Nieuwe auto's duur? Ze zijn goedkoper dan ooit!

Klagen over autoprijzen is borrelpraat

autoprijzen

“Een nieuwe auto is amper meer te betalen, mijn vader kocht de zijne voor vijfduizend gulden.” Veelgehoorde borrelpraat en zo sec gesteld klopt het wel. Toch spelen er veel meer factoren mee en als je die ook meerekent, blijkt dat auto’s door de jaren heen juist goedkoper zijn geworden.

Nederland wordt geregeerd door het kabinet De Jong, Eddy Merckx wint de Tour de France, The Beatles gaan uit elkaar en ook Jimi Hendrix stopt, zij het op een veel rigoureuzere wijze. Vakantie vieren we met de vouwwagen op een camping aan de Belgische kust en wie het wat breder heeft, doet dat met de caravan aan de Middellandse Zee. Het straatbeeld wordt bepaald door modellen als de Simca 1000, Citroën DS en Opel Kadett B en de benzine die daar in gaat, kost nog geen gulden per liter. Inderdaad, we zijn ruim een halve eeuw terug in de tijd beland, in het jaar 1970 om precies te zijn. Alleen de wat ouderen onder ons hebben nog herinneringen aan dat tijdperk. We hebben ook even voor je opgezocht wat een beetje auto in 1970 kostte. Het antwoord op die vraag ­vonden we in het jaarlijks terugkerende naslagwerk van Bovag en RAI Vereniging, Mobiliteit in Cijfers. In 1970 kostte de gemiddelde nieuwe auto – houd je vast – 7.456 gulden, oftewel €3.389. Nu rolt de gemiddelde nieuwe auto – en dat is meteen de aanleiding voor dit artikel – voor net geen 46 mille de showroom uit. Bijna dertien keer zo duur dus en dat maakt het verleidelijk om te roepen dat auto’s veel te duur zijn geworden.

Van guldens naar euro's

Maar is dat wel zo? Er zijn meerdere manieren om het antwoord op die vraag te vinden. Om te beginnen kun je een gulden van toen, ook omgerekend naar euro, natuurlijk niet vergelijken met die van nu. Zelfs wie helemaal niets weet van economie kan het woord inflatie de af­gelopen jaren niet hebben gemist. Inflatie betekent kort door de bocht dat hetzelfde bedrag in cijfers door de jaren heen minder waard wordt doordat onze dagelijkse bestedingen duurder worden. Kortom, prijsstijgingen, precies waarover we het hier hebben. Het inflatiecijfer wordt per jaar berekend door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en wanneer we de gemiddelde autoprijs van 1970 door de inflatiecalculator van het CBS halen, blijkt die naar huidige draagkracht geen €3.389, maar €19.151 te bedragen. Dat klinkt al veel realistischer, maar het ligt toch nog steeds mijlenver verwijderd van het ge­middelde van nu, €45.993.

Opel- en Chevrolet-dealer Van Vliet

Een andere manier om de prijzen van toen en nu te ­vergelijken, is om ze te relateren aan het modale inkomen, zoals dat is berekend door het Centraal Planbureau CPB. Let wel, modaal is het meest voorkomende inkomen, waardoor excessen geen vertekening geven, zoals bij het gemiddelde. Zuivere wiskunde is deze vergelijking mede daardoor niet, maar het geeft niettemin een aardig beeld van hoe (on)bereikbaar een nieuwe auto toen was voor Jan met de Pet. Welnu, in 1970 was het modale inkomen omgerekend €5.559. De gemiddelde auto kostte destijds dus 61 procent van een (bruto) jaarinkomen. Dat percentage daalde tot 48 procent in 1975, waarna het door de jaren steeds verder opliep. Sinds 2019 ligt de gemiddelde autoprijs boven het modale jaarinkomen en inmiddels kost de gemiddelde nieuwe auto 111 procent van een modaal jaarsalaris.

Opel- en Chevrolet-dealer Van Vliet.

Genuanceerder

Ook vanuit het standpunt van het modale jaarsalaris gezien zijn auto’s de afgelopen decennia dus flink duurder geworden. Daar is geen speld tussen te krijgen, maar ­wanneer we het product dat je voor dat geld krijgt gaan ontleden, blijkt het verhaal toch een stuk genuanceerder. Je voelt hem al aankomen: een auto van nu heeft natuurlijk meer aan boord dan een van vroeger. Veel, nee, heel veel meer. Airconditioning, centrale vergrendeling, elek­trische bediening van ramen en spiegels, ADAS, infotainment: zomaar een greep uit de zaken die nu vaak standaard zijn op de goedkopere auto’s, terwijl ze destijds zelfs op de duurdere modellen hoogstens opties waren, áls ze al bestonden. Dat laatste is meteen de reden dat een omrekening van een auto uit 1970 amper mogelijk is, vandaar dat we voor deze oefening doorspoelen naar 2003, precies twintig jaar geleden.

