Leven met een youngtimer: haat en liefde
Dik 43.000 kilometer rolde er sinds september 2010 onder de smalle banden van mijn youngtimer door. Een Audi 100 van 1988, de nalatenschap van een voormalig inwoner van het Duitse plaatsje Vechta. De man kocht de auto nieuw en reed er gemiddeld 5.000 kilometer per jaar mee. Een luizenbaantje in vergelijking met het 'zware' leven dat de Type 44 nu heeft. Wie denkt dat een auto met 109.000 kilometer op de klok een garantie is voor probleemloos rijden, heeft het mis. Te meer omdat de Audi al langere tijd stil stond, voordat ik mij er over ontfermde. En al dik 22 jaar oud was toen. Het goede nieuws: de motor loopt perfect, daar is niks mis mee. Wat passeerde de revue, qua onderhoud? Komt 'ie: waterpomp, ashoes, stuurhuishoes, uitlaatspruitstukpakking (samen met die stuurhoes goed voor een dagje arbeidsloon…), remschijven en blokken vóór, twee banden, temperatuursensor en nog een paar kleinigheden. Dieptepunt was de kachelradiateur die het kort geleden begaf. En ja, dat gebeurt op een tijdstip en plaats waar het niet uitkomt. 's Avonds, midden in de stad. Damp uit alle ventilatieroosters, alle ramen ineens potdicht en de koelvloeistof die ergens vanachter het dashboard het interieur in sijpelt. Even is er de angst dat de auto in de fik staat, maar de geur deed mij meteen realiseren dat dat niet het geval was. Maar toch: irritant is het wel. Ook aan die reparatie hangt een stevig prijskaartje, maar er is geen weg terug. En weer denk je: nu hebben we alles wel gehad. Maar nee, er is ook nog dat differentieellager van de versnellingsbak die steeds duidelijker hoorbaar is. Een vervangende bak ligt al klaar in de garage, die ga ik er zelf onder schroeven. Ik heb meteen voor een type met een iets andere eindoverbrenging gekozen en een langere vijf. Nóg minder toeren op de snelweg! En dan is er nog het achterste deel van de hemelbekleding dat loslaat. Dat irriteert mij ook mateloos, dus daar komt een keer een bekleder aan te pas. Om nog maar te zwijgen van de zwabberende naald van de snelheidsmeter. Een flinke tik op het dashboard is voldoende om 'm weer rustig te krijgen. Misschien ben ik wel te perfectionistisch ingesteld om dagelijks in zo'n oude auto te rijden. Aan de andere kant vind ik het domweg veel leuker dan een splinternieuwe, hoe fijn die dan ook rijdt. In ieder geval betekent de relatie met een youngtimer er eentje die soms vervuld is met haat en nog vaker met liefde. Want z'n motor is sinds die eerste proefrit steeds mooier gaan lopen en met een gemiddeld (gas)verbruik van 1 op 10 vallen de brandstofkosten ook nog mee. En het was ook wel kicken toen ik laatst op de Autobahn richting Keulen 215 km/h op de klok aantikte (toegegeven: 193 km/h volgens de GPS, aan de bumper van een X5) met een 88 pk viercilindertje onder de kap. Hoe dan ook: romantiseer het rijden met een youngtimer niet al te veel, dat kan achteraf voor een behoorlijke desillusie zorgen. Vooral als de insteek was om zo goedkoop mogelijk te rijden. Maar karakter heeft zo'n auto wel.