Deze Amerikaanse supercar met 625 pk moest Ferrari F40 & co wegvagen… met een automaat!
Stealth op wielen al 36 jaar oud
Het is een stealth-fighter voor de snelweg, een hyperbool op wielen. De Vector W8 moest het Europese supercar-establishment het vuur na aan de schenen leggen. Wat betreft zijn buitenaardse uiterlijk en spectaculaire prestaties lukte dat aardig. Helaas ging het met de rest wat minder.
Ik heb nog geen drie meter gereden of er klinkt een ontzettend naar schrapend geluid rechtsvoor. Mijn begeleider kijkt geschrokken op en komt op een holletje naar me toe. Ben ik ergens tegenaan gekleund? Heb ik dit monster pijn gedaan? Hoe groot is de schade? En meteen die angst voor hoon: hoe vertel ik het de redactie? Ik open de vleugeldeur en bereid me voor op het ergste. “Niet te scherp sturen”, hijgt de verzorger van de Vector. “Bij grote stuuruitslagen schrapen de banden tegen de voorschermen.”
Knop voor de turbodruk
Grote stuuruitslagen?
Ik begon nog niet eens van richting te veranderen! Enfin, ik knoop de tip in mijn oren en manoeuvreer voorzichtig naar de ingang van het korte parcours waarop ik zo eventjes los mag. Het voelt een beetje als met een olietanker spelen in een jachthaven, maar ik ga dit gegeven paard niet in de bek kijken. Je krijgt nu eenmaal niet elke dag de kans om te rijden in een Vector W8 TwinTurbo. Met een verleidelijke knop op het dashboard kun je de turbodruk opschroeven, maar dat is mij expliciet verboden. Ik rijd een voorzichtig proefrondje om een gevoel voor de bolide te krijgen en raak al in de tweede bocht met twee wielen naast de baan. Oef, dit ding is snel.
Ondertussen probeer ik me de cabine eigen te maken.
Mijn kruin raakt het zonnedakje net niet, mijn torso wordt comfortabel omklemd door de met edel leer beklede, meervoudig verstelbare Recaro-sportstoel. De pedalen zitten goed binnen voetbereik en het zicht naar voren is dankzij de kamerbrede voorruit prima, hoewel mijn ogen telkens naar het dashboard worden getrokken. Dat zit bomvol knoppen en schakelaars die rechtstreeks uit militaire jets als de F-16 en F/A-18 komen, met prominent links van het stuur een groot scherm dat ook figureert in de Amerikaanse M1A1 Abrams-gevechtstank. Dat scherm toont alle functies van de auto digitaal in oranje staafgrafieken of diagrammen. Althans, als er geen licht op schijnt, want dan wordt het vrijwel onzichtbaar. Andere verwijzingen naar de militaire luchtvaart: de links van me geplaatste hendel van de automatische bak is vormgegeven en te bedienen als de gashendel van een gevechtsjager. En hij heeft een heus head-up display. Er zit zelfs een kompas op het dashboard. Kan het cooler? Jammer dat je hem gewoon moet starten met een sleutel.
In de Vector kruipen is ware opgave
Tot zover het goede nieuws. Het zicht opzij is abominabel, naar achteren is het er hoegenaamd niet. In en uit de auto klimmen is een operatie die veel weg heeft van zo stil mogelijk naast je geliefde in bed kruipen nadat je een avondje stevig hebt doorgezakt, terwijl zij voor straf de hond op jouw plek in bed heeft gelegd. Al na één klimpartij over de enorme dorpel, langs het omhoog scharnierende portier, waarschuwt mijn heup met een pijnscheut dat er niet veel meer van dit soort slangenmensachtige fratsen moeten plaatsvinden.
