Prijsstijgingen van verdwenen merken vallen mee

Is er leven na de dood? Als we naar automerken kijken, dan moet die vraag met ‘ja’ worden beantwoord. Zelfs merken die allang uit beeld zijn verdwenen, maken in de oldtimerscene vaak een verbazingwekkend levendige indruk. Dat is vooral te danken aan de inspanningen van de clubs, die bijvoorbeeld ook zorgen voor een goede onderdelenvoorziening. De liefhebbers van dergelijke merken raken echter op leeftijd, zo zegt Marius Brune van het Duitse marktanalysebureau Classic Data. “Hoe langer een merk dood is, hoe sterker dat probleem speelt. Er zijn maar weinig dertigers die een band met een auto krijgen die hij niet kent uit zijn jeugd.” Vooral de huis-tuin-en-keuken uitvoeringen konden daardoor wel eens in de vergetelheid gaan raken. “Daardoor komen ook de prijzen op de middellange termijn onder druk te staan”, zo verwacht Brune. “Alleen bij zeldzame uitvoeringen zullen er geen prijsdalingen komen.” Toch vallen prijsstijgingen van verdwenen merken mee.

Volumemodellen verdwenen merken toch zeldzaam

Hoe zeldzaam zelfs volumemodellen van weleer zijn, wordt duidelijk als je op de verkoopsites gaat zoeken. Probeer bijvoorbeeld maar eens een DAF 44 te vinden, een model dat enkele decennia geleden toch in groten getale rondreed op de Nederlandse wegen. Bij de sportwagens en de coupés is het van oudsher een ander verhaal. De roadsters van merken als MG en Triumph worden bijvoorbeeld wel voor het nageslacht bewaard. Dankzij hun charme, de goede beschikbaarheid en de uitstekende onderdelenverzorging blijven de auto’s op de weg rondrijden en komen er nog steeds nieuwe liefhebbers bij. Ook de exoten hebben geen last van een ouder wordende liefhebbersschare. Wie in de jaren ‘60 droomde van een ‘Glaserati’, is inmiddels weliswaar over de 70. Voor zeldzame auto’s als de door Frua getekende luxueuze coupé uit de Goggo-fabriek zijn vandaag de dag ook nog genoeg liefhebbers te vinden.

De goedkoopste: DAF 44

€ 3.000 voor een auto in redelijke staat
De kleine auto met het pientere pookje (1966-1974) rijdt zoals bekend net zo snel achteruit als vooruit. In ons land zijn er uiteraard nog genoeg DAF-liefhebbers te vinden, maar de prijzen blijven laag.

De duurste: Glas 2600/3000 V8

€ 75.500 voor een auto in nette staat

Voor de 718 exemplaren die er gebouwd werden van de luxe coupé uit Dingolfing (koosnaam ‘Glaserati’, 1966-1968) betalen liefhebbers veel geld. Bij een Coys-veiling werd begin dit jaar voor het eerst meer dan € 75.000 betaald voor dit model.

Talbot-Matra Rancho: Zeldzame verschijning met roestproblemen

Als cross-over was de Rancho zijn tijd ver vooruit, maar roestproblemen en een matige bouwkwaliteit hebben ervoor gezorgd dat het model geen groot succes werd. Toen de liefhebbers enkele jaren geleden ontdekten dat er nog maar weinig Rancho’s op hun wielen stonden, schoten de prijzen ineens omhoog. Goede exemplaren konden best eens gewilde klassiekers gaan worden. Bijvoorbeeld een Talbot-Matra Rancho met 1.4 l/80 pk motor:

NSU Ro 80: ‘Wankel-effect’ houdt prijsstijging binnen de perken

Het historische belang van NSU’s sedan met wankelmotor staat als een paal boven water. Dat dit model zijn tijd optisch en technisch ver vooruit was, wordt echter nauwelijks beloond door de markt. Veel mensen hebben hun bedenkingen bij de wankelmotor. Het 50-jarige jubileum – de Ro 80 werd in 1967 aan de wereld voorgesteld – had niet gek veel effect op de prijzen. Prijsontwikkeling van een Ro 80 met 995 cc/115 pk motor.

MGB: ‘Rubber nose’ blijft in schaduw staan van chroommodel

Een riant aanbod, een goede onderdelenvoorziening en bescheiden prijzen maken van de MGB de ideale instap-klassieker. Vanaf 1974 werd een variant gebouwd met rubberen bumpers. Die werden gemonteerd zodat de MG aan de strenge Amerikaanse veiligheidseisen voldeed. Deze zijn €2.000 (redelijke staat) tot €5.000 (goede staat) goedkoper dan zijn voorganger met fraaie chromen grille. Veel mensen voorzien de latere modellen achteraf van de chromen bumpers. Prijsontwikkeling MGB Mk IV, 1974-1980, 1.8 82 pk.

Saab 99: Alleen de Turbo is aan de prijs

De Saab 99 is bij lange na niet zo populair als zijn grotere broer 900. In de afgelopen jaren stegen de prijzen dan ook maar met een paar honderd euro per jaar. Opvallend genoeg stegen de prijzen van in redelijke staat verkerende exemplaren harder dan die van nette 99’s. Voor een Turbo betaal je twee keer zoveel als voor een reguliere 99. Hoge kilometerstanden zijn eerder regel dan uitzondering. Prijsontwikkeling Saab 99, 1979-1984, 2.0 liter, 101 pk.

Pontiac Firebird Trans Am: Hoe meer plastic, hoe tammer

Pontiac Firebird

De ‘vuurvogel’ van het merk Pontiac – waar in 2010 de stekker uit werd getrokken – is een ware cultauto. De tweede generatie kreeg in de jaren 70 echter een steeds dubieuzere aankleding en raakte als gevolg van de oliecrises ook in motorisch opzicht zijn wilde haren kwijt. De prijzen van goede exemplaren stagneren. Puristen geven de voorkeur aan vroege exemplaren, hoewel die maximaal € 10.000 duurder zijn. Prijsontwikkeling Pontiac Firebird Trans Am (series 2F), 1979-1981, 6.5 l/ 185 pk.