Familie Lantinga koestert de witte Peugeot 504 Cabriolet al sinds de aanschaf in 1972

Vierde generatie is ook al fan

Peugeot 504 Cabriolet

Velen zien de 504 Cabriolet als een van de mooiste auto’s die Peugeot ooit heeft voortgebracht. De familie Lantinga koestert de witte 504 al sinds de aanschaf in 1972. In 1999 nam de tweede generatie de zorg op zich en inmiddels wacht generatie drie om het stokje over te nemen.

Het is moeilijk voor te stellen, maar na de compacte 206 en diens voorganger 205 is de forse 504 het succesvolste model dat Peugeot ooit heeft gebouwd. Maar liefst een dikke 3,7 miljoen exemplaren rolden er sinds 1968 van de band. Dat gebeurde behalve in Frankrijk in Portugal, Spanje, China, Taiwan, Thailand, Australië, Nieuw-Zeeland, Argentinië, Chili, Uruguay, Egypte, Kenia, Marokko, Tunesië, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika en het Nigeriaanse Kaduna, waar nog tot in 2006 504’s werden geassembleerd. Dan hebben we het over een tijdspanne van maar liefst 38 jaar. Eigenlijk zelfs nog iets langer, want in 2007 stonden in Kenia nog splinternieuwe 504’s in de showroom, daar niet onterecht aangeprezen als ‘King of the African road’.

a href=

Ogen van Sophia Loren

In juni 1968 was de opvolger van de 404 weliswaar gereed, maar in verband met de ongeregeldheden in Parijs van de maand ervoor werd besloten om hem pas na de zomervakantie (in september) de wijde wereld in te sturen. En een wereldauto wás deze comfortabele Fransman en Auto van het Jaar 1969 beslist, gezien bovenstaande assemblagelocaties. Of moeten we zeggen ‘Française’, want het verhaal gaat dat Pininfarina-ontwerper Aldo Brovarone voor de vorm van de koplampen werd geïnspireerd door de ogen c.q. oogopslag van actrice Sophia Loren. Het leeuwendeel van al die 504’s betrof de vierdeurs sedan, bijna 2,7 miljoen stuks. Ook de stationwagonvarianten – Break, Familiale en Commerciale – (650.000) en de pick-up (371.000) waren succesvol. De Coupé (nog geen 26.500 stuks) en de Cabriolet (8.185 exemplaren) bleven heel wat zeldzamer, ondanks hun lange bouwperiode van veertien jaar (1969 tot en met 1982).

Zeldzaam exemplaar

Van die 8.185 Cabrio’s zagen er 992 het levenslicht in 1972. Als we dan ook nog vertellen dat de op 26 mei 1972 gekentekende 07-01-UP een tweeliter injectiemotor met drietraps ZF-automaat aan boord heeft en deze combinatie vanaf bouwjaar 1973 op de Cabriolet niet meer mogelijk was (de Coupé bleef wel in deze configuratie te bestellen), dan staan we vandaag oog in oog met best een zeldzaam exemplaar. Helemaal als je weet dat de tweedeurs versies niet alleen door Pininfarina werden ontworpen, maar de carrosserieën ook in Turijn werden gebouwd, om vervolgens per trein naar Sochaux te worden getransporteerd, waar ze dan het huwelijk met de techniek aan zouden gaan. “Van een fatsoenlijke anti-roestbehandeling hadden ze bij Pininfarina nog nooit gehoord. Dat, het langdurige verblijf in de buitenlucht en de matige kwaliteit staal in die tijd hebben heel wat exemplaren de das om gedaan”, horen we van eigenaar Theo Lantinga. Al met al een behoorlijk unieke overlever, met dank aan vader Jan Lantinga, die de auto aanschafte, en zoon Theo, die er altijd goed voor heeft gezorgd. Daarover verderop meer.