Wiegert had opleiding tot designer
De Vector lijkt misschien van een andere planeet te komen, maar hij komt gewoon uit Venice, een hippe kunstenaarswijk in Los Angeles, waar Gerald Alden (Jerry) Wiegert in de late jaren zeventig neerstreek. Wiegert was aan het begin van dat decennium, na zijn opleiding tot designer annex industrieel vormgever (onder meer aan het prestigieuze Art Center College of Design in LA), aan de slag gegaan voor opdrachtgevers als Chrysler, Ford en General Motors. Het duurde echter niet lang voor hij steeds meer tijd begon te steken in een project waar hij al jarenlang van droomde: de bouw van een Amerikaanse supercar. Dat was geen slecht plan, want wat had Amerika de supercarliefhebber destijds eigenlijk te bieden? Al als student keek Wiegert om zich heen en zag niets op vier wielen dat in zijn land werd geproduceerd wat ook maar in de buurt kon komen van de Europese topproducten die in die jaren uit de werkplaatsen rolden van Porsche, Ferrari, Lamborghini, Aston Martin, Jaguar... nou ja, vul maar in.
Dat was hem een doorn in het oog. Wiegert nam zich voor om die Europeanen een lesje te leren en dat deed hij op zijn Amerikaans: groots en meeslepend. Hij richtte samen met kompaan Lee Brown designstudio Vehicle Design Force op en presenteerde in 1972 de Vector, een nogal spectaculair vormgegeven concept-car. Brown hield het daarna voor gezien. Wiegert veranderde de naam van zijn bedrijf in Vector Aeromotive, betrok een pand aan de Abbot Kinney Boulevard in Venice en presenteerde zes jaar later zijn volgende creatie: de W2, gebouwd in een voormalige brandweerkazerne. De W2 kreeg enorm veel media-aandacht, niet alleen dankzij zijn wilde vormgeving, maar ook doordat Wiegert claimde dat het apparaat een ongeloofwaardige topsnelheid van 370 km/h zou hebben. Verder dan het prototypestadium kwam de W2 niet, maar het concept evolueerde in de daaropvolgende jaren tot de technisch vrijwel identieke, maar visueel iets meer fijngeslepen W8 TwinTurbo, die in 1989 als definitief product werd gelanceerd.
625 pk op 1.500 kilo
Dat je in de Vector het gevoel hebt in een straaljager te zitten, is geen toeval. Wiegert was van meet af aan van plan om technologie uit de militaire luchtvaart toe te passen, wat ook die nieuwe bedrijfsnaam verklaart: Vector Aeromotive. De technologische kruisbestuiving, zo geloofde hij, zou van zijn creatie de beste auto ter wereld maken. Vandaar dat het semi-zelfdragende chassis was gemaakt van een aluminium honingraatvloer en aluminium panelen, die waren gelijmd met epoxyhars en verbonden met klinknagels zoals in de luchtvaartindustrie. De carrosserie bestond uit kevlar, koolstofvezel en glasvezel. Met een gewicht van iets meer dan 1.500 kilo en een 625 pk sterke, overdwars en midscheeps geplaatste 6,0-liter biturbo-V8 van Chevrolet moest hij de vloer aanvegen met de Europese concurrentie.
Ook kwaliteit moest beter zijn dan die van Europese merken
De specificaties waren ronduit sensationeel, maar het was het uiterlijk van de auto dat de meeste indruk maakte. Er bestond helemaal niets wat op deze American psycho leek. Zelfs de bepaald niet onopvallende Lamborghini Countach, die in 1974 in productie was gegaan, had niet zo’n heftige uitstraling als de Vector, en ook de Diablo van 1990 schoot in buitenissigheid tekort. Dat was ook precies Wiegerts bedoeling. Zijn Vector moest niet alleen honderd procent Amerikaans zijn, een betere kwaliteit bieden dan wat de Europeanen konden leveren en ongekend snel zijn, hij moest dat ook uitstralen. Je zou bijna denken dat Wiegert bij het ontwerp van de W2 in de jaren zeventig, die de basis vormde van de W8, een lijntje had met Skunk works. Deze geheime afdeling van vliegtuigbouwer Lockheed werkte in die tijd voor de Amerikaanse luchtmacht aan het officieel niet bestaande project Have blue, de voorloper van ’s werelds eerste stealth-jet F-117A. Ook het exterieur van de Vector draagt details uit de militaire luchtvaart, vooral in de vorm van panelen en luchtroosters. In zijn definitieve incarnatie, zoals hij uit Wiegerts productielijn in Wilmington, Los Angeles, rolde, is de W8 laag, breed en extreem wigvormig. Zijn messcherpe taillelijn, geprononceerde wielkasten, agressieve, scherpe neus, enorme achterplecht en door het horizontale lijnenspel uitermate breed ogende achterkant geven hem een dreigend, bijna boosaardig uiterlijk, helemaal in deze gitzwarte kleur. Tijdloos is het design niet, maar qua visuele impact is de Vector nog altijd een showstopper.
