Achtergrond: partikelfilter voor benzineauto's
De prijs van milieuvriendelijkheid
Het partikelfilter was tot op heden voorbehouden aan dieselmodellen, maar de benzinemotoren van tegenwoordig stoten ook roet uit. De Europese Unie wil de gevaarlijke fijnstofproductie van de benzinemotoren tegengaan met de nieuwe emissienorm Euro 6c, waarbij de roetpartikeluitstoot nog maar een tiende mag bedragen van de hoeveelheid die bij de huidige emissienorm als maximum wordt gesteld. De strengere regels gelden voor alle nieuwe automodellen die vanaf september 2017 worden aangemeld voor homologatie en vanaf september 2018 gelden ze vervolgens voor alle auto's die nieuw worden verkocht. Zodoende worden benzinepartikelfilters min of meer verplichte kost, want zonder deze filters is het welhaast onmogelijk om te voldoen aan deze norm.
Om het fijnstof uit de uitlaatgassen te filteren, wordt dezelfde techniek toegepast als bij dieselmodellen, maar dan in een wat minder complexe uitvoering. Volgens experts kost een dergelijke roetopvangvoorziening bij de gemiddelde personenauto met benzinemotor maar zo'n 50 tot 100 euro, waardoor de nieuwprijzen van auto's niet enorm zullen stijgen. Er is echter nog een ander bijkomend aspect. "De toepassing van een benzinepartikelfilter leidt altijd tot een hogere uitlaatgastegendruk", aldus VW-woordvoerder Peter Weisheit. "Afhankelijk van de hoeveelheid roetdeeltjes kan het brandstofverbruik tijdelijk wat hoger belast zijn bij intensieve belasting van de auto. Door het hogere temperatuurniveau in vergelijking met een dieselpartikelfilter zijn actieve regeneraties in de meeste rijsituaties echter niet nodig."
In tegenstelling tot de systemen die bij dieselmotoren worden toegepast, hoef je bij een benzineauto met partikelfilter niet het filter te vervangen (kosten maximaal € 2.000) en je hoeft het systeem evenmin te laten reinigen (kosten circa € 400). "Bij de ontwikkeling van het systeem is er voor gezorgd dat het filter bij normaal gebruik gedurende de gehele levensduur van de auto niet hoeft te worden vervangen", zo verzekert Mercedes-woordvoerder Christoph Sedlmayr. Hoe het daadwerkelijk zit met het uithoudingsvermogen van een benzinepartikelfilter, zal de tijd uitwijzen.
Brandstof-luchtmengsel minder gelijkmatig
Bij de introductie van de benzinepartikelfilter nemen Mercedes-Benz en Volkswagen het voortouw. De Mercedes S 500 verlaat bijvoorbeeld al ruim twee jaar de fabriek met een dergelijk filtersysteem. Bij het Volkswagen-concern valt vanaf komende zomer de Audi A5 2.0 TFSI en de VW Tiguan 1.4 TSI de eer te beurt om als eerste modellen te worden uitgerust met een benzinepartikelfilter. De reden voor de noodzaak van dit systeem: de spaarzame manier waarop moderne benzinemotoren met brandstof omspringen. Bij direct ingespoten motoren wordt de brandstof in de verbrandingsruimte gespoten, waardoor het verbruik met circa 15 procent daalt en de CO2-uitstoot eveneens. Dit brandstofbesparingstrucje veroorzaakt echter vergelijkbare problemen als bij dieselmotoren. Als gevolg van het injectieprincipe is het brandstof-luchtmengsel bij auto's met direct ingespoten benzinemotor minder gelijkmatig dan bij de in het verleden gangbare multipoint-injectie het geval was. Daardoor verbrandt de brandstof niet volledig, waarna het de motor via het uitlaatsysteem verlaat als roet. Hierbij gaat het vooral om ultrakleine roetpartikels (kleiner dan 80 nanometer). Deze zijn bijzonder schadelijk voor de menselijke gezondheid, aangezien ze tot ademhalingsproblemen en tot hart- en vaatziekten kunnen leiden. Het benzinepartikelfilter is dus zeker geen overbodige luxe.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in AutoWeek 14 2017 (5-12 april)