Na dertig jaar zijn deze dikke diesels uit 1990 nog steeds zuinig
In de zomer van 1990 voerden onze collega’s van AutoBild een grote verbruiksrit uit van Hamburg naar Kaap Arkona in het oosten van Duitsland. Uiteindelijk was er een duidelijke winnaar. Des te verrassender zijn de uitslagen van de nieuwe editie, ruim 30 jaar later.
We gaan voor dit verhaal bijna vierendertig jaar terug in de tijd, naar augustus 1990. In Hamburg, waar de redactie van AutoBild is gevestigd, is het bloedheet. Niet iedereen die er woont of werkt ondervindt echter de nadelen van het zomerse weer. Een aantal redacteuren rijdt namelijk richting de zee, naar Kaap Arkona op het eiland Rügen. Dat ze toch flink transpireren, komt enerzijds door het ontbreken van airconditioning in de testauto’s en anderzijds door de strenge spelregels: alle brandstoftanks worden voor de test leeggepompt en vervolgens tot op de milliliter bijgevuld voor een bedrag van precies twintig Duitse mark. Voor het equivalent van €10,23 kreeg je bij onze oosterburen indertijd precies 22,25 liter, voor een prijs van 0,899 mark per liter.
Diesels uit die tijd bijna niet meer te vinden
Anno 2023 (de test is gedaan in augustus 2023) is het nog niet zo eenvoudig om geschikte auto’s te vinden voor de nabootsing van de test van 1990. We willen natuurlijk met dezelfde auto’s op pad. De Citroën XM Turbo D12 maakt toevallig deel uit van de klassieke duurtestvloot van AutoBild Klassik, maar vervolgens wordt het lastig. Door het intensievere gebruik in het verleden zijn klassiekers met dieselmotor moeilijk te vinden. Toch is Sven Buchholz, inwoner van Hamburg, in het bezit van een geschikte handgeschakelde BMW 524td. Na enig zoeken vinden we ook een van de weinige overgebleven Audi’s 100 TDI (Typ 44). We moeten daarvoor naar Bad Liebenstein in Thüringen, waar eigenaar Masoud Araghi woont. Bij de zoektocht naar een Fiat Croma 2500 Turbo D met turbodiesel met indirecte inspuiting, een Ford Scorpio 2.5 TD en een Renault 25 Turbo D gooien we de handdoek in de ring. Die zijn simpelweg niet meer te vinden.
Mercedes 300D omdat 250 D Turbo niet te vinden was
Dat is niet heel erg, want het waren indertijd de Citroën en de Audi die om de winst streden; de BMW eindigde op de laatste plaats. Kan de XM het succes van toen continueren? Kan de BMW een beter resultaat neerzetten? Aan onze test doet uiteindelijk ook een Mercedes-Benz 300 D mee. Een eerlijke strijd is het niet helemaal, want de witte sedan is wat ouder, heeft een automatische transmissie en geen turbo aan boord. Een handgeschakelde 250 D Turbo zou een geschiktere kandidaat zijn geweest, en dan eentje van na de eerste modelupdate, maar die was – je raadt het al – niet te vinden. Dat is ook niet zo erg, want indertijd nam er geen Mercedes deel aan de test.
We hebben daarnaast de regels iets veranderd. We starten op ons testparcours in Parchim, rijden via Rostock naar het eiland Rügen en vervolgens naar Hamburg. De rit gaat in konvooi met een maximumsnelheid van 130 km/h. De vier coureurs wisselen regelmatig van auto, zodat de rijstijl niet de doorslag geeft. ’s Ochtends worden de auto’s afgetankt. Dat is een kwestie van geduld voor de bestuurders en alle anderen die willen tanken. Redacteur Dirk Hansen was in 1990 als bestuurder van de XM ook betrokken bij de verbruikstest en volgt de procedure volgens het beproefde recept: druppel voor druppel, waarbij de auto tussendoor flink heen en weer wordt geschud om te voorkomen dat er luchtbellen in de tank ontstaan.
De eerste eigenaar van de Audi hield zijn hand niet op de knip: hij bestelde leren bekleding en vier elektrisch bedienbare ramen op de van huis uit sobere sedan. Het matige afrolcomfort en het interieur – dat nog erg aan dat van een Volkswagen doet denken – getuigen van het feit dat Piëchs kwaliteitsoffensief indertijd nog in de kinderschoenen stond. De grote speling op de versnellingspook maakt duidelijk dat de 400.000 gereden kilometers gevolgen hebben gehad. Aan de andere kant is de vijfcilindermotor verrassend verfijnd. Vergeleken met zijn hard nagelende opvolgers maakt hij in akoestisch opzicht een vrij delicate indruk. Over het geheel genomen is de Audi relatief comfortabel, maar voor een knus gevoel moet je hem niet kopen.