En hij vóélt ook indrukwekkend. Veel tijd krijgen we niet, maar genoeg voor het verzamelen van een aantal mentale notities. Zo is de drietraps automaat een van de zwakke punten van de bolide. Die kan de enorme kracht eigenlijk niet aan die wordt geleverd door de zwaar aangepaste aluminium V8, met zijn speciale zuigers, twee brute Garrett-turbo’s en allerlei andere handgemaakte hardware om de Vector de maximale power te geven. De stoere schakelhendel laat zich zwaar bedienen, de van Oldsmobile afkomstige bak wisselt van verzet met harde klappen en klinkt alsof hij elk ogenblik onder de auto uit kan vallen.
Manoeuvreren is een hel, niet alleen door het belabberde zicht opzij en naar achteren, maar ook doordat de draaicirkel groter lijkt dan die van een satelliet. Dat neemt niet weg dat de pluspunten zwaarder wegen. Het motorgeluid binnenin is oorverdovend lekker. De W8 stuurt zwaar, maar uiterst precies en vertoont in snel genomen bochten amper rol- of duikneigingen. Schijnbaar zonder moeite gaat hij onwaarschijnlijk snel: in de eerste versnelling haal je al dik 110 km/h, vloer het gas en op de korte rechte stukken van dit Mickey Mouse-baantje klapt de bak zelfs meermalen naar z’n twee. Geen wonder dat ik de eerste paar ronden onverwacht snel op de volgende haakse bocht af dender. Gelukkig zijn de remmen prima.
Geroemd om zijn stabiliteit, grip en balans
In zijn tijd werd de Vector door alle testredacties die een exemplaar onder handen mochten nemen geroemd om zijn stabiliteit, grip en balans. Ze waren onder de indruk van de bouwkwaliteit, de ruime en comfortabele cockpit en de afwerking. Ik kan dat, bijna een kwarteeuw na dato, alleen maar beamen. Er is in deze youngtimer geen kraakje of rammeltje te horen. Wiegert wilde dan ook dat elke Vector een leven lang meeging en paste zijn kwaliteitseisen daarop aan. Met succes. Nee, niemand heeft ooit een Vector naar zijn geclaimde topsnelheid weten te jagen en natuurlijk is ook mij dat niet gelukt. Maar dit is een kennismaking, een eerste date, en bij een eerste date ga je niet te ver. Met als voordeel dat de magie blijft: de Vector voelt en oogt nog steeds als de supercar waar ik als puber smoorverliefd op was.
