Deze auto's waren hypermodern voor hun tijd - Citroën DS vs. NSU Ro 80

Dubbeltest Citroën DS 21 (1966) – NSU Ro 80 (1968)

Citroen DS 21 en NSU Ro80

Kijk eens goed naar de Citroën DS en de NSU Ro 80. Moeilijk te bevatten dat de eerste al in de jaren vijftig op de markt kwam, en de NSU (het merk dat in Audi opging) in de jaren 60. Ze ogen zeker als je ze terug in die tijd plaatst bijzonder avantgardistisch. Een dubbeltest met een DS 21 uit 1966 en een Ro 80 uit 1968! 

Visionaire geesten zijn dun gezaaid onder de autofabrikanten. Doorgaans moet er een bestaand model worden opgevolgd en wordt hooguit vijf jaar vooruitgekeken. Maar als een directie een nieuw marktsegment wil aanboren en daar ruime budgetten voor over heeft, kunnen de mooiste dingen ontstaan. We vergelijken twee avantgardistische modellen met een veelbelovende toekomst achter zich. 

Grenzeloos optimisme in de jaren 60

Het optimisme kent geen grenzen in de jaren 60. De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is voltooid en de welvaart groeit tegen de klippen op. De mensen kunnen zich niet alleen een auto veroorloven, maar zelfs een goede auto met enige luxe. Ook buitenlandse vakanties komen binnen bereik. Straalvliegtuigen beginnen ingeburgerd te raken en de halve wereld zit aan de buis gekluisterd om de wazige beelden van de eerste maanreizen live op de televisie te volgen. De mens lijkt tot vrijwel alles in staat. De toekomst is maakbaar en rooskleurig. Dit optimisme is terug te vinden op allerlei terreinen, zoals de architectuur en infrastructuur, in Nederland treffend verbeeld in de Afsluitdijk, het Evoluon, de Euromast, de Zeelandbrug en de Deltawerken. 

Ook autofabrikanten zijn besmet met dit optimisme. Een deel van hen geeft opdracht een auto van de toekomst te ontwikkelen, waarbij de ontwerpers vrijwel carte blanche krijgen. Enkele van die studiemodellen gaan daadwerkelijk in productie.

Citroen DS 21 en NSU Ro80

Citroën DS lijkt vliegende schotel op wielen

Het sprekendste voorbeeld hiervan is wel de Citroën DS, die in 1955 op de markt is gekomen en het publiek met stomheid heeft geslagen bij zijn introductie. Het lijkt wel een vliegende schotel op wielen! Ook de techniek is revolutionair. Remmen, koppelen, schakelen en sturen worden met hydraulische kracht ondersteund en de vering werkt zelfs volledig hydropneumatisch. Alleen de motor is niet nieuw. Dat is het vertrouwde blok uit de Traction Avant 11CV, dat uit 1934 dateert. Het was aanvankelijk de bedoeling een zescilinder te ontwikkelen voor de DS; daarom heeft het model zo’n lange motorkap. Maar noch de bestaande zescilinder lijnmotor uit de Traction Avant 15 Six, noch de lucht- en watergekoelde boxerversies waarmee motorontwerper Walter Becchia op het Bureau d’Études experimenteerde, bleken tot de gewenste rijbeleving te leiden. Daarom is de betrouwbare viercilinder uit de Traction Avant met enige aanpassingen geschikt gemaakt voor de moderne tijd. 

Citroen DS 21 en NSU Ro80

Verder heeft Citroën alleen de 2CV

De modelreeks van Citroën bestaat in die tijd slechts uit de 2CV en de Traction Avant. De eerste biedt goedkoop basisvervoer om de bevolking en bedrijven na de oorlog te motoriseren. De tweede is een vooroorlogs model, waarvan de productie na de Tweede Wereldoorlog is hervat, zoals dat bij zoveel merken is gebeurd. Maar in de jaren 50 is de behoefte gegroeid aan een opvolger van dit model. De styling met wulpse spatborden die uitlopen in treeplanken, oogt gedateerd, zeker nadat Renault in 1951 de gestroomlijnde Frégate heeft uitgebracht in die klasse. Huisdesigner Flaminio Bertoni heeft nagenoeg de vrije hand gekregen om er iets bijzonders van te maken. En dat is het inderdaad geworden! 

