Dit deed de huidige AutoWeek-redactie in de jaren negentig - deel 2
Stage lopen, eerst stukkies tikken, bladen lezen
- Redactie AutoWeek
- Achtergrond
In deel 1 zag je al van zeven AutoWeek-redacteuren hoe hun wereld eruit zag in de jaren negentig. Hier nog eens zeven keer een kijk op dat tijdvak, dat dertig jaar later zo vaak bejubeld wordt. Foto's van de huidige redacteuren in hun jonge jaren, in sommige gevallen zelfs piepjong. En uiteraard met een auto erbij.
Van dromen naar doen
Alleen het laatste jaar van de jaren 90 was ik aan het werk, want van januari 1990 tot en met januari 1999 was ik havo-scholier en heao-student. Ik begon het laatste decennium van de vorige eeuw verwoed autobladen te lezen, ja natuurlijk ook het net gestarte AutoWeek. Ik zoog de info in me op en startte met dromen over wat ik later zelf allemaal wel niet zou willen rijden. Met een oudere broer en een nog veel oudere zwager kwam ik qua meerijden al uitgebreid aan mijn trekken. Hete hatchbacks, BMW’s en dikke Opels met zescilinder, dat werk. Halverwege de jaren 90 haalde ik als achttienjarige eindelijk mijn rijbewijs, maar het budget liet nog geen eigen auto toe. Dat ik over een paar jaar iets met auto’s zou gaan doen, nee, zou moeten gaan doen, stond echter als een paal boven water. Als stagiair beleefde ik een mooie tijd bij de BMW-importeur. Best vaak reed ik in de nieuwste BMW’s – de E46 3-serie kwam uit tijdens mijn stage in 1998 – en als stagiair op de afdeling aftersales – die onder meer als doel had zoveel mogelijk accessoires het verkoopkanaal in te duwen – had ik veel contact met tuner AC Schnitzer. Diens spullen werden in die tijd via het officiële dealerkanaal aangeboden. Nu is dat ondenkbaar, omdat fabrikanten al lang doorhebben dat ze zelf zo veel mogelijk snuisterijen moeten aanbieden om geld te kunnen verdienen. Op de valreep van de jaren 90 kwam een droom uit die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Op 15 december 1999 begon ik als autoredacteur bij een journalistiek bureau en ging ik over auto’s schrijven. Ik dacht tot die tijd altijd dat mijn toekomst in de autobranche zelf zou liggen, maar het werd dus de media, en een van de mooiste banen die je je als autoliefhebber kunt wensen.
Stéphan Vermeulen
Indruk maken op meisjes
Dit decennium is voor mij allesbepalend geweest. De eerste helft werkte ik als scholier in de weekends als autopoetser bij een garagebedrijf en daar leerde ik autorijden. Tenminste, ik leerde de auto bedienen, want ik kwam het terrein niet af. Een rijbewijs had ik niet, maar ik kon al op mijn vijftiende op de millimeter nauwkeurig inparkeren (uiteraard zonder camera’s en sensoren), een vaardigheid waar ik nog altijd plezier van heb. In de tweede helft begon ik als stagiair journalistiek bij AutoWeek en als je het hebt over met neuzen in boter vallen… Ik werd als jongste bediende veel ingezet voor het halen en brengen van de testauto’s en als fotohulp. Zo werd ik vissend naast een Skoda Felicia geportretteerd. Ik reed in vrijwel alle auto’s die op de redactie kwamen. Dat ging van een Renault Sport Spider, via een BMW M3 (E36 voor de kenners) en een Lotus Elise naar een Nissan Serena, een Daewoo Lanos en een Peugeot 306. Als een van de allereersten van Nederland onderweg met een Alfa Romeo 156, een Peugeot 406 Coupé of een Volvo V70R, dat trekt wel bekijks. Het bijzondere van dit alles: ik had een oogje op een mooi meisje uit mijn woonplaats en bijna twee jaar lang zocht ik haar een paar keer per week op met letterlijk elke keer een andere auto onder mijn kont. Je zou kunnen denken dat dat wel indruk zou maken. Nou, nee dus. Het boeide haar voor geen meter. Vele honderden auto’s verder nog steeds niet trouwens, maar we zijn wel al mooi 25 jaar bij elkaar dit najaar. Dus de jaren 90 brachten me veel goeds.