Duurder dan een Ferrari F40
De levensloop van de W8 is eigenlijk vooral het verhaal van Wiegerts nimmer aflatende jacht op investeerders. Hoewel de heftige W8 al snel de interesse van gefortuneerde aspirant-kopers trok, waren namelijk maar weinig kapitaalkrachtige figuren bereid geld in zijn bedrijf te steken. Niet in het minst omdat deze handgebouwde straatvechter enorm duur was om te maken. De vraagprijs bedroeg rond de introductie van de auto zo’n 448.000 dollar en liep in 1992 zelfs op naar nog veel meer dan dat, hoewel op elke verkochte W8 verlies werd gemaakt. Dat was vreselijk veel geld, zeker als je die vermaledijde Europese concurrentie in ogenschouw nam: een Ferrari F40 kostte in de VS 415.000 dollar. Bovendien wist Vector zijn prestatieclaims nooit officieel waar te maken. Volgens een destijds geciteerde, anoniem gebleven medewerker van Vector Aeromotive bedroeg de Cw-waarde van de auto 0,55, wat net zo hoog is als van een Land Rover Defender. Vergeleken met andere supercars uit die periode was hij niettemin extreem: Porsche 959: 0,31, Ferrari F40: 0,34, Lamborghini Countach uit 1990: 0,40. In rijtests, onder meer door het Amerikaanse automagazine Road & Track, werd de geclaimde topsnelheid van 400 km/h nooit gehaald, hoewel de W8 nog altijd tot bijna 350 km/h wist te komen en de acceleratie van 0-100 km/h werd geklokt op een veelbelovende 4,4 seconden.
Dit is de Vector W8 die vorig jaar bij Louwman Museum stond
De Vector die ik voorzichtig mag uitlaten, is eigendom van de Zwitserse rijkaard Fredy Lienhard, die volgens onze begeleiders de eerste eigenaar is van deze zwarte weduwe. Het is ook het exemplaar dat in 2024 in het Louwman Museum stond voor de tijdelijk expositie over supercars uit de jaren negentig. Volgens het chassisnummer is dit de derde productie-Vector W8 die ooit is gebouwd, in het eerste productiejaar 1990. Hij draagt weliswaar nummer 008, maar Vector hanteerde een ietwat onlogisch nummeringssysteem. Hoe het ook zij, de W8 werd geen verkoopsucces: te duur, te ingewikkeld. Te Amerikaans misschien wel. Er zijn er naast de twee prototypes slechts zeventien gebouwd. Jarenlang werd de auto gezien als een uitwas uit de dolle jaren tachtig, maar tegenwoordig overheerst het respect voor Wiegerts in extravagant gestileerd kunststof geboetseerde visie. De Vector was als een supernova die alle sterren aan het supercar-firmament héél even wist te overstralen. Helaas, zo weet Jerry Wiegert inmiddels ook, is een supernova niets meer dan de fel opvlammende doodsstrijd van een zware ster. En nog erger: uiteindelijk wordt zo’n supernova altijd een zwart gat.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in AutoWeek GTO
Geschiedenis VectorDe geschiedenis van Vector als merk na de mislukking van de W8 is er vooral een van juridisch gekrakeel, verkeerde managementkeuzes en de belofte van nóg heftiger auto’s die er nooit zijn gekomen. In 1993 werd Vector overgenomen door het Indonesische Megatech, dat een jaar later ook Lamborghini kocht. Wiegert werkte al aan de opvolger van de W8 TwinTurbo, de WX3. Hij presenteerde de prototypes in 1993 in Genève, maar werd daarna door Megatech de laan uit gestuurd. De nieuwe
eigenaar creëerde vervolgens de Vector M12, een verbouwde Lamborghini Diablo waarvan zeventien exemplaren werden gebouwd, net zoals het geval was bij de W8. In 2000 kreeg Wiegert zijn bedrijf weer in handen, dat hij omdoopte tot Vector Motors Corporation. In 2007 presenteerde hij de WX8 als officiële W8-opvolger, voorzien van een 1.850 pk sterke 10-liter V8, goed voor een topsnelheid van zo’n 450 km/h. Van dat project hebben we sindsdien niet méér gezien dan foto’s. |
Vector M12
Vector WX8
Lees ook
Na val communisme was optimisme in Oost-Europa zo groot dat er een Tatra supercar werd gebouwd
Deze Duitse supercar uit de jaren 90 kun je kennen van Need for Speed, in het echt is er maar één
Peugeot 607 2.2 16V - Voor tien mille minder heb je er ook één maar niet zo goed als deze
Dreame mikt op meer rechtszaken met Rolls-Royce-kloon