NSU groot geworden met motorfietsen, eerste auto was de Prinz

Ook bij NSU hebben de ontwerpers en ingenieurs zich mogen uitleven. De fabrikant is groot geworden met de productie van motorfietsen en heeft vervolgens een teen in het badwater van de automarkt gestoken om de temperatuur te peilen. Dat is in de vorm van kleine modellen gebeurd, met name diverse generaties van de Prinz. Het badwater is aangenaam gebleken, want die auto’s verkopen goed. Reden om begin jaren 60 een groter model aan te durven. Het aanbod in de middenklasse is al erg groot, daarom wordt gekozen voor de hogere middenklasse. Om een mooie binnenkomer te hebben in dat prestigieuze segment, moet het model liefst meteen nieuwe standaarden neerzetten.

Hoofdontwerper Claus Luthe tekent een avantgardistisch koetswerk met een aerodynamisch gunstige wigvorm en goed zicht dankzij ranke dakstijlen en een derde zijruit. De auto heeft met zijn onafhankelijke wielophanging rondom, McPherson-veerpoten, lange wielbasis en stuurbekrachtiging een uitstekend weggedrag. Bovendien is hij voorzien van schijfremmen rondom en andere state-of-the-art veiligheidsvoorzieningen. 

Citroen DS 21 en NSU Ro80

Ook de aandrijftechniek moet vooruitstrevend zijn, maar daarover heeft NSU nog geen vastomlijnd idee. Als het hoofd van de NSU-ontwikkelingsafdeling, Walter Fröde, de uitvinder Felix Wankel tegen het lijf loopt, valt ook dat puzzelstukje op zijn plaats. Wankel is namelijk al decennia bezig met de ontwikkeling van een type verbrandingsmotor waarbij ronddraaiende schijven de functie van de zuigers overnemen. De op-en-neergaande zuigers veranderen immers telkens van richting en staan dan even stil om vervolgens weer op gang te moeten komen. Daarbij gaat energie verloren. Een ronddraaiende beweging heeft niet zo’n dood punt. Na veel experimenten heeft Wankel net een goed functionerend prototype klaar op het moment dat hij Fröde ontmoet. Die ziet er brood in en besluit het nieuwe model van zo’n wankelmotor te voorzien. Maar eerst wordt een eenschijfsversie van de wankelmotor getest in de kleine NSU Prinz Spider. De ervaringen met dit productiemodel blijken bevredigend, en NSU besluit een tweeschijfsvariant in het grote model te gebruiken. Zo komt het model aan zijn typeaanduiding: Ro staat voor rotatiemotor. Het achtervoegsel 80 verwijst naar het aanvankelijke plan om de auto over zo’n 80 pk te laten beschikken en omstreeks DM 8.000 te laten kosten. Dat pakt anders uit. De productieversie beschikt over 115 pk en kost zo’n DM 12.000. Maar dat de Ro 80 nieuwe standaarden zet, staat buiten kijf. Dat blijkt onder meer ook uit zijn verkiezing tot Europese Auto van het Jaar 1967 door de autopers. En als deze prijs in 1955 al had bestaan, was hij de Citroën DS zeker ook ten deel gevallen. 

Dat merk flirt overigens ook met de wankelmotor, zoals wel meer merken. Maar Citroën zal later daadwerkelijk een model met dit type motor produceren, de GS Birotor. En het beoogt voor de opvolger van de DS ook een wankelmotor. 

Citroen DS

Citroën DS.

NSU Ro80

NSU Ro 80.

Heerlijk zachte stoelen in de DS

Dat je in een DS uiterst comfortabel zit, is genoegzaam bekend. Je zakt weg in een heerlijk zachte, in dit geval met leer beklede stoel. Die staat hoog in de auto, zodat je meteen het gevoel hebt dat jij de auto commandeert. In de NSU zit je op iets steviger stoelen waarin je door de zachte kussens heen een kuip voelt. Je zit bovendien lager dan in de DS; in de eerste serie is de bestuurdersstoel zelfs in hoogte verstelbaar. 

In deze DS met het oude dashboard tref je een regiment knopjes die hun functie niet prijsgeven. Helemaal fout volgens de hedendaagse veiligheidsdogma’s, maar wij vinden dat wel passen bij het mysterie dat DS heet. Niet iedereen moet zomaar met je auto kunnen wegrijden. Da’s ook veiligheid, maar dan anders … In de Ro 80 wordt wel aangegeven waarvoor de knoppen dienen, al is niet alles zonneklaar. Hier tref je veel minder knoppen, mede doordat met combinatieschakelaars is gewerkt. 

Achterin zit je in beide auto’s riant, zowel qua ruimte als qua soepelheid van de achterbank. 

