Waarom de Alfa 159 zo teleurstelde als 156-opvolger
Aan het uiterlijk lag het niet
De Alfa Romeo 159 was werkelijk verpletterend mooi, een heuse belofte voor elke dansvloer, maar eenmaal ter plaatse bleek ze zich veel minder lichtvoetig te bewegen dan verwacht. Zelfs de beresterke V6 moesten we destijds een tikje lui noemen. Waarom de auto zo tegenviel na de nog veel mooiere, iconische 156.
De Alfa 156 was dood, leve de Alfa 159. Dat doornummeren klinkt niet als een paleisrevolutie, maar net als bij een echte troonsopvolging paste de nieuwkomer echt niet zomaar eventjes in de schoenen van de hooggewaardeerde voorganger. De 156 was een icoon, die zelfs als aftandse occasion zijn waardigheid behield: te mooi om te vergaan, en zeker om uit de gedachten van liefhebbende Alfisten te verdwijnen. Voor menigeen zal de 156 gelden als de mooiste sedan van de jaren 90 en dat alleen maakte de opvolging al lastig.
Niet zo watervlug als de 156
Zorgen daaromtrent waren echter ongegrond, omdat maestro Giugiaro een weergaloos mooi vervolg op papier zette. En het rijden? Heel goed, maar het watervlugge van de 156 was eraf. Het was net alsof dat model gehaast afscheid had genomen van zijn onbezorgde puberjaren en nu, als 159, aan een serieuze grote-mensencarrière was begonnen. In oude testverslagen lezen we over een degelijk weggedrag, een besturing die tot rust is gekomen en een opvallend stil interieur. Prachtig, maar dat zijn geen zaken die de liefhebber uit zijn slaap houden. De 159 was nooit eens stout, maar wilde juist deugen, waarbij de fans voor de hier en daar matige afwerking een liefhebbend oogje toeknepen.
Zelfs de V6 was wat lui
En de prestaties? Met uitzondering van de 1.8-motor prima, met traditioneel een hoofdrol voor de V6, de topmotor. In de 159 werd die standaard gekoppeld aan vierwielaandrijving. Het is deze versie waarvan de specificaties het meest aansluiten bij die van de nieuwe Giulia Veloce AWD, alleen kwamen de prestaties er bij die dikste der 159’s nooit helemaal lekker uit. Het geluid was fantastisch, de stuwkracht op zich ruim voldoende en de wegligging een ware demonstratie van kleefkracht. Echt vlotte moves behoorden alleen niet tot het repertoire van de beoogde ballerina: de V6 (die niets te maken met de machtige 3.2 van 147 en 156 GTA of in de GT) vergde minstens 5.000 toeren om tot volle wasdom te komen. We konden de machinerie, tot het eindelijk zo ver was, niet anders dan een beetje lui noemen. Verdraaid jammer, want verder bleek de 159 over elk talent te beschikken dat de wereld van een nieuwe Alfa Romeo mocht verwachten. De latere 1750 TBi-turbomotor zou het nog enigszins goedmaken, maar die kwam eigenlijk te laat.
Dan maar niet dansen.