Peugeot 504 Cabriolet

Kiezen tussen Coupé en Cabriolet

De in 1999 overleden Jan Lantinga was naast exploitant van een vakantiepark nabij het Utrechtse Maarn een echte autoliefhebber. Zoon Theo, inmiddels 77, kan zich enkele bijzondere auto’s van zijn vader nog wel herinneren. “Hij heeft eens een Jaguar gehad en zijn Ford V8 uit 1937 heb ik altijd prachtig gevonden. Om het 25 hectare grote park overal goed te kunnen bereiken, had hij ook enkele Amerikaanse ex-legertrucks, een GMC en een REO. Daarin heb ik als kleine jongen leren rijden. Ik mocht er zelfs mee naar het tankstation. Op een gegeven moment kocht hij deze 504 Cabrio, bij Nefkens in Zeist. Aanvankelijk was het zijn dagelijkse auto. Later kocht hij er nog een 504 Coupé bij. Dan stond hij in de garage, keek naar buiten en als het mooi weer was, pakte hij de Cabrio en anders de Coupé.”

Peugeot 504 Cabriolet

Met de 504 Cabrio van van Noorwegen tot Italië

Een divers autoleven, wat ook voor Theo gold. “Ik heb onder meer een Volvo Kattenrug gehad en mijn eerste nieuwe auto was een Volkswagen Kever”, vertelt hij. Theo nam het park van zijn vader over, dus moest hij ook een auto hebben die overal kon komen. Dat werd een Toyota LandCruiser. Tegenwoordig staat er een Audi Q5 in de garage, maar dus ook de topless 504. “Mijn vader heeft hem nooit ingeruild, zo verknocht was hij eraan. En ik eigenlijk ook”, klinkt het simpel, maar oprecht. Het verknocht zijn uitte zich in vele verre reizen die met de ravissante tweedeurs zijn ondernomen: van Noorwegen tot Italië, maar het zwaartepunt was Frankrijk. Het resultaat is een kilometerstand van om en nabij de vier ton. Nog steeds wordt er jaarlijks twee- tot vijfduizend kilometer mee afgelegd, ondanks de afnemende gezondheid van Theo.

Peugeot 504 Cabriolet

Veel aan gedaan

Die vier ton zijn niet onopgemerkt voorbijgegaan. Om te beginnen de lak: “Toen mijn vader hem kocht, was de auto wit”, vertelt Theo. “Op een gegeven moment heeft hij hem laten overspuiten in parelmoerwit, maar sinds ik er zorg voor draag, is hij sinds 2004 weer in de originele witte kleur”, legt hij uit. Dat is niet de enige modificatie. Autospotters hebben vast de ledstrips onder de voorbumper gezien, voor beter zicht en om beter gezien te worden. Rigoureuzer zijn de aanpassingen onder de motorkap. In 2008 was een motorrevisie nodig. Daartoe werd een losse motor uit België gehaald, maar na plaatsing hield die het niet lang vol.

Peugeot 504 Cabriolet

“Toen heb ik van die twee motoren er eentje gemaakt”, zegt Theo. “Dat wil zeggen: de originele motor heb ik weer teruggeplaatst, maar met de krukas van de tweede. Een zwak punt bij deze motor is de koeling. Ik snap niet dat ze dat in een relatief warm land als Frankrijk nooit goed hebben aangepakt. Daarom heb ik dat na een aantal Frankrijk-reizen zelf maar gedaan. Ik heb er een extra radiator ingezet en de vierbladige ventilator vervangen door het zesbladige exemplaar uit de 504 Diesel. Dat hielp. Ooit zijn we met de 504 tot aan Andorra gekomen, maar verder rijden durfden we niet, want de temperatuurmeter sloeg uit. Nu hebben we daar geen last meer van. Het rijden met deze auto in Frankrijk is trouwens leuk. Rijd je langs een stel jeu-de-boules-spelende oude mannetjes, laten ze allemaal hun ballen vallen wanneer je passeert”, aldus Theo. “Ook hier in Nederland komen onderweg opgestoken duimpjes, filmpjes makende mensen en aanspraak bij het tankstation vaak voor”, vult Margot aan.

Peugeot 504 Cabriolet

Terug naar het onderhoud. De echtelieden zijn lid van de Peugeot Club Nederland en dat scheelt als het gaat om de verkrijgbaarheid van onderdelen. “Remklauwen, schokdempers, de voortrein, olielekkages … alles is al eens aangepakt en praktisch alles heb ik zelf gedaan”, zegt Theo. “Ook de modernere stoelen met hoofdsteunen.”

