De geschiedenis van de Jaguar Mk1 tot de Daimler Sovereign
Gegoochel met namen en facelifts
Soms zijn de verschillen niet meer dan een naamplaatje, een enkele keer is er iets meer fantasie gebruikt, maar auto’s die om wat voor reden dan ook onder verschillende merknamen verkocht worden, het is bepaald niet iets van de laatste tijd. Begin jaren vijftig start Jaguar de ontwikkeling van een middenklasse sedan. Niemand kon toen nog bevroeden dat die auto de basis zou vormen voor een waaier aan modellen, zelfs met Daimler-logo.
Begin jaren vijftig verdienen ze bij Jaguar een goed belegde boterham aan luxe limousines en snelle sportwagens. Desalniettemin is de Jaguar-directie zich er van bewust dat bij een economische teruggang de markt voor grote en dure auto’s als een kaartenhuis in elkaar zal storten. Zodoende wordt in 1952 project Utah opgestart. Het moet een compacte sedan worden met een circa 2,5 liter grote motor en een zelfdragende carrosserie. O, en om Jaguars sportieve imago uit te dragen (het merk domineert in die jaren de 24 Uur van Le Mans) moet de topsnelheid boven de 100 mph liggen.
Jaguar Mk1
In en net na de Tweede Wereldoorlog is bij de ontwikkeling van Jaguars vermaarde zescilinder XK-motor ook geëxperimenteerd met tweeliter viercilinders. Die machines komen voor de Utah weer in beeld, maar moeten het uiteindelijk toch afleggen tegen een aangepaste versie van de zes-in lijn XK: 2.483 cc en 112 pk. Aan de voorkant krijgt de auto schroefveren, achter een starre as met bladveren en rondom worden trommelremmen gebruikt. Op 19 oktober 1955 wordt de Utah tijdens de Earls Court Motor Show gepresenteerd als de Jaguar 2.4-liter.
Jaguar Mk2
Nu ook als Daimler
In de loop van 1956 komt Jaguar met opvoersets die het motorvermogen opstuwen naar 119, 131 en 150 pk. Achter de schermen wordt echter gewerkt aan een versie met de 210 pk 3,4 liter XK-motor die in 1957 als Jaguar 3.4 in productie gaat. De volgende grote stap wordt in de zomer van 1958 gezet wanneer de ontwikkelingsafdeling begint met wat de Utah facelift of Utah Mk2 wordt genoemd. Van voor tot achter wordt de auto onder handen genomen, waarbij de hertekende C-stijl het meest in het oog springt. Op 2 oktober 1959 wordt het doek afgetrokken van een auto die door het leven gaat als de Jaguar Mk2, nu naast de 2,4 en 3,4 liter ook verkrijgbaar met de 3,8 liter-motor uit de XK150 sportwagen.
Het gaat Jaguar voor de wind. Op zoek naar uitbreiding van de productiefaciliteiten wordt in 18 juni 1960 het even verderop in Coventry gevestigde Daimler overgenomen van BSA. In eerste instantie blijft het Daimler-modelportfolio gewoon gehandhaafd, maar een compleet nieuw ontwikkeld Daimler-model zit er echter niet meer in. Onder de indruk van Daimlers vlak voor de overname gepresenteerde 2,5 liter V8 lepelen Jaguar-ingenieurs in november 1960 die motor in de koets van een Mk1. De resultaten zijn boven verwachting en leiden uiteindelijk in oktober 1962 tot de presentatie van de Daimler 2.5 V8, nu uiteraard in de koets van de Mk2, maar dan wel met Daimler-grille en hoogwaardiger uitrustingsniveau.
Daimler 2.5 V8
Mk3 wordt S-type
De introductie in oktober 1961 van de grote Jaguar Mk X met zijn voortreffelijke rijeigenschappen (onder andere dankzij onafhankelijk achterwielophanging) maakt duidelijk dat de Mk2 op leeftijd begint te komen. Besloten wordt de Mk2 niet te vervangen maar een auto te ontwikkelen tussen de Mk2 en Mk X in. Om de kosten tot een minimum te beperken wordt de basis van de Mk2 gebruikt. De auto, luisterend naar zowel de codenaam Utah Mk3 als XJ3, krijgt de onafhankelijke achterwielophanging van de grote Mk X mee, de daklijn wordt met een inch verhoogd en de achterkant van de koets is ook duidelijk op de grote broer geïnspireerd. Om in de pas te lopen met de Mk X wordt alles uit de kast getrokken om het comfort op zo hoog mogelijk niveau te brengen.
Jaguar S-type
Op 20 september 1963 wordt de auto als S-type aan het publiek gepresenteerd met naar keuze de 3,4 of 3,8 liter versie van de zescilinder XK-motor. Het model komt in de prijslijst tussen de Mk2 en de Mk X.
Jaguar MkX
Op de groei
De verkoop van de Mk X begint terug te lopen, ondanks dat-ie een grotere 4,2 liter XK-motor krijgt loopt de verkoop terug. Het zal echter nog jaren duren voor de hoognodige opvolging in de vorm van de compleet nieuwe XJ6 klaar is. Zodoende wordt project XJ16 opgestart.
Jaguar 420
Kort gezegd is dit een S-type met de 4,2 zescilinder en een neus die met zijn teruglopend front en vier koplampen sterk doet denken aan de grote Mk X. Voor de Daimler-variant van project XJ16, XDM16, wordt nog even de 4,5 literversie van Daimlers V8 overwogen. Wanneer op 13 oktober 1966 het doek van de auto’s getrokken worden heten ze Jaguar 420 en Daimler Sovereign en hebben ze beide de 4.2 liter zescilinder. Bij dezelfde gelegenheid wordt de grote Mk X omgedoopt tot 420G. Bijna een jaar later, in september 1967 ondergaat de Mk2 nog een lichte facelift en wordt de typeaanduiding analoog aan die van de 420 voortaan 240 en 340 voor respectievelijk de 2,4 en 3,4 liter versie. De 3,8 liter is er dan niet meer. Ook de Daimler 2.5 V8 wordt nog licht geretoucheerd en slijt zijn laatste levensfase als Daimler V8-250. De dagen van project Utah lijken geteld. Vlak voordat in september 1969 de XJ6 gepresenteerd wordt valt het doek voor zowel de 340 als voor de S-Type en de 420. Omdat er nog geen Daimler-variant van de XJ6 is blijft de Sovereign nog tot 9 juli 1969 in productie. De laatste 240 rolt op 9 april 1969 van de band en wanneer op 5 augustus 1969 de laatste Daimler V8-250 is voltooid is het definitief over en sluiten met project Utah.
Daimler Sovereign