worden. Ook de stikstofoxiden (NOx) nam de EPA op de korrel. En de motoren moesten op loodvrije benzine kunnen lopen.

Hoe moest dat allemaal tegelijk gerealiseerd worden? De fabrikanten hadden geen idee, de katalysator werd pas in 1973 uitgevonden. Ze experimenteerden met allerlei sensoren en met een lagere compressieverhouding. Resultaat: weinig prestaties en een hoog verbruik. En om dat nog te benadrukken, wijzigden de fabrikanten bovendien de meetmethode voor vermogen. Tot 1971-72 werden de SAE-pk’s bruto gemeten, zonder het verbruik dat dynamo, ventilator en waterpomp opsoupeerden. Daarna werd het netto vermogen aan de krukas gemeten, dus daalden de prestatiecijfers nog verder.

Terug naar Ford: de Mustang-verkopen kregen een gevoelige tik. Maar dat was niet het enige probleem van Lee Iacocca die eind 1970 Ford-bestuursvoorzitter was geworden: sportieve auto’s waren volledig uit de gratie, de kopers wisten niet meer wat ze moesten kopen en de Japanners kwamen op. Bovendien had Ford geen echte oplossing voor de vervuilende uitlaatgassen en sinds het Chevrolet Corvair-schandaal was nu toch zonneklaar dat fabrikanten verantwoordelijk worden gehouden voor de producten die ze de wereld in sturen. Iacocca’s antwoord: we laten de volgende generatie Mustang radicaal krimpen en verkopen hem niet als sportwagen, maar als kleine, luxe coupé – een heel nieuw segment.

Het interieur van de Ford Mustang II.

Op basis van Pinto

Onder de codenaam Arizona ontwikkelde Nat Adamson een auto op basis van de kleine Ford Pinto, waarvan uiteindelijk alleen de voorwielophanging, achteras en bodem van de kofferbak werden overgenomen. Iacocca had geëist dat de nieuwe Mustang ‘een juweeltje’ moest worden. Vooral dankzij de geheel nieuwe vooras en het subframe voor de motor reed hij een stuk geciviliseerder dan de Pinto.

Om de klanten duidelijk te maken dat hier niet zomaar modeljaar 1974 van de Mustang reed, maar een auto die van de grond af nieuw is opgebouwd, noemde Ford hem Mustang II. Dat betekent overigens niet dat we het exemplaar uit 1971 ineens Mustang I moeten noemen, want die is al van de vierde generatie.

Onthuld in 1973

Eind augustus 1973 werd hij onthuld, op 21 september stond hij bij de dealers. De reacties waren teleurgesteld en teleurstellend. In de eerste maand werden niet de geplande 31.000 stuks verkocht, maar net aan 18.000. De Mustang II was namelijk best zwaar, ondergemotoriseerd en duurder dan zijn grote voorganger.

Maar toen kwam de oliecrisis. Op 17 oktober 1973 steeg de prijs voor een vat ruwe olie met 70 procent, en tot 1974 verviervoudigde de prijs zelfs. Een schok voor de VS, een gelukje voor de Mustang II. En masse stootten de klanten hun V8 af en kochten het ‘juweeltje’. In het eerste modeljaar maar liefst 385.993 stuks – door een gigantisch toeval werd de flop een hit.

Vandaag de dag hebben beide generaties maar weinig fans. Een Mustang uit 1971 is als Elvis in 1976: een te dik geworden superstar, terwijl een Mustang uit 1976 is als Shakin’ Stevens in 1971: een onzekere kopie van een superstar. In beide gevallen zit je daar niet op te wachten, maar ze zijn in historisch perspectief wel interessant. Ze rocken allebei in elk geval meer dan Cliff Richard.

Lezersreacties (29) (gesloten)

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.

De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.