Achtergrond: familie Opel (1)
De man die auto's haatte
Om de wortels van zijn imperium te zien, moeten we terug naar de jaren zestig van de negentiende eeuw. In Parijs ziet slotenmakerzoon Adam Opel uit Rüsselsheim voor het eerst een naaimachine. Hij raakt gefascineerd door de complexe techniek daarvan en keert terug naar Duitsland om er zelf één te bouwen. In 1863 begint hij aan de serieproductie, samen met zijn jongere broer Georg. De Duitse naaimachines vinden gretig aftrek en al gauw zijn de gebroeders Opel te groot geworden voor de stal. De jonge onderneming verhuist naar een fabrieksgebouw en Adam betrekt de woning ernaast, samen met zijn kersverse echtgenote Sophie Marie Scheller. Deze in 1840 geboren dochter van een hoteleigenaar neemt niet alleen een flink kapitaal mee, maar ook een gezond financieel inzicht. Met haar degelijke, spaarzame inborst maakt ze van Opel een efficiënt draaiend bedrijf en ook thuis wordt elke pfennig driemaal omgedraaid. Ondertussen voegt de derde Opel-broer, Wilhelm, zich bij het bedrijf om de verkoop te doen, terwijl Georg de inkoopkant voor zijn rekening neemt.
Ondertussen blijft de naaimachinemaker niet bij zijn leest. Opel maakt ook machines voor de lokale wijnbouw. Wanneer de spanningen tussen Frankrijk en het Pruisische rijk in de zomer van 1870 escaleren tot de Frans-Duitse oorlog ontwikkelt Opel een speciale naaimachine om aan de gestegen vraag naar uniformen te voldoen. Ondanks het succes van Opel-naaimachines ligt Amerikaanse concurrentie op de loer. Opel pareert dat door naaimachines op afbetaling te gaan leveren. Sterker, de aanval is de beste verdediging, dus gaan Opel-naaimachines naar de Verenigde Staten en andere exportmarkten. Eén daarvan is Frankrijk: in het land waar Opel ooit het idee kreeg om naaimachines te maken, zijn zijn machines nu kwalitatief superieur aan die van de Franse merken.
Terwijl in de jaren zeventig de Opel-naaimachines het fabriekspand uit vliegen, zien in de naastgelegen woning vijf zoons van Adam en Sophie het levenslicht: Carl in 1869, Wilhelm in 1871, Heinrich in 1873, Fritz in 1875 en op nieuwjaarsdag 1880 maakt de kleine Ludwig het gezin compleet.
Opnieuw is het in Parijs dat Adams aandacht wordt gegrepen, ditmaal door de vélocipède. Adam bestelt er één, maar maakt er meteen een pijnlijke val mee. Hij wil hem verkopen en dan merkt hij dat de belangstelling voor zijn tweewieler enorm is. Als zijn zoons hem aan zijn hoofd gaan zeuren om een fiets besluit hij dat er toekomst moet zitten in die verrekte tweewielers. Adam reist naar Engeland en verdiept zich daar in de fietsindustrie. Met de kennis die hij daar opdoet, begint hij aan zijn eigen fiets en in 1887 begint de serieproductie van Opel-fietsen. Het blijkt een goede zet. Fietsen wint razendsnel aan populariteit en Opel zeilt mee op die wind. Het enthousiasme is niet alleen zakelijk: de jonge Opels ontpoppen zich alle vijf als verdienstelijke wielrenners, waarmee ze de naam Opel in de fietswereld nog verder vestigen. Met name Carl, de oudste zoon, heeft veel succes in de ontluikende sport.
In diezelfde tijd, slechts enkele tientallen kilometers verderop, werkt ene Karl Benz aan zijn eerste benzinemotor. Adam Opel ziet er totaal niets in. "Zulke stinkhokken zullen nooit meer worden dan speelgoed voor miljonairs die niet weten hoe ze hun geld er doorheen moeten jagen", zegt hij. Maar al zou hij wel toekomst hebben gezien in de automobiel, het lot geeft hem de tijd er niet voor. In september 1895, hij is nog maar 58 jaar, bezwijkt Adam Opel aan tyfus. Een ziekte die hij, hoe ironisch, opliep tijdens een zakenreis naar wat een eeuw later een typisch Opel-land zou zijn: ons eigen Nederland.