BMW 5-serie E34 was sprong voorwaarts
De BMW is een compleet andere auto. Vergeleken met zijn voorganger, de E28, was de E34 een sprong voorwaarts in afwerkingskwaliteit en comfort. De afwerking in detail, de verhoudingen, de slimme oplossingen: dit is een meesterwerk. Daarnaast is de geluidsisolatie zelfs naar hedendaagse maatstaven nog overtuigend en het rijcomfort dik in orde; de versnellingsbak schakelt licht en precies.
De besturing is het enige wat de leeftijd van de BMW verraadt. Hoewel hij redelijk nauwkeurig is, voelt hij in vergelijking met de stuurinrichting van zijn opvolgers te licht aan om sportief te zijn. Onder de motorkap is het een bijzonder interessant verhaal. De fabrikant uit München heeft lang geworsteld met het probleem van dieselmotoren en gaf daarom ook bij de E34 voorrang aan de voor BMW kenmerkende dynamiek en souplesse. En met succes: hoewel de 524td met zijn 115 pk geen enorme krachtpatser is, geeft hij blijk van een soepele en fijnbesnaarde aandrijving. De zescilinder dieselmotor doet op de achtergrond zijn werk. Van gedreun, vibraties of een storend turbogat is geen sprake. Net als zijn benzinebroers uit die tijd vraagt hij om toeren voordat hij vermogen levert. Het probleem: het onderstel, de wegligging en het geluid wekken qua rijdynamiek een sportieve verwachting die deze motor als het om prestaties gaat niet helemaal kan waarmaken. Het resultaat is dat juist bij de sportieveling in deze vergelijkende test het verlangen naar meer vermogen het grootst is.
300D: zescilinder met drie liter inhoud
Bij de 300 D ligt het weer anders. Met drie liter cilinderinhoud is deze motor een reus. Net als een zware scheepsdiesel heeft hij een lange opwarmtijd nodig voordat er sprake is van iets wat ook maar in de verste verte doet denken aan zin om toeren te maken. Met de viertraps automatische transmissie komt de Mercedes traag en rustig op gang. De motor, die intern OM603 werd genoemd, doet zijn werk bij hoge toerentallen aanvankelijk met merkbare tegenzin. Al na een paar kilometer wordt hij echter minder weerbarstig en meer elastisch. Hij compenseert het ontbreken van een turbo met een hoog koppel bij lage toerentallen en een lineaire vermogensafgifte. Daardoor is hij krachtig, verfijnd en nog steeds ongelooflijk aantrekkelijk voor fans van klassieke diesels. Bovendien biedt dit model een gevoel van veiligheid waartoe alleen een Mercedes in staat is. De deuren die met een solide geluid in het slot vallen, de stoelen met verende kern, de geruisloos werkende centrale vergrendeling, het grote, tochtvrije schuifdak: het is allemaal ongeëvenaard. Het feit dat taxichauffeurs voor de marktintroductie naar Stuttgart trokken om te protesteren tegen de slechte kwaliteit van de W124 was in 1986 alweer helemaal vergeten; de kinderziektes waren toen allang verdwenen.
Mercedes kraak- en rammelvrij
Hoewel de kilometerteller van onze testauto het op een gegeven moment voorgoed voor gezien hield – bij een stand van 370.000 kilometer – dringt er geen gekraak of gerammel door in dit fort op wielen. Het windgeruis blijft aangenaam binnen de perken. Dankzij de lange overbrengingsverhouding draait hij in de hoogste versnelling (de vierde) bij een snelheid van 130 km/h niet met een hoger toerental dan de concurrentie waar we vandaag mee te maken hebben.
Dat het ontwerp van de Mercedes uit een ander tijdperk stamt, wordt echter duidelijk als je overstapt in de XM. Hoewel de Citroën niet met de Benz kan concurreren op het gebied van materiaalkwaliteit, biedt hij aanzienlijk meer ruimte op alle zitplaatsen. Zijn hydropneumatische vering is nog soepeler dan het conventionele onderstel van de Mercedes en op de laatste in matige staat verkerende wegen in het oosten van Duitsland is de vering in topvorm. Over het algemeen zijn bestuurders aanvankelijk sceptisch over de XM, maar na de rit zijn ze overtuigd van de kwaliteiten. Tijdens het rijden scoort hij met de langste overbrengingsverhouding, de beste aerodynamica en het minste windgeruis.