Damiaan Hage
Cinquecento in de hoofdrol
Als ik me verplaats naar de jaren 90, dan vormde de Fiat Cinquecento daarbij een rode draad, maar niet vanaf het begin. Tijdens de militaire-diensttijd bij de Koninklijke Luchtmacht in 1991 reed ik in een behoorlijk jonge Berlijnblauwe Fiat Panda rond, die werd opgevolgd door een bordeauxrood exemplaar met vouwdak. Mijn ouders namen die over toen ik mijn eerste Cinquecento kocht: rood en basic. Maar wat een leuk karretje was dat! Later viel ik voor de ultieme Cinquecento, een knalgele Sporting. Die koppelde een compacte koets aan een grotere 1.108 cc-motor. Die maakte van dat lichtgewicht karretje een vlotte metgezel, ook al steigerden er ‘maar’ 54 paarden onder het motorkapje. Hij had een sportief interieur met ode naaldjes in het dashboard (ja, ook met een toerenteller) en een met leer bekleed stuurwiel. Hij bracht me vaak naar rallysprints, waar ik de Cinquecento Trofeo volgde. De kleintjes namen het tegen elkaar op in korte rally-evenementen. Dat leverde leuke beelden op, zeker omdat ze technisch identiek waren. De langste reis met ‘Tweety’ maakte ik vanuit Veghel via Frederikshavn naar Göteborg in Zweden. Van vermoeidheid was echter geen sprake. Met deze ervaring kocht ik na een paar jaar een nieuwe ‘Cinque’ Sporting, maar dan tomaatrood. Die was net zo leuk, maar minder opvallend dan het knallende geel. Daarmee bleek ik Golfjes en BMW 3-tjes bij een verkeerslicht nogal eens uit te dagen voor een sprintje. Die won ik overigens ook regelmatig. Het ultieme ritje maakte ik met een door Novitec onder handen genomen Cinquecento, voorzien van turbo. Waar denk je dat die brede glimlach vandaan kwam toen ik op het Middegaal tussen Heeswijk-Dinther en Veghel (in die tijd een bochtige klinkerweg) het wagentje de sporen gaf? Eenvoudig: 160 pk in een auto van krap 800 kg. Kom daar nu nog eens om…
Joost Boers
Een zee vol Golfjes, Escorts en Astra’s
O, wat vonden wij onze Jetta stoer toen hij als nog vrij jonge occasion in huize Lemkes arriveerde. Met zijn rode lak, forse schildbumpers en diepe ‘voorspoiler’ deed hij zijn voorganger, een Ford Escort, verbleken. Deze foto is van juni 1994 en toen was ik vijf, maar dat was voor de toen al autogekke Jantje oud genoeg om er levendige herinneringen aan te hebben. Daarbij denk ik aan de moeizame start en het genadeloze geratel van de 60 pk sterke 1.6-turbodiesel (met kat!) onder de motorkap, maar ook aan de geur en aanblik van het vierkante, zwarte en bonkige Jetta 2-interieur. Een nieuwe auto van papa, dat was toch wel het absolute hoogtepunt in mijn flink met auto’s gevulde bestaan. De aan de aanschaf voorafgaande jacht was voor mij zo mogelijk nog leuker, al meen ik me te herinneren dat mijn vader het vooral als een noodzakelijk kwaad zag. Met de Jetta reden we jarenlang stad en land af en het is voor mij dan ook dé auto van de jaren 90, die ik verder vulde met het spellen van alle autobladen en -boeken die ik kon vinden, het zoveel mogelijk op een auto laten lijken van mijn skelter en het verbouwen van allerlei modelletjes. We woonden aan het begin van dit decennium in de Goudse wijk Goverwelle, die grotendeels ook in de jaren 90 is gebouwd. Ik herinner me een Ferrari Testarossa die ooit de drempels van die wijk trotseerde, waarna ik met mijn vader op de fiets sprong om het wonder te aanschouwen. Die Ferrari was in Goverwelle de uitzondering in een zee vol Golfjes, Escorts en Astra’s, die ik evengoed allemaal bij naam kon noemen en stuk voor stuk interessant vond. Wat dat betreft is er niet zoveel veranderd.