Aanvankelijk gaan de zaken nog goed, maar het aanbod groeit en in 1898 stort de markt in. De familie komt in crisisberaad bijeen, besluit dat er nieuwe productgroepen moeten worden aangeboord en dan wordt voor het eerst geopperd wat onder Adam waarschijnlijk nooit bespreekbaar was geweest: auto's.
De zonen van Opel hebben hun oog al eerder laten vallen op de ontluikende auto-industrie, maar Sophie deelde de mening van haar overleden echtgenoot. Nu de nood aan de man is, herziet ze haar eerdere oordeel. Zoons Fritz en Wilhelm bezoeken de Berlijnse autotentoonstelling en de broers raken er aan de praat met Friedrich Lutzmann, één van de pioniers van de Duitse auto-industrie. Het klikt en de gebroeders Opel brengen een bezoek aan Lutzmanns bescheiden werkplaats in Dessau. Een overnamedeal is het gevolg, waarbij Friedrich Lutzmann een leidinggevende positie bij Opel krijgt. Het nieuwe model dat Lutzmann al had ontwikkeld, komt in het laatste jaar van de negentiende eeuw dan ook ter wereld als de Opel Patentmotorwagen System Lutzmann. In drie jaar tijd worden 65 exemplaren gebouwd van deze eerste Opel.
In 1901 pakken de gebroeders Opel opnieuw hun koffers. Ditmaal is de autosalon van Parijs het doel en daar leren ze dat de Franse industrie al een stuk verder is. Waar hun Patentmotorwagen nog een gemotoriseerd koetsje is van een twijfelachtige bouwkwaliteit, maken de Franse merken al 'echte auto's'. Hun besluit is snel genomen: de Lutzmann-Opel gaat uit productie en Lutzmann zelf mag op zoek gaan naar een nieuwe uitdaging.
De gebroeders Opel zien er weinig in om zonder enige ervaring vanuit het niets een auto te bouwen en gaan in zee met Louis Renault, voor wie ze importeur voor Duitsland worden. Die samenwerking is geen lang leven beschoren. Opel stapt vervolgens over naar Alexandre Darracq, een andere Franse pionier uit die dagen. De chassis van Darracq vormen de basis voor de Opel-modellen die volgen.
De gebroeders Opel gaan voortvarend aan de slag. Tegelijkertijd halen Fritz en Wilhelm één van de Darracqs tot de laatste schroef uit elkaar om hem daarna weer op te bouwen, met als resultaat een betere auto. Dat experiment leidt tot de 10/12 hp, die daarom wordt beschouwd als de eerste echte Opel. Ondertussen gaat ook de productie van Darracq-Opels door en die verwerven zo'n goede reputatie, dat ze ook buiten Duitsland afzet vinden en zelfs in Darracqs thuisland Frankrijk worden verkocht. Niettemin zijn de aantallen nog klein, mede omdat een auto in die tijd ver buiten het bereik van de gewone man ligt, en Opel besluit om ook (veel goedkopere) motorfietsen te gaan bouwen.
In 1906 heeft Opel de knowhow van Darracq niet langer nodig en verbreekt het de samenwerking. Inmiddels heeft Opel de marketingtruc die bij de fietsen zo goed werkte (succesvolle deelname aan races) ook op auto's toegepast en met aan het stuur de getalenteerde coureur Carl Jörns slepen ook de automobielen van Opel overwinning na overwinning in de wacht. En terwijl auto's nog een speeltje voor de rijken zijn, denkt Opel na over een goedkoop model om de automobiel te democratiseren. De vrucht is de Opel 4/8 PS uit 1909, die vooral onder huisartsen populair blijkt en daarom als Doktorwagen de geschiedenis ingaat. Het blijkt ook de doorstart van Opel als autofabrikant. In 1914 worden 3.400 auto's verkocht en daarmee is Opel de grootste autofabrikant van Duitsland. Sophie maakt dat helaas niet meer mee. Ze sterft in de herfst van 1913 op 73-jarige leeftijd.
Lees hier deel 2 van dit verhaal.
Dit artikel verscheen eerder in AutoWeek 10/2018.