Dan is het eindelijk tijd om plaats te nemen in de testauto’s, voor te gloeien en op pad te gaan. De Audi 100 Typ 44 liep in 1990 al op zijn laatste benen. De 100-generatie werd kort voor het einde voorzien van een diesel met directe inspuiting, de eerste in zijn soort in een Duitse productieauto. Zelfs in dit kwartet kan hij zijn leeftijd niet verbergen en daarmee is het de ideale auto voor ons uitstapje.
Destijds, in augustus 1990, staken we na een kort stuk over de snelweg de grens met de vroegere DDR over, die toen nog maar net geopend was. Het was een tijd waarin Trabant en Wartburg nog het straatbeeld bepaalden, West-Duitse auto’s van Oost-Duitse kentekenplaten werden voorzien en het leek alsof de helft van het wegennet bestond uit lanen met kinderkopjes. Mooi, maar wel vermoeiend. De collega’s waren al blij dat ze de weg konden vinden, dat de auto’s krachtig genoeg waren gemotoriseerd en dat de Vopo’s niet al te vervelend waren.
Tanks van 80 liter
Vandaag de dag is de rit iets minder spannend, want we cruisen over goed onderhouden snelwegen en tweebaans autowegen. Het is bijna saai. Dankzij de grote tanks met een inhoud van 80 liter (Mercedes 70 liter) hoeven we niet te stoppen om te tanken. Indertijd moest je nog naar het eiland Rügen rijden over de chronisch overbelaste Rügendam. Sinds 2007 is er de Rügenbrug. Kaap Arkona met zijn grote kliffen is voor een groot deel niet toegankelijk voor auto’s. Je moet buiten het dorpje parkeren, vanwaar je met een toeristentreintje naar de klif rijdt.
Daar hebben we vandaag geen tijd voor, want we moeten nog terug naar Hamburg. Na 617 kilometer bereikt het konvooi ’s avonds de Hanzestad. Iedereen is razend benieuwd naar de resultaten. We gaan weer naar het tankstation en tanken minutieus bij. De resultaten zijn in alle opzichten verrassend. Zoals verwacht blijft de Mercedes 300D achter bij de tegenstrevers, maar met een keurige zeven liter op 100 kilometer, ofwel 1 op 14,3, doet hij het verbazingwekkend goed. Wij hadden verwacht dat het verbruik ergens tussen de 1 op 12 en 1 op 12,5 zou liggen. Zal hij de BMW 524td naar de laatste plaats verdringen? In 1990 wist een vergelijkbare BMW met een gemiddeld verbruik van 7,4 liter per 100 km, wat gelijk staat aan 1 op 13,5, nauwelijks de 300 kilometer lange rit naar Schwerin te voltooien voordat de tank leeg raakte. Bij de 2023-editie van deze rit weet hij zich met een volle liter per 100 kilometer te verbeteren en eindigt hij op de derde plaats met 6,4 liter per 100 kilometer (1 op 15,6). Dat is uitstekend voor een zescilinder.
Alleen de XM presteert minder goed dan vroegerDe Audi 100 TDI gaat aan kop bij deze verbruikstest. Samen met de BMW heeft hij zich duidelijk verbeterd ten opzichte van 1990 (de score tussen haakjes) en ook de Mercedes laat een geweldig cijfer noteren. Waarom de XM beduidend minder goed presteert dan vroeger blijft een raadsel. Audi 5,2 l (6,0) l/100 km Citroën 6,1 l (5,3) l/100 km BMW 6,4 l (7,4) l/100 km Mercedes-Benz 7,0 l /100 km Om het brandstofverbruik te meten, reden de auto’s in konvooi van het Duitse Parchim via Rügen naar Hamburg. Ze werden vooraf en achteraf zorgvuldig afgetankt. De afgelegde afstand bedroeg 617 kilometer.
|
Lees ook
Toen 200 nog een magisch getal was – Audi 200 20V Quattro vs. BMW 535i
34 jaar oude Mercedes-Benz is wolf in schaapskleren - In het Wild
Praktijkervaring Mercedes-Benz W124: de originele youngtimer
Citroën XM (1991) - Liefhebber Gezocht
Waarom de derde BMW 5-serie steeds geliefder wordt als klassieker
Lezersreacties (66) (gesloten)
De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.