Bij rijden door Ruhrgebied denk je aan lelijke fabrieken maar je kunt er ook dagtrip van maken
Een week kan ook!
In het Ruhrgebied is een keur aan monumenten van de verdwenen zware industrie te vinden. Tientallen van die imposante, roestige industriecomplexen hebben een recreatieve bestemming gekregen. We gaan op ontdekkingstocht met een Mercedes-Benz EQE SUV.
Niet álles is uitgedoofd. De stomende torens en vlammende pijpen rondom Duisburg onderstrepen dat gas en kolen heden ten dage nog steeds belangrijke energiebronnen zijn en dat we nog niet alleen van de zon of de wind kunnen leven. Of rijden. We bevinden ons aan de oevers van de Rijn, op de plek waar ooit het idyllische vissersdorp Alsum lag. In de vorige eeuw is dat langzaam maar zeker verzwolgen door de industrie; over een kilometerslang gebied zijn cokes- en staalfabrieken van ThyssenKrup uitgestrooid.
Onder een paar reusachtige gasleidingen, met op de achtergrond een dampende koeltoren, schieten we de eerste foto’s van de Mercdes-Benz EQE SUV die we voor onze rit naar het Ruhrgebied hebben meegenomen. Het is niet alleen een uiterst geriefelijk vervoersmiddel voor deze rit. Vooral het contrast met de omgeving is intrigerend: enerzijds zie je een uitvloeisel van de industriële revolutie (al in 1849 werd in Essen de eerste op cokes gestookte hoogoven in gebruik genomen), aan de andere kant is het een product van het huidige digitale tijdperk. Bij Mercedes is de toekomst immers elektrisch, in rap tempo vult Das Haus zoveel mogelijk niches op met EV’s. De opgehoogde variant van de EQE is daarvan het recentste resultaat.
Zwart-wit is het plaatje allerminst, want oud en nieuw lopen onmiskenbaar in elkaar over. Met een slordige 30 procent is de auto-industrie de belangrijkste afzetmarkt van ThyssenKrupp. Hoewel er wereldwijd driftig wordt gewerkt aan alternatieve energiebronnen voor staalproductie (met name waterstof), draait die industrie nog altijd voor een belangrijk deel op steenkool. Zoals hier in Duisburg: in de cokesfabriek Schwelgern, aan de voet van de Alsumer Berg, wordt deze gezuiverd, vervolgens gaat het als brandstof naar Thyssens hoogovens even verderop.
Het grote verschil met vroeger is dat de steenkool niet meer uit het Ruhrgebied en zelfs niet uit Duitsland komt. Milieuproblemen, hoge kosten door onder meer de strenge veiligheidsvoorschriften en concurrentie uit andere werelddelen deed de mijnen een voor een de das om, een proces dat in de jaren 70 van de vorige eeuw op stoom kwam. In het kielzog daarvan sloten vele, destijds inmiddels verouderde cokesfabrieken de deuren, en ook het aantal staalfabrieken nam drastisch af. Met de sluiting van de laatste mijn van het land, Prosper-Haniel in Bottrop, kwam in 2018 een eind aan dik 150 jaar steenkoolwinning - een industrie die in de hoogtijdagen alleen al in het Ruhrgebied aan meer dan een half miljoen mensen werk bood. Met de vervlechting van mijnbouw, ijzer en staal werd de regio werd niet voor niets de motor van Duitsland genoemd.
Route Industriekultur
In plaats van de talrijke verroeste complexen te slopen, zijn vele ervan omgevormd tot toeristische bestemmingen. De voormalige industriële nederzettingen bieden plaats aan culturele en sportieve activiteiten, musea, expositieruimten, evenementen, horecagelegenheden en meer. Met steun van de overheid is het onder het kopje ‘Route Industriekultur’ zelfs verheven tot cultureel erfgoed. Met behulp van bruine bordjes knoopt de 400 kilometer lange route vele tientallen bezienswaardigheden aan elkaar, met naast fabrieksterreinen onder meer oude arbeiderswijken en Halden (door mijnafval ontstane heuvels) met kunstwerken bovenop. De route geeft een prachtig inzicht in de roerige geschiedenis van een streek die ooit bestond uit liefelijke plattelandsgemeenschappen.
