Eerste Rijtest: Fiat Bravo T-Jet en Grande Punto T-Jet

Gepeperd, behalve de rekening

Fiat Bravo T-Jet
Fiat Bravo T-JetFiat Bravo T-JetFiat Bravo T-JetFiat Bravo T-JetFiat Bravo T-JetFiat Grande Punto T-JetFiat Grande Punto T-Jet
AutoWeek 27 2007
AutoWeek 27 2007

Je leest het in AutoWeek 27 2007

Meer kracht uit minder inhoud. Dat lijkt de trend te worden in de auto-industrie. Zo heeft Volkswagen de 1.4 TSI, komt Renault met een 1.2 Turbo en mogen we trendsetter Saab ook niet vergeten. Fiat haakt nu aan met een 1,4-litermotor mét drukvulling. Verkrijgbaar in de Grande Punto en in de Bravo, met respectievelijk 120 en 150 pk én lekker veel koppel.

De term downsizing duikt steeds vaker op als het over automotoren gaat. Fabrikanten zien zich geconfronteerd met nieuwe milieuwetgeving en kunnen niet anders dan daar op een of andere manier op inspelen. Aan de andere kant is er de consument die goede prestaties verlangt, gecombineerd met een laag verbruik. Geen onmogelijke opgave, zo blijkt. En dan hebben we het niet alleen over de moderne diesels. Fiat presenteert een nieuwe generatie benzinemotoren: de T-Jet. Als basis dient de 1.368 cc metende, zestienkleps viercilinder uit de Grande Punto en de Bravo. In die auto's levert deze motor 90 pk (Bravo) of 95 pk. Het toverwoord is 'turbo'. Nu is er niets nieuws aan drukvulling – het is bijna zo oud als de automobiel zelf – maar dankzij de huidige motorelektronica is een turbomotor veel soepeler dan voorheen. Daardoor is er bijna geen sprake meer van het zogeheten 'turbogat', de pauze tussen het op gang komen van de turbocompressor en de uiteindelijke, heftige krachtsexplosie. Overigens vangt Volkswagen dit op door behalve een uitlaatgasturbo ook nog een mechanisch aangedreven compressor te plaatsen. Nadeel daarvan: prijzig en het kost pk's.

Fraaie waarden

De 1.4 T-Jet komt in twee vermogensvarianten: 120 pk of 150 pk, fraaie waarden in dit segment. Nog mooier zijn de bijbehorende koppels: op z'n minst 206 Nm rond de tweeduizend toeren. Precies die eigenschap die het autorijden leuk maakt en dé reden dat de dieselmotor zo populair is. Even ter vergelijking: zonder tussenkomst van een turbo komt deze zestienkleps 1,4-liter in de Bravo tot 'slechts' 128 Nm bij meer dan het dubbele aantal krukasomwentelingen! Fiat vergelijkt de nieuwe krachtbron zelfs met de 2,2-liter viercilinder van de Croma. Daaruit blijkt dat de T-Jet op alle fronten zijn grotere broer de baas is. We moeten er dus niet vreemd van opkijken als we in de toekomst lichte motoren in grote middenklassers krijgen. Zo experimenteerde VW al met een Transporter 1.4 en laat de Passat met dezelfde motor niet lang meer op zich wachten. De Amerikanen roepen al decennia dat er geen alternatief is voor veel cc's, maar eigenlijk doelen ze daarmee op de bijbehorende trekkracht. Er zijn nu al 2,0-liter turbomotoren die meer koppel afgeven dan de 4,4-liter V8 van een Chevrolet Caprice uit de jaren tachtig!

Vlotte tussensprintjes

De eerste T-Jet die we vanaf het TT Circuit in Assen meenemen voor een blokje om is de nieuwe Bravo, in Sport-trim. Dat houdt tevens in dat de motor nóg iets meer koppel heeft. Gedurende negentig seconden is er tijdens voluit accelereren 230 Nm beschikbaar. Verder heeft deze versie een stugger onderstel, 17-inchwielen, een spoilerpakketje en een sportknop op het dashboard. Daarmee is de respons op het gas vlotter en de besturing iets zwaarder. Bij lage toeren klinkt er een mooie, diepe brom in de uitlaat. Uiteraard drukken we de sportknop meteen in, om voluit te kunnen genieten. De turbo heeft een ogenblik nodig om écht op stoom te komen, maar vanaf circa 2.000 toeren tot het moment waarop de begrenzer in actie komt (bij 6.500 tpm) is de vermogensopbouw mooi constant. Het is echter niet nodig om zo lang door te halen omdat het koppel na 5.400 toeren weer afneemt. De turbomotor en het prima onderstel maken deze Bravo tot een lekker sportieve auto. Hij zit vrij vlot op 200 km/h en bij een constante snelheid van 100 km/h draait de motor ongeveer 2.500 toeren. We hebben nog even een paar tussenacceleraties gemeten vanuit de losse pols met een stopwatch: van 80 naar 120 km/h in 4, 5 en 6 kost de T-Jet achtereenvolgens 7,2, 9,7 en 13,1 seconden. Dat is sneller dan de 180 pk sterke Citroën C4 Coupé die we onlangs op bezoek hadden. Overtuigd dat koppel meer zegt dan pk's?

Scherp geprijsd

Vervolgens is de Grande Punto aan de beurt. Die heeft dertig pk minder te vergeven, maar is ook zo'n 170 kg lichter dan de Bravo. De pk-gewichtsverhoudingen liggen dus redelijk dicht bij elkaar in de buurt. Ook de motor van de Punto klinkt onderin lekker zwaar en voelt zelfs nog iets levendiger aan dan die van de Bravo. Hij geeft zijn maximale koppel dan ook bij een iets lager toerental af. Neem daarbij het lichtvoetige karakter en de zeer vlotte reacties op stuurbewegingen en je hebt een behoorlijke hete hatch. Zo gekruid hebben wij de Punto-pasta tot nu toe niet gegeten, en dan moet de Abarth nog komen! Bij 100 km/h draait de motor iets meer toeren dan in de Bravo (2.650) en voor de sprintjes van 80 naar 120 km/h in vier en vijf heeft de Punto 8,0 en 11,6 tellen nodig. Nog altijd keurige waarden. Een andere prettige bijkomstigheid van een kleine motor is het lage verbruik. Fiat claimt voor de Grande Punto een gemiddelde van 1 op 15,2 en voor de Bravo 1 op 14,1. Ook al zou je in de praktijk vijftien procent ongunstiger scoren, dan nog zijn het fraaie cijfers, gezien de prestaties. Eveneens fraai zijn de prijzen. Gelijkwaardige auto's met hetzelfde vermogen zijn stukken duurder. Een daarmee heeft Fiat een prima troef in handen.