De democratisering van snelheid

Zondagsrijder bestuurde deze week een hot hatch die in de woorden van ex-tv-collega Kamphues niet bij mijn 'gedistingeerde verschijning' paste. In een verstandiger bui had ik kunnen zeggen dat hardlopers doodlopers zijn, maar een mens heeft niet altijd de nuchterheid in pacht. Ik was dus de koning te rijk met mijn exhibitionistisch getinte Seat Leon Cupra R die volgens sommigen geel en volgens anderen groen was – wat ik wel een komische discussie vond, in het besef dat hij de minder koersvaste coureur vast beide kleuren op de konen tovert als hij op de limiet de grenzen van zijn kunnen provoceert.
Een week lang hebben de R en ik hier in de buurt - binnen de grenzen van het maatschappelijk aanvaardbare, dat spreekt –  onze recreatieve sprintjes afgelegd. Ik zag er niet uit met het rode Seat-petje dat de importeur had meegegeven om mijn looks een beetje naar het beest te laten aarden, maar voor je sport moet je wat over hebben. Op advies van Seats communicatie-afdeling, een man is maar één keer jong tenslotte, droeg ik het stijlvast achterstevoren. E. gierde het uit toen ze me zag.
De R kwam net op tijd. Ik was het GTI-gevoel een beetje kwijt maar het is terug, en hoe. De Cupra R is bestiaal zonder de nadelen. Je rijdt er even makkelijk mee weg als met een doordeweekse TSI. Ik snap waarom het ding de autopers in alle staten bracht. Waar koop je voor dit geld een sprint van 6,2 seconden naar de honderd, een gelimiteerde top van 250 kilometer per uur, een vermogen van 265 pk en 350 Nm turbokoppel? Deze gezinsvriendelijke hot hatch kan echt wat. En dat voor iets meer dan 36k, mits je bereid bent af te zien van de chemische gifkleur en het optiepakket die de totaalprijs van de mijne richting veertig jagen.
Het is te geef. Bedenk wat je tien of twintig jaar geleden moest investeren om zo hard te gaan. In 1990 haalde een Renault Alpine V6 Turbo voor 51k dezelfde top, maar die zat pas na zeven seconden op de honderd. Voor dezelfde geld kwam je met een BMW M3 E30 niet verder dan 241. Een M5 E34 (0-100 in 6,3 seconden, Vmax 250) bracht je in het kielzog van de Seat – moest je wel 91k voor achterlaten bij de dealer. Pas met de 96.000 euro kostende Porsche 911 Carrera 2 (0-100 in 5,7 seconden, 260 km/u) was je de toekomstige Spaanse concurrent op papier te snel af. Shocking.
Tien jaar later is de situatie niet wezenlijk veranderd, leert een bloemlezing uit het scheuraanbod in het millenniumjaar. Tempo blijft peperduur. Mercedes E55 AMG: 0-100 in 5,7 seconden, top 250, 115k. BMW 540i: 0-100 in 6,4 seconden, top 250, 75k. Lotus Exige: 0 – 100 in 4,9 seconden, top 219, 68k. Cijfermatig troeven ze de Seat geen van alle op alle fronten af. Jaargang 2000 van de Impreza WRX sprint voor 31k weliswaar net zo snel naar honderd als groengeel, met zijn top van 230 komt hij niet in de buurt van de Spanjaard. De GTI's van tien jaar terug zijn lamme eenden naast de Seat.
Zo radicaal heeft Seat topprestaties dus gedemocratiseerd. Ik weet geen auto die voor dit geld zo hard gaat als de Cupra R. Dat is zo gek aan deze tijd. Terwijl de autoprijzen keer op keer over de kop gaan, devalueert snelheid bijna net zo snel als de Reichsmark rond 1930. Met de prijslijsten en specificaties bij de hand zie je pas goed hoe hard het is gegaan. Acceleratie en topsnelheid van mijn voormalige Mercedes E500, waarvoor je in 1994 dik 111.000 euro betaalde, zijn vrijwel gelijk aan die van de Seat.

Lezersreacties (55)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.