Wie alles wil zien en besnuffelen, is zomaar een week onderweg. En nog veel langer als je toevallig ook nog je fiets en/of wandelschoenen hebt meegenomen, want daarvoor zijn eveneens uitgebreide netwerken gecreëerd. Wij beperken ons tot zuidelijke deel van de ronde en hebben een stuk autoroute uitgestippeld van een dikke 120 kilometer. Op weg naar Alsum hebben we de EQE SUV al uitgebreid de sporen kunnen geven. Zo stinkend en lawaaierig als het Ruhrgebied ooit moet zijn geweest, zo sereen gaat het er in deze elektrische Benz aan toe. We hebben de beschikking over een 350+ 4Matic AMG Line, inclusief optionele luchtvering en vierwielsturing. Op lagere snelheden draaien de achterwielen tot 10 graden tegen; dat vergoot weliswaar de wendbaarheid, maar kan tevens voor wat nervositeit zorgen. Op de autobahn daarentegen sturen ze een fractie mee, dat komt de stabiliteit juist ten goede. Daarnaast poetst het adaptieve onderstel het her en der in erbarmelijke staat verkerende asfalt mooi glad, zonder dat je het gevoel hebt het contact te verliezen. Zelfs wanneer we 216 km/h op de digitale klok zien - 6 km/h meer dan de fabrieksopgave - voelt het allemaal nog zeer zeker en stabiel aan. Kost wat (€120.845), maar dan heb je ook wat.
Boven 40 kWh/100 bij planken op autobahn
De uitmuntende isolatie van het interieur en de gedoseerde manier waarop de EQE zijn krachten vrijgeeft (292 pk, 765 Nm) vergroten het gevoel van rust en comfort, vaak heb je werkelijk geen idee hoe hard het gaat. Totdat je een blik op het verbruik werpt, want dat schiet richting topsnelheid met gemak boven de 40 kWh/100 km. Zou je volharden in het naar beneden drukken van de rechtervoet, dan sta je binnen anderhalf uur weer aan de laadpaal. Dat bevestigt de gedachte dat het feitelijk onzinnig is om EV’s te bouwen die harder dan 160 km/h kunnen. Laat staan om daadwerkelijk gebruik te maken van dat snelheidspotentieel. De 292 pk sterke versie is overigens alweer vervangen door een 320 pk sterke 350+
Apotheek van het Ruhrgebied
Na de Alsumer Berg en de binnenhaven van Duisburg koersen we naar Landschaftspark Duisburg-Nord, een rijksmonument. Op het 180 hectare metend industriële park bij Meiderich staat sportiviteit hoog in het vaandel. Er wordt druk geskateboard en gemountainbiket, daarnaast is in de voormalige gastank een duikbassin gemaakt en in een deel van de ertsbunkers klimmuren. Er is een uniek, omvangrijk gebouwenbestand bewaard gebleven. De ruïne van het in 1985 stilgelegde hoogovencomplex is het indrukwekkende middelpunt. Door de vele soorten ruwijzer die hier werden gemengd kreeg het ooit de bijnaam 'apotheek van het Ruhrgebied'. De drie op een rij staande ovens, bunkers, hellende liften en giethuizen vormen het traditionele beeld van een ijzerfabriek van rond de jaren 1900. Bezoekers kunnen kennismaken met het productieproces, van aanvoer van de grondstoffen tot afvoer van het ruwijzer. De reusachtige installaties zijn deels te beklimmen en er hangt een indringende geur van vet en metaal. Sluit je ogen en je hoort en voelt het sissen, stampen en roken. Wat een gewelddadige werkomgeving moet dit zijn geweest.
Adaptieve cruisecontrol remt wel erg hard
Terug naar de comfortabele werkplek van de EQE, dan maar. Het state-of-the-art MBUX-multimediasysteem waarschuwt bij opstarten tegen afleiding onder het rijden, maar dat valt niet mee. Het grote, rechtopstaande aanraakscherm nodigt nadrukkelijk uit om er eens lekker in rond te neuzen en de vele mogelijkheden van het infotainment en de auto te ontdekken. Gelukkig houden de diverse veiligheidssystemen een extra oogje op de weg, al wordt daarbij wel érg veel marge in acht genomen. Bij invoegend of vertragend verkeer laat de adaptieve cruisecontrol de auto soms zo hard en abrupt afremmen, dat het geregeld boze blikken van achterliggers oplevert. Op een zeker moment weten we zelfs een verkreukelde Mercedes-kont te voorkomen door het systeem te overrulen en gas te geven. Over remmen gesproken: waar in de bochten het wagengewicht van bijna 2,5 ton aardig wordt verdoezeld door het actieve onderstel, voel je bij hogere snelheden de massa behoorlijk doordrukken wanneer je in de ankers gaat.
Afijn, we hebben intussen wel wat ontspanning verdiend, vinden we zelf. We selecteren een van de vijf stoelmassageprogramma’s en zetten een relaxed muziekje op. Dankzij het stille interieur komt het loepzuiver klinkende Burmester-audiosysteem nóg beter tot zijn recht. Met behulp van de prima werkende spraakbediening programmeren we de volgende bestemming en zo zoeven we weer verder. Via de markante Gasometer bij Oberhausen, ooit Europa’s grootste gashouder en nu een tempel die imposante ruimte biedt aan film, theater en andere kunst, zetten we koers naar Essen. Daar ligt het wellicht belangrijkste ankerpunt van de industriecultuurroute: Zeche Zollverein, een in 1986 gesloten kolenmijn die in zijn tijd als de modernste ter wereld gold. Het vuur van de 304 (!) ovens van de bijbehorende fabriek doofde in 1993. Het produceerde op zijn hoogtepunt maar liefst 8.600 ton cokes per dag.
