Kwaliteit
De autobranche lijdt aan een kwaliteitsobsessie. De premiumwaanzin rukt onstuitbaar op. Duitse Gründlichkeit blijft de maatstaf; het verschil met vroeger is dat nu iedereen voor Mercedes speelt.
Wij media hebben een tik van de molen meegekregen. We laten ons gek maken door de perfectioneringsdrang van de industrie. Een veelzeggend voorbeeld vond ik in het laatste nummer van een Duits autoblad. Daar wordt de nieuwe Golf VI op afwerkingscriteria vergeleken met de Audi A3. Geen naad, geen metaalsplinter ontsnapt aan de belachelijke nauwgezetheid van de testers. De conclusie: eindelijk gelijk spel. "Die Verarbeitungsqualität der Kunststoffteile ist bei A3 und Golf auf sehr ähnlichem, sehr hohen Niveau." Geen meter gereden, maar wat een opluchting!
Epidemisch, deze muggezifterij. Vooral Italiaanse en Franse auto's worden haast dwangmatig langs de kwaliteitsmeetlat gelegd. En altijd zien we progressie. Dan heet het over de nieuwe Citroën C5 dat hij 'een bijna Duits kwaliteitsgevoel uitstraalt'. Of dat Alfa Romeo met de 159 een 'enorme kwaliteitsslag heeft gemaakt'. Aangezien je dat over bijna elke nieuwe Alfa leest, mag je aannemen dat dat merk in zijn gestage kwaliteitsevolutie inmiddels een ongekende graad van perfectie heeft bereikt. Het kan best kloppen hoor. Toch denk ik: Eerst over een jaar of wat maar eens de betrouwbaarheidsstatistieken checken.
Maar het gaat uiteraard om de eerste indrukken; de wonden likken doen we later. Waar zit die kwaliteitsbeleving 'm dan in? Het begint met de bouwkwaliteit. Als het niet rammelt, is het goed. Criterium twee is het afwerkingsniveau: voor elke scheve naad een rode kaart. Maar het echte gouden kalf van deze tijd heet 'materiaalgebruik'. Kwalitatief verantwoord is de inzet van 'hoogwaardige materialen', die ten voorbeeld worden gesteld aan de budgetscharrelaars die in Taiwan, Seoel en zelfs in Duitsland uit verkeerde zuinigheid hard plastic van de schappen rukken. Hoogwaardige dashboardbekleding heeft een leuk hoogwaardig nerfje dat hoogwaardig aanvoelt. Daar houden we van. Nette armoede oogt rijker met een beetje bubbels. Schone schijn.
Het gaat echt nergens meer over.
Natuurlijk is het prettig om te rijden in een Benz of BMW waar niet op is bezuinigd. Zo'n auto voelt als een kasteel met dikke slotgracht eromheen: je waant je ongenaakbaar. Goed voor het ego en goed voor de rust. Maar van mij mag het een tandje minder. Ik vind dat we doordraaien. Een stoel mag kraken, zolang ik goed zit. Ik zeg: Als het maar werkt.
Een van mijn eerste auto's was een Citroën BX. Hij rammelde en klapperde als een vogelverschrikker bij windkracht 12. Dat was de prijs die je betaalde voor de Franse slag. Maar hij lachte alle kwaliteitsevangelisten uit met zijn formule van groots rijden voor een kleine prijs. En als ik denk aan de essentie van Frans autorijden, gaan ook bijna twintig jaar later de gedachten eerder uit naar de BX dan naar de nieuwe, feilloos in elkaar geschroefde C5 Tourer, die ik nog steeds per ongeluk A4 noem.
Bovendien: kwaliteit is vaak doorgestoken kaart. Een Lexus is perfect en rammelt niet, maar zelfs in een LS stuit je op opbergvakjes waar Taiwanezen rood van aanlopen. De middenconsole van de Mercedes C-klasse: perfect, maar bij nader inzien enigszins plastiekerig. Ik vind het geen ramp. Plastic is prima spul als het zich koest houdt, en dat doet het in een Lexus of een nieuwe C voorbeeldig. Prima. De materiaalobsessie moet geen psychose worden. Met de Jaguar XF die ik afgelopen maand reed leek alles in orde, tot ik met mijn vuist op de massief ogende bovenkant van het dashboard tikte. Klopsignalen op het flinterdunne leerplateau lieten geen misverstand bestaan: onder die Hugo Boss-façade heerste koning Daewoo. Stel dat je net voor haast een ton zo'n Jag hebt aangeschaft. Dan heb je Hiltongeld betaald voor het Best Western.
Rode kaart? Ga weg. Want die XF is geweldig.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.