AutoWeek.nl heeft je steun nodig
We zien dat je een adblocker gebruikt. Dat vinden we jammer, want alleen dankzij advertenties kunnen we autoweek.nl gratis toegankelijk houden. We willen je vragen voor autoweek.nl een uitzondering te maken. Wil je jouw adblocker voor ons pauzeren? Zo werkt het
Topsnelheid
Voor kinderen van de jaren '80 was er maar een tópsnelheid: 324 km/u. Dat iconische getal hoorde natuurlijk bij de Ferrari F40 en leek onverslaanbaar. Voor een straatauto tenminste. Maar er waren in die dagen meer fabrikanten die hypersnelheden opgaven voor nog uit te ontwikkelen supervierwielers. Italianen uiteraard, maar ook Amerikanen. Ene Gerald Wiegert sleutelde aan zijn Vector W2 en Oldsmobile zei van de Aerotech een straatversie te willen maken; in Engeland was het Jaguar met de XJ220.
Die papieren topsnelheden kwamen terug toen ik vorige week in een Maserati Ghibli reed. Een oude natuurlijk. Ook dat is een auto waarachter in praktisch alle boekjes een top staat vermeld van 270 km/h. Want dat gaf de fabrikant op. En, ach, boven de 200 danste de naald van de kilometer met zúlke marges op en neer dat toch niemand meer in staat was die top nog te checken. Bovendien had je als bestuurder tegen die tijd wel wat anders aan je hoofd. Want oliedrukmeter, temperatuurmeter en alle mogelijke alarmlampjes: eenmaal in het rode toerengebied was dat alles belangrijker dan de snelheidsmeter. "Een top van 270 haalt een normale Ghibli niet. Bij 225 houdt het op", vertrouwde de eigenaar van de auto mij toe. En hij heeft het in de ruim 30 jaar dat hij de schitterende auto bezit meerdere malen geprobeerd.
Tsja. Er is heel wat afgelogen over prestaties en topsnelheden voordat de precieze meetapparatuur zijn intrede deed en de regels over opgaven werden aangescherpt. Vooral kleine bouwers van supersonica konden er wat van. De opgaven van Monteverdi, Jensen, Iso, Argyll, Intermeccanica en Detomaso mag je allemaal met een korrel, nee, met een compleet pak zout nemen. Maar het allerbontst maakte de firma Jehle het toch wel. Deze in Liechtenstein gevestigde fabrikant kon hun Super Saphier in de vroege jaren '80 desgewenst ook met 6.5 liter V12 afleveren. En daarmee was de op het onderstel van een Volkswagen Kever gebaseerde exoot volgens de folder in staat de 400 km/h-grens te overschrijden. Op papier natuurlijk. Want niemand durfde.
Tsja. Er is heel wat afgelogen over prestaties en topsnelheden voordat de precieze meetapparatuur zijn intrede deed en de regels over opgaven werden aangescherpt. Vooral kleine bouwers van supersonica konden er wat van. De opgaven van Monteverdi, Jensen, Iso, Argyll, Intermeccanica en Detomaso mag je allemaal met een korrel, nee, met een compleet pak zout nemen. Maar het allerbontst maakte de firma Jehle het toch wel. Deze in Liechtenstein gevestigde fabrikant kon hun Super Saphier in de vroege jaren '80 desgewenst ook met 6.5 liter V12 afleveren. En daarmee was de op het onderstel van een Volkswagen Kever gebaseerde exoot volgens de folder in staat de 400 km/h-grens te overschrijden. Op papier natuurlijk. Want niemand durfde.
Plaats een reactie