Bauhaus
Voor de dik 2 miljoen toeristen die het complex jaarlijks bezoeken is er van alles te doen en beleven. Sterker nog, je kunt hier een dag doorbrengen zonder je een minuut te vervelen. Naast de geijkte culturele en recreatieve mogelijkheden, inclusief een zwembad, kunnen architectuurliefhebbers hun hart ophalen aan de strakke, uit staal en baksteen opgetrokken gebouwen. Het zijn mooie voorbeelden van de ontwerpfilosofie van de Moderne Beweging, toegepast in een industriële totaalcontext. Bauhaus avant la lettre, laten we maar zeggen. Geen wonder dat op het opvallend ruim opgezette terrein diverse design-gerelateerde bedrijven zijn gevestigd en dat er naast het Ruhr Museum het prachtige Red Dot Design Museum is te vinden. In die laatste is een inspirerende verzameling van prijswinnende ontwerpen te bewonderen, van computermuizen tot auto’s.
Als kers op de taart kun je rondleidingen boeken met voormalige mijnwerkers en cokesbakkers. Want naast kool en staal is het verhaal van het Rurhgebied er ook een van trotse arbeiders die in loodzware omstandigheden hun werk moesten doen, onder het inademen van ongezonde hoeveelheden stof en gas. En dat terwijl er altijd gevaar om de hoek loerde. Niet voor niets verdwenen de kompels met de groet ‘Glück auf’ (vrij vertaald: kom veilig boven) onder de grond om hun werk te doen. Het zorgde voor een enorme onderlinge solidariteit.
Naargeestige arbeiderswijken
We gaan zuidoostwaarts verder en volgen daarbij deels de loop van de Ruhr. We doorkruisen de ene naargeestige arbeiderswijk na de andere. De vele van buitenlandse namen voorziene winkels illustreert het groot aantal immigranten dat het geluk kwam beproeven in het land van het zwarte goud. Tijdens die volksverhuizing stond een gedegen stadsplanning overduidelijk niet hoog op de agenda; het was eerder een kwestie van bouwen waar je maar bouwen kan, het liefst zo snel en goedkoop mogelijk. De werkeloosheid die volgde op de neergang van de zware industrie, heeft de staat van de wijken bovendien weinig goed gedaan.
Bij Henrichshütte Hattingen, net als bij Meiderich een voormalig hoogovencomplex (1854-1987) maar dan compacter, staan in een museale omgeving de verhalen van de werkende mannen en vrouwen voorop. Daarmee biedt het net weer een andere belevenis dan eerder. Je leert er tevens dat er de nodige kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de vermeende voordelen van de ligging aan de Ruhr; het gebied was door de veelvuldige overstromingen niet altijd geschikt voor de scheepvaart, en zonder eigen haven waren er meerdere overslagen nodig om grondstoffen en producten te vervoeren.
De dag is inmiddels bijna ten einde en hoewel alle opgedane indrukken een aardig compleet beeld geven van de geschiedenis van het Ruhrgebied, willen we per se nog even naar Zeche Zollern, een beschermd monument even ten westen van Dortmund. Dit mijncomplex (1898-1969) met de bijnaam ‘Schloss der Arbeit’ is op het allerlaatste moment behoed voor de sloop, en daar mogen we blij mee zijn. De weelderige Jugendstil-architectuur onderscheidt zich van alle andere locaties langs de route, het contrast met Zeche Zollverein kan haast niet groter. Overdadig staal en glas kenmerken de gebouwen, en de gevels en daken zijn versierd met talloze ornamenten. De meeste ruimtes zijn ingericht als museum, met als absoluut pronkstuk de voormalige machinehal.
Tijd om weer terug te keren naar Nederland. Maar dat niet voordat we de EQE aan de snellader hebben gehangen, want de 90,6 kWh metende accu is inmiddels voor driekwart leeg. Tot ons genoegen zien we dat het DC-apparaat met 170 kW begint te pompen, de maximale laadsnelheid van de Mercedes, zodat we na een snelle Currywurst mit Brot meteen weer door kunnen. We komen opnieuw langs Duisburg, waar de rook van ThyssenKrupp ons betweterig lijkt uit te zwaaien. Langzaam verdwijnt dit industriële panorama uit de spiegels van onze cocon. Alsof er niets aan de hand is.
Bliksembezoek BrabusVoor de liefhebber is een flitsbezoek aan Brabus zeker de moeite waard. In de showroom staan altijd wel een stuk of wat van die ‘bommen uit Bottrop’ te pronken. Uit de enorme, nog onder handen te nemen voorraad op de parkeerplaats lijkt de G-Klasse een aardige bestseller. Dat de Mercedes-tuner met de tijd meegaat en niet alleen maar dikke benzineslurpers onder handen neemt, blijkt uit de Brabus EQS die we spotten. |
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in AutoWeek GTO.