Hoe ik met de bus een GT-R versloeg - Weblog
Nee, ik vertik het. Ik stel het besluit tot het laatst uit, de Zweedse station staat klaar voor vertrek in de parkeerkelder, maar ik ga de Yaris Cross niet met de auto halen. Het wordt de trein.
Vorig jaar, middenin de Covid-crisis, had ik zonder aarzeling de Volvo aangeslingerd. Je reed toen dwars door filevrij Nederland in tweeënhalf uur van Norg naar Raamsdonksveer, een rit waarmee ik vóór de pandemie gemiddeld drie tot vierenhalf uur zoet was. De lol van autorijden was helemaal terug. Ik genoot weer van de lange, lome ritten en hoopte stiekem dat de lockdown voor altijd was. Mensen, houd dat thuiswerken erin, dacht ik.
Even leek het te gebeuren. Toen de Corona-dampen optrokken, voorspelde iedereen een nieuwe wereld. Trendwatchers voerden het hoogste woord. We zouden vaker thuis blijven werken, en met het aantal lease-auto’s zou de filelengte drastisch afnemen. Ze stemden er hun leasebeleid alvast op af, hoorde Nieuwsuur in mei woordvoerders van 23 grote Nederlandse bedrijven zeggen. Kantoorruimte zou geschrapt worden en in bestaande leaseprogramma’s ging het mes, want bijna allemaal verwachtten ze substantieel minder verkeersbeweging.
Ik had twee redenen om een snelle terugval in het oude normaal te voorspellen. De werkgevers wilden hun controle terug, de werknemers hun gewoonten en hun met de mond verfoeide maar gekoesterde privémomentjes in de file. Mijn gelijk kwam sneller dan ik ooit had kunnen denken. Inmiddels liggen de eerste post-pandemische monsterspitsen achter ons. Rijd je nu van Groningen naar Raamsdonksveer, dan kom je net als vroeger alle hoogtepunten tegen.
Daar heb ik geen zin in. Zo fiets ik ’s ochtends vroeg in de duisternis naar station Groningen voor het OV-parcours. Dat valt in twee delen uiteen: eerst zonder overstappen met de Intercity naar Utrecht, vanaf daar met bus 400 direct naar Raamsdonksveer. Lach maar. De Brabantliner stopt bij Toyota/ Lexus letterlijk voor de deur. Enige domper daar is de omweg naar de hoofdingang, een boog van tien minuten lopen om Louwmans hippe buren heen. In totaal ben je dan drie uur en een kwartier onderweg. Dat lijkt veel, maar in normale tijden is het bijna altijd sneller dan de auto.
Ook nu. Uit leedvermaak of ijdelheid – wie wil nou niet de slimste zijn? - hou ik vanuit de trein de filemeldingen nauwlettend in de gaten. Die gaan rap in de hoogste versnelling. Tussen 7.26 en 8.35 uur schiet het aantal files van 27 naar 87. Op het hoogte- of dieptepunt staat 371 kilometer stil. Dat noemt de ANWB tegenwoordig een gemiddelde spits, zie ik. In mijn werknemerstijd, tot 2003, was een middelzware spits de helft. Reken maar dat ik op de A28 en de A27, en bij de knooppunten Zwolle, Amersfoort en Utrecht de volle laag had gekregen. Nu lees ik tevreden een dik boek uit. Ook als de bus op de A27 toch even vastloopt hoor je mij niet klagen. Geen hollen en stilstaan, geen lamme voeten van het koppelen en remmen; ik bespaar mezelf 240 kilometer pure frustratie. Vanuit de stille bus zie ik met horten en stoten een Porsche 911 en een Nissan GT-R het lot van de automobilist ondergaan. Sta je dan met je vette supercar. Ik zou er geen genoegen aan beleven.
Minuten nadat ik ben uitgestapt, hoor ik achter me een zwaarbewapend supercargeluid naderen. Ik kijk om en zie de geweldige GT-R, hetzelfde monster. Misschien moest hij tanken. Maar hij was dus geen seconde sneller dan die suffe, fijne, rustgevende bus 400. Aanbevolen, en voor wie nog aarzelt; neem voor onderweg een lekker autoblaadje mee, heb je het beste van twee werelden. Want echt, dit is een land waarin de bus een GT-R verslaat, een land dat niet in staat is te veranderen.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.