Citroen DS 21 en NSU Ro80

Wachten tot vering auto op rijhoogte heeft gepompt

Is het starten van de DS al een belevenis met het verplichte wachten tot de vering de auto op rijhoogte heeft gepompt, het starten van de wankelmotor in de Ro 80 is een nog apartere ervaring. Het is weliswaar gewoon een sleutel omdraaien, maar wat er dan gebeurt … Een sportief, metalig geknetter als van een tweetaktmotor stijgt op uit het vooronder. Wat een geluid! Wel een beetje onparlementair voor zo’n auto uit de hogere middenklasse. We spelen wat met het gas. De schijvenmotor klimt heel makkelijk in de toeren. De halfautomaat van Fichtel & Sachs met drie versnellingen ontkoppelt de boel zodra je de pook beroert. De eerste versnelling zit linksonder, een dogleg-first, dus. Het inleggen van de versnellingen moet je met overtuiging doen. Omdat pookgeleiding ontbreekt, is het enigszins raden waarheen de pook precies moet. Als je verkeert gokt, levert dat gekraak op. De pook maakt overigens nogal een grote slag van links naar rechts, waar de tweede en derde versnelling liggen. 

Citroen DS

Citroën DS.

NSU Ro80

NSU Ro 80.

Halfautomaat kon je ook in DS krijgen

De DS is aanvankelijk ook alleen met een halfautomaat geleverd. Later komen daarnaast een handbak en een volautomaat. Het testexemplaar is handgeschakeld. Zijn koppelingspedaal gaat uiterst licht, je voelt nauwelijks dat je iets doet, het gaat vrijwel intuïtief. De schakelhendel gaat enigszins hakerig door de versnellingen, maar dat komt doordat de oorspronkelijke vierversnellingsbak is vervangen door een vijfbak. De schakelsleuf biedt net te weinig ruimte voor de extra gang.  

Het veergedrag van de DS is notoir comfortabel. Eenmaal onderweg met beide kandidaten komt de verrassing: het veercomfort van de Ro 80 lijkt sterk op dat van de DS! Door de lange wielbasis en onafhankelijke wielophanging rondom deint de grote NSU vergelijkbaar traag over oneffenheden heen en door de zachte demping rolt hij in bochten net zo om zijn lengteas als de Citroën. En dat voor een Duitse auto …

Motor NSU levendiger dan die van de DS

Verschil is er ook: de motor van de NSU voelt beduidend levendiger aan dan die van de DS. De wankelmotor begint er al onder de 2.000 tpm lekker aan te trekken. De auto schiet er gretig vandoor. Zijn 0-100 tijd is weliswaar niet wereldschokkend, maar de tussensprints gaan gevoelsmatig erg vlot. Anders dan bij een conventionele ottomotor kun je, nee móet je minimaal doortrekken tot zo’n 5.000 tpm voordat je schakelt. Dan komt de motor pas in zijn optimale werkgebied en geeft hij je het turbinegevoel. Het Nieuwe Rijden is niks voor een rotatiemotor.

Bij de DS verloopt de acceleratie trager en minder direct. Het lijkt alsof de motor wat moeite heeft met het gewicht van de auto. Eenmaal op gang versnelt de godin met meer gemak, maar de indirectheid blijft. En in de hogere toerenregionen gaat de motor, zoals alle ottomotoren, steeds meer geluid produceren. Een belangrijk verschil met de Ro 80, die dan juist stiller wordt. 

Citroen DS 21 en NSU Ro80

Bekrachtigd sturen in beide auto's

Sturen gaat in de Ro 80 licht bekrachtigd; je blijft goed voelen wat de voorwielen doen. Eenmaal op snelheid lijkt de auto als op rails te rijden en moeilijk van de rechte lijn af te brengen. Een combinatie van de lange wielbasis en een zelfcentrerend effect, vermoeden we. Het voelt zeer veilig en degelijk aan. In de DS wordt het sturen sterker bekrachtigd en bovendien variabel: bij lage snelheden helpt de bekrachtiging meer mee dan bij hoge. Het is even wennen, maar dan is het erg prettig. In de rechtuitstand is de DS eveneens erg koersvast. Onverwacht is dat hij dat ook in bochten is. De wielen reageren iets later op stuurcommando’s dan je verwacht, maar blijven vervolgens volharden in die koers. 