Jan Lemkes
De wortels
Als kind van de vroege jaren 90 koester ik altijd speciale herinneringen aan dat decennium. Het was de tijd dat ik naar de basisschool ging, op mijn skelter dag in, dag uit mijn wijk verkende en bovendien de periode waarin mijn liefde voor auto’s ontlook. De woonkamer veranderde niet zelden in een enorme parkeerplaats, waar al mijn speelgoedauto’s keurig zij aan zij tentoongesteld stonden en mijn Lego-verzameling werd vrijwel uitsluitend gebruikt om er zelf nog meer auto’s mee te bouwen. Op mijn slaapkamer hingen door mijn opa gemaakte foto’s van klassieke auto’s aan de muur en uiteraard lag er op de grond een speelkleed met een compleet wegennetwerk erop. Wanneer die autogekte precies is ontstaan, kan ik lastig zeggen. Het heeft in elk geval geholpen dat mijn ouders op den duur besloten om hun nog niet al te oude Ford Fiesta de deur uit te doen er een prachtige, volledig gerestaureerde Citroën DS voor terug te kopen. Als jong ventje was ik enorm onder de indruk van het lijnenspel van de DS, maar ook zeker van het comfort. Hij had iets magisch, met zijn bijzondere veersysteem waardoor hij omhoog kwam bij het starten. Mijn buurtvriendjes kwamen er nogal eens bij kijken als wij met de DS op pad gingen. Ik zat dan zo trots als een pauw achterin en zal dat gevoel, de geluiden en de geuren nooit meer vergeten. Heel af en toe komt er in mijn Peugeot 205 (die inmiddels net zo oud is als de DS destijds) een zweempje van die geur voorbij: die ietwat muffe oude-autogeur. De 205 komt nota bene uit de jaren 90, waaraan ik dan terugdenk en dan realiseer ik me ook meteen hoe lang die tijd alweer achter ons ligt. Gelukkig zijn er nog de levendige herinneringen.
Joas van Wingerden
Carrièreswitch
Er gebeurde voor mij heel veel in de jaren 90. In die periode legde ik de basis voor een nieuwe carrière. Vier jaar lang reed ik twee avonden per week naar hogeschool Windesheim in Zwolle om daar de studie journalistiek & communicatie te volgen. Een pittige tijd, met thuis een jong gezin en een paar dagen per week werken als rijinstructeur in loondienst om deels de kost te verdienen. Die kilometers maakte ik met een Golf 1.6 Pasadena op gas, opgevolgd door een Golf 3 1.9 D. Als privéauto reden we een oude Ford Escort 1.3 automaat. In het voorjaar van 1997 zaten de studiejaren erop en in de eindfase kon ik een paar maanden stage lopen. Als geboren autogek kies je dan natuurlijk voor een automagazine en ik had het grote geluk een plaats bij AutoWeek te vinden, toen nog onderdeel van VNU in Haarlem. Mijn eerste persreis kan ik mij nog goed herinneren. We vlogen met twee kleine jets naar Verona om daar met de nieuwe Mercedes-Benz CLK te rijden. Dat was in 1997. Een testauto die spontaan in mij opkomt, is de Kia Pride, inclusief skai bekleding! Toen lachten we om zo’n Koreaan, anno 2023 rijd ik zelf een elektrische auto van dat merk. In de jaren 90 heb ik een paar Audi’s gehad, misschien wel doordat mijn vader ook heel lang een Audi 100 heeft gereden. Mijn eerste was een witte 100 type 43, daarna een blauwe type 44 2.3 automaat, die werd opgevolgd door een zwarte 2.3 met handbak, klimaatregeling, cruisecontrol en dat mooie dashboard met een hele rij klokjes. In de zomer ging de caravan van mijn schoonouders erachter en reden we als gezin naar de Franse westkust. Nu zit ik voor AutoWeek Classics zo af en toen nog wel eens achter het stuur van een vijfcilinder-Audi en dat brengt veel mooie herinneringen naar boven.
Marc Klaver
Stukjes schrijven in WP 5.1
Ik had net mijn rijbewijs op zak toen de jaren 90 aanbraken. Dat roze vodje (van plastic pasjes was nog lang geen sprake) was toch een beetje het kaartje naar de vrijheid. Althans, wanneer je ook over wielen beschikte. Dat laatste was als student geen vanzelfsprekendheid. Maar de ov-studentenkaart bestond nog niet, dus zolang je niet wilde liften, kostte reizen sowieso geld; de opbrengst van mijn zaterdagbaantje stortte ik liever in de bodemloze put die auto heet dan dat ik het uitgaf aan strippenkaarten en treinkaartjes. Door de jaren heen ben ik trotse eigenaar geweest van een hele stoet auto’s waar het mooie wel van af was (je zou er nu goede sier mee maken op een klassiekerfestival). Maar het reed en daar ging het om. In het najaar van 1992 werd het anders. Mijn nieuwe bijbaantje bestond vanaf dat moment uit het vullen van de autopagina van het huis-aan-huis-blad ‘De Zaankanter’. Het kwam er in de praktijk op neer dat ik van de lokale dealers voor een paar dagen een auto te leen kreeg, tussen het studeren door van mijn ervaringen met die auto’s in WP 5.1 een stukje schreef en dat vervolgens op een floppy bij de redactie inleverde. Vrijwel alle gangbare modellen van de eerste helft van de ‘nineties’ stonden op die manier voor het studentenhuis. Net als bij veel andere dingen in het leven is de eerste me altijd bijgebleven: de Ford Scorpio Wagon. Wanneer zag jij er voor het laatst een?
Cornelis Kit