Onderhoud, reparatie, revisie, aanpassingen: het is niet verwonderlijk – de auto is tenslotte 53 jaar oud – maar toch vindt Theo de onderhoudsgevoeligheid een minpunt. “Daar staat echter het fantastische comfort tegenover. Bovendien is het een leuke auto om te hebben.”

Peugeot 504 Cabriolet

En om te houden, want in de toekomst gaat de auto naar de zoon van Theo en Margot. Als we oude foto’s onder ogen krijgen van enthousiaste kleinkinderen, zou het ons niet verbazen wanneer de ‘Peu’ (koosnaampje volgens Margot) ook de vierde generatie Lantinga van de ‘open air’ laat genieten.

Peugeot 504 Cabriolet (1969-1982)

Nadat Peugeot in 1968 met veel succes de vierdeurs 504 op de markt had gebracht, die op den duur de 404 moest gaan vervangen, volgden in diens kielzog de stationwagon (1971), de pick-up (1978) en de tweedeurs modellen. Daar waar Pininfarina-designer Aldo Brovarone zich op de sedan stortte, was het Sergio Pininfarina zelf die de gesloten en open tweedeurs tekende. Hun debuut maakten de auto’s op de Salon van Genève van maart 1969. De slanke carrosserie werd geplaatst op een ingekorte bodemplaat van de sedan. Ter vergelijking: de sedan mat 4,49 meter, was 1,69 meter breed en 1,46 meter hoog en had een wielbasis van 2,74 meter. Voor Cabriolet en Coupé golden achtereenvolgens 4,36 meter, 1,70 meter, 1,36 meter (1,35 meter voor de Coupé) en 2,55 meter. Heel wat compacter dan de stationwagonversies dus, die maar liefst 4,80 meter lang waren en een wielbasis van 2,90 meter hadden. De techniek werd overgenomen van de sedan, dus met schijfremmen rondom en een wat ingewikkeld en niet onderhoudsvrij (smering: elke 5.000 kilometer) geconstrueerde onafhankelijke wielophanging rondom, voorzien van McPherson-veerpoten voor en stabilisatorstangen voor en achter. De vering werd evenwel iets minder soepel gemaakt, overigens zonder aan comfort in te boeten. Afgetrapt werd met een viercilinder 1.8-injectiemotor, die aanvankelijk 97 pk aan de achterwielen afleverde, maar al enkele maanden na de introductie werd dit verhoogd tot 101 pk. Daarmee kon de ruim 1.200 kilo wegende auto naar zo’n 170 km/h worden gereden . Eind 1970 werd de cilinderinhoud vergroot naar twee liter. Dat leverde beduidend meer koppel op dan extra paardenkrachten, waardoor de motor een goed span vormde met de verkrijgbare drietraps automaat van ZF.

De facelift van eind 1974 bracht gewijzigde voor- en achterlichtunits, verzonken deurgrepen en de mogelijkheid de 2.7-V6 PRV-motor te bestellen, het gezamenlijke project van Peugeot, Renault en Volvo dat ooit tot een V8 moest leiden. De oliecrises noopten om er twee cilinders af te hakken, zodat een V6 overbleef, maar wel met een blokhoek van 90 graden. In het interieur vielen een ander dashboard en voorstoelen met hoofdsteunen op (de exemplaren in Theo’s auto zijn dus niet origineel, maar bieden wel meer comfort). Vijf jaar later werd nogmaals een cosmetische ingreep uitgevoerd: kunststof bumpers, een ander stuurwiel, een met houtfineer bekleed dashboard en gordels voor de achterpassagiers. Ook maakte de handgeschakelde vierbak plaats voor een exemplaar met vijf verzetten voorwaarts. Als ‘afscheid’ werd in 1982 een luxe dashboard met vijf ronde klokken gemonteerd. Medio 1983 was het over en uit voor de Cabriolet (en de Coupé). Pas met de 406 Coupé (1997) had Peugeot weer een fors tweedeurs model, maar een grote cabriolet is tot op heden uitgebleven.

Lezersreacties (14)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.