Maak niet de fout in de DS net zo te remmen als in een andere auto, want dan vlieg je met je hoofd door de voorruit. De gevoelige remchampignon heeft maar een grammetje beroering nodig om de schijfremmen voor en trommelremmen achter aan het werk te zetten. Het went snel, en dan is het prettig dat je zo weinig kracht hoeft te gebruiken. Onnodig te zeggen dat de DS erg goed remt.  

Remmen doet de NSU eveneens zeer goed. Het remsysteem met schijfremmen rondom is van ATE. De voorste remschijven zitten niet in de wielen, maar tegen het differentieel gemonteerd. Dat scheelt in het onafgeveerde gewicht. Ze zijn uitstekend op hun taak berekend en remmen als in een hedendaagse auto.

Klassieke auto's Nederlands kenteken

Citroën veel meer verkocht dan NSU

De DS is aanzienlijk beter verkocht dan de Ro 80. Van de Citroën in al zijn varianten zijn er van 1955 tot 1975 1.330.755 exemplaren geproduceerd, van de NSU tussen 1967 en 1977 ongeveer 37.400. Het scheelt maar liefst een factor 36. Heel rijk is Citroën er overigens niet van geworden, want de DS was een complexe, dure auto om te produceren, zeker toen de loonkosten in de jaren 60 stegen. Het lage aantal Ro 80’s is mede te wijten aan kinderziektes van de wankelmotor, die zijn reputatie onherstelbaar hebben beschadigd. Daarnaast had NSU geen status; het stond bekend als producent van compacte auto’s. Kopers van grote auto’s lok je daar doorgaans niet mee, hoogstens een enkele avant-gardist. En bovendien was er de oliecrisis van 1973, waar de niet erg zuinige Ro 80 meer last van heeft gehad dan de DS, die een jaar later al werd opgevolgd.

Klassieke auto's Nederlands kenteken

Hoewel de hydrauliek van de DS evenmin vrij was van kinderziektes (oxiderende olie in het hydraulische systeem) en reputatieschade vanwege de complexe techniek, heeft Citroën daar adequaat op gereageerd. NSU kocht tijd door het royale honoreren van de niet altijd terechte garantieclaims, maar raakte in financiële problemen toen het veel meer tijd nodig had dan verwacht om de kinderziekten structureel op te lossen. 

Ook als klassieker is de DS vele malen populairder dan de Ro 80. Maar als wij de balans van deze test opmaken, komen we bij de NSU uit als winnaar. De Duitser biedt vrijwel hetzelfde comfortabele rijgedrag als de Citroën, zit technisch minder gecompliceerd in elkaar en biedt daarbovenop het levendige motorkarakter dat we in de DS missen. Daarbij zijn de prijzen van de DS hard gestegen en die van de Ro 80 niet. Duidelijke zaak.

Citroën DS

De DS wordt in oktober 1955 gelanceerd en veroorzaakt een sensatie vanwege zijn futuristische uiterlijk en voorzieningen. Het uiterlijk is in huis ontworpen door Flaminio Bertoni in samenwerking met André Lefebvre, het hydropneumatische veersysteem is ontwikkeld door Paul Magès. Ook het sturen, remmen en schakelen worden hydraulisch ondersteund. Om gewicht te besparen is het dak is van polyester en de motorkap van aluminium. In het interieur worden voor het eerst op grote schaal kunststoffen toegepast als nylon (dashboard) en rayon (stoelbekleding). De D uit DS en ID verwijst waarschijnlijk naar de serie D-motor die gemonteerd werd. Die viercilinder 1,9-litermotor dreef ook de Traction Avant van 1934 tot 1957 aan. Wordt de DS eerst met semi-automatische transmissie geleverd, eind 1956 is ook een handbak beschikbaar. Die versie heet de ID 19, waarbij de bediening van koppeling, versnellingsbak, remmen niet hydraulisch wordt ondersteund, maar volledig mechanisch verloopt. Vanaf 1963 kan ook de DS 19 met handbak besteld worden. Een jaar later verschijnt de uiterst luxe Pallas-versie, met meer geluidwering en dikkere stoelen, optioneel bekleed met leer. 

In de loop der jaren wordt de motorinhoud opgeboord naar 2,0 liter, 2,1 liter en uiteindelijk 2,3 liter. Vanaf modeljaar 1970 is elektronische brandstofinjectie (Bosch D-Jetronic) leverbaar. Dat brengt het vermogen van de DS 21 op 125 pk en de topsnelheid op 188 km/h. In modeljaar 1971 wordt een vijfbak leverbaar, een jaar later ook een drietraps volautomatische Borg-Warner transmissie voor de DS-modellen. 

