Rechtsverkeer: Garantie na afloop van de garantie
Garantie na afloop van de garantie
Jeroen den Boer heeft na lang zoeken een mooie sportieve gebruikte auto gevonden bij een erkende merkdealer. Na enig onderhandelen komen ze een prijs van € 17.500,- overeen en de auto is van Jeroen. De auto is 8 jaar oud en heeft iets meer dan 110.000 kilometer gereden. De bolide is van een degelijk A-merk dus hij kan nog vele jaren probleemloos mee, zo vertelt de autoverkoper. Er zit bovendien 6 maanden BOVAG-garantie op de auto. Een maand na de aankoop merkt Jeroen dat er regelmatig pluimen blauwe rook de uitlaat van de auto verlaten. Ook gaat ineens een rood lampje op het dashboard branden. Jeroen gaat snel terug naar de dealer. Deze controleert de auto, reset het lampje en vult olie bij. Verder niets aan de hand, krijgt Jeroen te horen. Enkele weken na dit incident gaat het lampje weer branden. Het lampje wordt opnieuw gereset door de garage. Jeroen klaagt over het olieverbruik, maar dat valt volgens de dealer wel mee. Een inwendig onderzoek van de motor vindt niet plaats.
Ruim een jaar na aankoop van de auto en 30.000 kilometer verder zijn er grote problemen met de motor van de auto. De auto wordt naar de dealer gebracht. Al snel blijkt dat de cilinderkop kapot is. Er ontstaat een discussie over de herstelkosten en uiteindelijk biedt de dealer aan om de cilinderkop uit coulance te vervangen. Daar gaat Jeroen niet mee akkoord. Hij wil dat de motor gereviseerd wordt of dat er een ruilmotor geplaatst wordt. Het autobedrijf wordt schriftelijk aansprakelijk gesteld voor alle schade en gesommeerd de auto deugdelijk te herstellen. Jeroen schakelt ook een schade-expert in om de oorzaak van de schade vast te stellen. Uit het onderzoek blijkt dat de schade veroorzaakt is door overmatig olieverbruik van de motor. De dealer is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat de motorschade is ontstaan door normale slijtage omdat Jeroen na aankoop al 30.000 kilometer met de auto gereden heeft. Het olieverbruik was volgens het bedrijf niet overmatig en viel binnen de tolerantie van het merk en type. Daarnaast zou het vervangen van de cilinderkop afdoende zijn. De garantie was al verlopen toen de motor stuk ging en Jeroen had na de eerste klachten niets meer van zich laten horen. Jeroen heeft volgens het autobedrijf te laat geklaagd en een beroep op de BOVAG -garantie is volgens de verkoper niet meer aan de orde. Uiteindelijk weigert de dealer aan de wensen van Jeroen te voldoen en de auto wordt bij een andere dealer gerepareerd.
Jeroen schakelt een advocaat in en deze legt de kwestie voor aan de rechter. De advocaat van Jeroen geeft hier aan dat Jeroen volgens hem een beroep kan doen op de wettelijke garantie. Jeroen hoefde namelijk bij aankoop van deze auto niet te verwachten, dat de auto na een jaar een dergelijke grote reparatie zou hebben. De advocaat voert namens Jeroen een groot aantal claims op. Zo vordert hij de kosten van het kopen en monteren van een ruilmotor en de turborevisie van bijna € 11.000,-. Daarnaast wil hij een vergoeding van de factuur van de schade-expert, kosten van vervangend vervoer en smartengeld. Daar bovenop wil hij ook een vergoeding van de kosten van de autoverzekering en de motorrijtuigenbelasting gedurende de tijd dat de auto stil heeft gestaan. Ten slotte wil hij vervanging van de autobanden omdat die ovaal waren geworden door de lange stilstandsduur van de auto. De advocaat van de dealer betwist dat hij verantwoordelijk is voor de schade en betwist alle schadeposten.
Wat is volgens jou redelijk in deze kwestie en hoe zou de uitspraak moeten luiden?