Hydrolastic & Hydragas – Cornelis schetst
‘Jammer van het inferieure imago van de Allegro’
5 reacties
Video
Helaas kunnen wij deze video niet weergeven, omdat je niet akkoord bent gegaan met de
cookie voorwaarden.
Onze video speler heeft rechten nodig voor de "Social Media".
Wijzig je cookie instellingen
Bij veersystemen met vloeistof wordt terecht al snel gedacht aan Citroën, maar auto’s als de Mini en MG F hadden iets soortgelijks: Hydrolastic en later Hydragas. Minder gecompliceerd, maar evengoed uiterst doeltreffend stonden de voor- en achterwielophanging met elkaar in verbinding. Dat klinkt ingewikkeld, maar is het dat ook?
Bij auto’s met een korte wielbasis beweegt de koets veel meer wanneer er door een kuil of over een hobbel wordt gereden dan bij auto’s met een langere wielbasis. Het zou mooier zijn wanneer de koets gewoon vlak zou blijven. Om dat te bewerkstelligen, moeten bij het inveren van de voorwielen ter compensatie de achterwielen op dat moment juist uitveren. We spreken dan over een gekoppeld veersysteem.
Wanneer in 1962 de identieke MG 1100 en Morris 1100 (ADO16) en een jaar later de Austin 1100 op de markt verschijnen, zijn die auto’s voorzien van een gekoppeld veersysteem op basis van vloeistof: veert bijvoorbeeld het linker voorwiel in, dan wordt er vloeistof naar achteren geperst, waardoor het linker achterwiel uitveert.
Simpel voorgesteld bestaat het systeem per wiel uit twee boven elkaar geplaatste vloeistofkamers, die van elkaar zijn gescheiden door een membraan. Als gevolg van het inveren zal de wielophanging door middel van een zuiger druk uitoefenen op de vloeistof in de onderste kamer. De vloeistof drukt vervolgens tegen het membraan, waarna de vloeistof in de bovenste kamer ook onder druk komt te staan. De vloeistof in de bovenste kamer zal in eerste instantie een in die bovenste kamer aanwezig rubberblok samendrukken. Doordat de bovenste kamer in verbinding staat met de leiding die voor- en achterveer met elkaar verbindt, zal de vloeistof ook proberen via de leiding de andere veer uit te laten veren. Behalve veren kan de veereenheid ook dempen. Daartoe zit in het membraan dat de onderste en bovenste kamer van elkaar scheidt een ventiel waar de vloeistof door wordt geperst. De hiervoor benodigde energie zorgt voor een dempend effect. Dit systeem heet Hydrolastic en komen we ook tegen in Mini’s en Maxi’s. In 1973 verschijnt in de Austin Allegro een doorontwikkeling van het systeem: Hydragas. Het basisprincipe is gelijk, alleen bevat de bovenste kamer nu geen rubberblok, maar een door een membraan afgescheiden cel met stikstof als verend medium. Hydragas wordt ook gebruikt voor de Austin Princess, de Metro en zelfs tot 2002 in de MG F.
Aardig detail is dat door de verbinding tussen voor- en achterwiel er een vrij soepel veersysteem ontstaat. Maar doordat de systemen links en rechts gescheiden werken, stroomt er bij overhellen in de bocht geen vloeistof van links naar rechts (of omgekeerd) waardoor de auto weinig zal overhellen. Alleen de rubberblokken zullen ingedrukt worden. Ten opzichte van het hydropneumatische systeem van Citroën hebben Hydrolastic en Hydragas geen pomp nodig en dat maakt het minder gecompliceerd. De basisgedachte is om het gesloten systeem tijdens de productie van de auto op druk te zetten waarna het verder onderhoudsvrij zou moeten zijn. In de praktijk blijkt echter dat er na verloop van tijd drukverlies optreedt waarna het systeem in de garage weer op druk gezet moet worden.