Citroën levert ook een stationwagon, de Break, en een cabriolet, de Décapotable. Daarnaast maken diverse carrosseriebouwers in kleine series varianten op de DS, onder wie Chapron (cabriolet, berline, coupé, Prestige) wel de belangrijkste is. 

Voor modeljaar 1962 wordt een lichte facelift doorgevoerd, onder meer aan de neus. Die wordt vervolgens als tweede neus aangeduid. Voor modeljaar 1968 krijgt de DS een veel ingrijpender facelift, ingezet door Bertoni en voltooid door zijn leerling Robert Opron. De wijzigingen aan de neus springen het meest in het oog: dubbele koplampen achter een doorzichtige afdekplaat. Dit staat bekend als de derde neus. Binnenin valt vooral het andere dashboard op, met ronde klokken.

In 1974 verschijnt de opvolger CX. Er zijn 1.330.755 exemplaren van de DS gebouwd.

Citroen DS 21 en NSU Ro80

 

NSU Ro 80

De in veel opzichten vooruitstrevende Ro 80 gaat in oktober 1967 in productie. De revolutionaire wankelmotor heeft geen cilinders, zuigers, kleppen of nokkenassen. In plaats daarvan draaien er driehoekige schijven in een ronde behuizing. De halvemaanvormige ruimtes tussen schijf (rotor) en behuizing vormen de verbrandingsruimte, waar bougies de verbranding verzorgen. Al snel komen er kinderziektes aan het licht met de afdichting tussen rotorpunt en behuizing. Aanvankelijk worden die gecounterd met een genereuze garantie van 30.000 km op de motor, en na enkele jaren heeft NSU de problemen onder de knie door afdichtlijsten van een harder materiaal te vervaardigen. De motor is dan betrouwbaar, maar de reputatie beschadigd. 

Bovendien is er zoveel gebruik (en misbruik: Ro 80-rijders overtoerden hun motor soms expres als de 30.000 km in zicht kwam om onder garantie een nieuwe te krijgen) gemaakt van de garantieregeling dat NSU in financiële moeilijkheden is beland. Audi neemt het merk over, maar blijkt niet van zins veel te investeren in NSU. Twee jaar later neemt Volkswagen op zijn beurt Audi-NSU over.

In 1975 wordt het model licht gefacelift, uiterlijk herkenbaar aan de forsere achterlichten en rubberstrips op de bumpers. Inwendig verandert er ook iets. Zo krijgt de motor één in plaats van twee bougies per schijf. Het dashboard krijgt iets grotere cijfers en letters en de hendels aan de stuurkolom worden kloeker. De hoogteverstelling van de bestuurdersstoel komt te vervallen.  

Het model wordt geproduceerd tot in 1977 en krijgt geen opvolger. Het betekent meteen het einde van het merk NSU. Er zijn dan ruim 37.400 exemplaren van de Ro 80 gebouwd. Kopers worden geacht over te stappen in een Audi 100. De bijna productierijpe NSU K70, die onder de Ro 80 was gedacht, komt als Volkswagen K70 op de markt.

 

Technische gegevens 

NSU Ro 80 Citroën DS 21 
Motor2-schijfs rotatie,
2 Solex carb.
4-cil. in lijn, onderl. nokkenas, 1 dubb. Weber carb.
Cilinderinhoud995 cc2.175 cc
Max. vermogen85 kW/115 pk78 kW/104 pk 
bij5.500 tpm5.750 tpm
Max. koppel162 Nm 164 Nm 
bij4.500 tpm3.500 tpm
Aandrijvingvoorwielenvoorwielen
Aantal versnellingen3, semi-aut.4, semi-aut.
Wielophanging v/aonafh. met schroefveren rondomonafh. met hydraulische veren rondom
Remmen v/aschijfremmen rondom, gesch. en bekr.schijfremmen/

trommelremmen, gesch en bekr.

Afmetingen (l x b x h)4,78 x 1, 76 x 1,41 m4,84 x 1,79 x 1,47 m
Wielbasis2,86 m3,13 m
Topsnelheid180 km/h178 km/h
0-100 km/h13,0 s14,4 s 
Gewicht1.280 kgPlm. 1.290 kg
Vanafprijs (1969)€8.123 (f 17.900)€7.723 (f 17.020)

Deze vergelijkende test is eerder gepubliceerd in AutoWeek Classics

Lezersreacties (10)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.