Voordat we dat doen, stappen we eerst binnen bij de Renault-dealer voor de eenvoudigste Clio, een TCe 90 Evolution. Deze uitvoering kost €21.980. Dat is best een boel geld wanneer je bedenkt dat je twintig jaar geleden slechts €13.195 armer de showroom verliet in je gloednieuwe Clio 1.2 Authentique. Maar even los van de inflatie van twintig jaar: wat krijg je op de Clio 2023 wat je destijds op je buik kon schrijven? Heb je even?

Zo zuiver mogelijk

Wat biedt een nieuwe Clio? Een hele trits aan ADAS, zoals botswaarschuwing, een rijbaanassistent, een automatische noodrem, voetgangersherkenning, hill assist, cruisecontrol, parkeersensoren en verkeersbordherkenning. Verder meer airbags, elektrische raambediening achter, airconditioning, boordcomputer, muziek, stuurbediening, een infotainmentsysteem, elektrisch inklapbare en verwarmbare buitenspiegels, een lichtsensor en led-koplampen en -achterlichten. Dat is een boel!

Is dat voldoende om het enorme prijsverschil te rechtvaardigen? Om die vraag te beantwoorden, vinken we de ontbrekende extra’s op de oude Clio aan op de optielijst van destijds, voor zover ze er destijds überhaupt waren, natuurlijk.

Om het zo zuiver mogelijk te houden, rekenen we het prijskaartje uit 2003 eerst even om naar de huidige waarde. Volgens de inflatiecijfers van CBS staat de €13.195 van twintig jaar geleden gelijk aan €19.848 vandaag. Dan is het prijsverschil nog maar €2.132. Om dat voor zover mogelijk dicht te timmeren, bestellen we op de oude Clio zij-airbags (€295), airconditioning (€925) en een audio-­installatie (€445). Dat is een meerprijs van €1.665 , wat na inflatiecorrectie neerkomt op €2.701. Daarmee komt onze oude Clio naar het huidige prijspeil op €22.549 en dat is – tromgeroffel – duurder (2,6 procent) dan de huidige Clio, maar zonder navigatie, alle ADAS of andere leuke zaken die destijds niet eens te bestellen waren of zelfs maar bestonden.

Shoppen bij BMW

Omdat één zwaluw nog geen zomer maakt, doen we ­hetzelfde met een auto uit het D-segment. Laten we eens bij BMW gaan shoppen voor een mooie 318i. Die is er nu vanaf €52.379, tegenover €35.150 twintig jaar geleden voor de E46 318i. Voor die meerprijs krijg je nu standaard onder meer een automaat, alle gangbare ADAS, audio­bediening op het stuur, een head-up display, navigatie, lichtmetalen wielen en ledverlichting voor en achter. Welnu, als we de € 35.150 uit 2003 door de inflatie­calculator trekken, komt die er als €52.873 uit. Alleen dát maakt deze 318i van toen al duurder dan de huidige. Tellen we de prijzen van de voor zover toen aanwezige extra’s bij elkaar op, dan komen we op een meerprijs van €3.823, na inflatiecorrectie €5.751. In totaal kostte de BMW 318i in 2003 dus €58.624 in huidig geld. Oftewel: de BMW 318i is nu zes mille goedkoper (11,9 procent) dan twintig jaar geleden, maar wel mét een hoop luxe die je er destijds niet eens bij kon kopen.

Toegegeven, het is maar de vraag of je die standaard­zaken die de prijs opdrijven er ook op wilt hebben, maar wees eerlijk: wie wil er vandaag de dag nog een auto ­zonder airconditioning? Bovendien heeft de steeds verder aangescherpte wetgeving veel zaken die je destijds niet eens had tot bittere noodzaak gemaakt. Dat heet vooruitgang. Hoe je het echter ook wendt of keert: de bewering dat auto’s zo ontzettend duur zijn geworden, kan naar het rijk der fabelen.

Ter vergelijking

Wat kocht je in 1970? Voor 5.500 gulden (€2.500) werd je de trotse eigenaar van een Citroën 2CV, een Opel Kadett sloeg een gat van 6.500 gulden (€ 2.955) in je spaarrekening, een BMW 2002 kostte 12.000 gulden (€ 5.455) en vanaf 27 mille (€ 12.273) was je welkom bij de Porsche-dealer voor het vervullen van de ultieme jongensdroom.

Wat was de goedkoopste auto?

In 2003 kostte de Fiat Panda €5.559. Dat zou nu €8.362 zijn. Vandaag kost een nieuwe Panda €16.990 en dat maakt hem nog steeds de goedkoopste auto die nieuw te koop is, al moet hij dat erepodium wel delen met de Mitsubishi Space Star, die exact hetzelfde kost. Dat betekent dat de drempel om in een nieuwe auto te stappen in twintig jaar tijd met een factor twee is verhoogd. Een Renault R4 L kocht je in 1965 voor 4.600 gulden, omgerekend €2.090. Na inflatiecorrectie zou dat nu €6.869 zijn.
Dit artikel verscheen eerder in AutoWeek 4

Lezersreacties (187)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.