Rijden in Rabat
Grote steden zijn een nachtmerrie voor de chauffeur die zijn auto heel wil houden. Er geldt maar één verkeersregel: het recht van de sterkste. Als beroepsreiziger heb ik al heel wat helse plekken meegemaakt. Barcelona is een ramp. Toen ik een in concoursstaat verkerende Mercedes Pagode door de Parijse spits stuurde was ik ook niet erg gelukkig. Gek genoeg is me in Tokio, Los Angeles, Rome of New York nog nooit iets overkomen. Alles went, blijkbaar. Behalve Rabat.
Rabat is een grote, uitgestrekte stad met 1,4 miljoen inwoners, het Den Haag van Marokko. Zonder auto ben je in Marokko nergens, vandaar dat er zoveel zijn. De spits duurt er van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Het wil wat zeggen dat automobilisten hier 's ochtends door het thuisfront worden uitgeluid met de woorden 'kom je terug?' Om in Rabat van A naar B te komen moet je bijzondere talenten hebben.
Hoe slim ze in Rabat zijn, daar ben ik snel achter. Van een driebaansweg maken ze bijvoorbeeld gewoon een zesbaansweg, door op elke rijstrook met minimaal twee auto's naast elkaar te rijden. Erg lastig bij het voorsorteren, omdat je nooit weet waar je bent. Om harde klappen te voorkomen moet je ogen in je rug hebben. Als op een kruispunt in Rabat het licht op groen springt, moet je vooral niet de illusie koesteren dat je vrije doorgang hebt; van alle kanten blijven de auto's op je afkomen. Even denk je dat links en rechts de stoplichten zijn uitgevallen. Maar na drie kruisingen weet je dat het hier gewoonte is. Bovendien rijden hier, net als in Parijs, veel brommertjes en scooters rond die elk verkeersplein, elke straathoek de allure van een vlooiencircus geven. En omdat dit deels nog steeds een arm land is, wordt de verkeersstroom vooral in de mindere wijken regelmatig opgehouden door koetsiers met paard en wagen. De pokdalige koetsen van de witte Mercedes-taxi's in de stad - allemaal W123's, bijna allemaal 240D's; dit is het grootste Benz-museum van de wereld - verraden dat ze allemaal minimaal honderd keer van kop tot kont zijn uitgedeukt.
Wat te doen?
'Niet rijden, maar glijden', adviseert mijn Marokkaanse reisgenoot Mimoun. Pak je kansen, bedoelt hij. Maak gebruik van elke vierkante millimeter die je hebt. Helaas doet iedereen dat, met totale anarchie als gevolg. Eerst ben ik beleefd. Tot ik inzie dat dat hier geen enkele zin heeft. Richting aangeven, wachten tot de linkerbaan vrij is? Dan wordt het wachten tot je een ons weegt. Toeteren en plankgas, dat is de enige methode. En als de weerlicht goed Arabisch leren vloeken, want dat hoort erbij.
Ik heb het overleefd. En als ik na een week op Schiphol land, besef ik voor het eerst in lange tijd dat Nederland eigenlijk een ongelofelijk geordend land is. Heerlijk, die files. Keurig in de rij. Ons kan niets gebeuren.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.