Waarom de W124 de ziel van Mercedes-Benz is
Voorloper E-klasse die vanaf 1993 ook zo heette
De rubriek ‘De ziel van’ gaat over iconische auto’s waarvan wij vinden dat die model staan voor het merk als geheel. Hierbij hebben we 1970 als ondergrens gesteld. De modelkeuze is niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek maar puur het resultaat van levendige discussies op de redactie.
Wanneer je die ene Mercedes wilt vinden die zowel het verleden als het heden van dit beroemde automerk kan vertegenwoordigen, sta je voor een schier onmogelijke taak. Dat komt door de enorme expansiedrift in Stuttgart, waardoor het modelgamma sinds 1970 meer dan acht keer zo groot is geworden. Waar moet je kijken?
Vijf modellen Mercedes-Benz in 1970, nu 34
Wat was de autowereld toch overzichtelijk in 1970. BMW had welgeteld drie modelseries, Toyota vier, Volkswagen vijf en Opel zes. Mercedes-Benz zat met vijf modellen in de middenmoot, hoewel twee daarvan, de 280 SL en de 600, tot de exoten in autoland behoorden. Het kwam bij Mercedes-Benz daarom vooral neer op de W114/115 (beter bekend als de Strich-8) als sedan en coupé en op de grote W108/109, die officieus geldt als de eerste S-klasse. Niet officieel, omdat die typologie pas geldt vanaf de W116 van 1972. Kijken we naar het huidige gamma, dan vermeldt de Nederlandse website van het merk dat het maar liefst 34 modellen levert, waarbij de elektrische en hybride versies in een modelserie afzonderlijk worden meegeteld. Belangrijker is de vaststelling dat er tegenwoordig zo enorm veel meer autosoorten zijn dan destijds.
Van de statige vierdeurs limousines, een deftige tweedeurs coupé en die ene roadster uit 1970 ging het over een periode van 55 jaar naar een kleurrijk palet dat behalve de genoemde modellen ook hatchbacks, vierdeurs coupé’s, MPV’s en vooral een flinke verzameling SUV’s bevat. Tussendoor waren er bovendien raszuivere sportwagens, zoals de SLS AMG en SLR McLaren. We hebben overal gezocht, maar we konden in de rijke geschiedenis van het merk niet één modelserie vinden die zo wijdvertakt is dat ze recht zou doen aan al deze verschillende autosoorten. Dat noopte tot een andere aanpak, terwijl inmiddels de ene na de andere klassieke en moderne Mercedes de redactionele bovenkamers kwam binnengereden. Van een vaalwitte 200D taxi en feloranje C111-studiemodellen tot een besmeurde 300 GD en een onberispelijk glanzende 560 SEC. Stuk voor stuk schitterende modellen, en allemaal honderd procent Mercedes. Maar we moeten ze toch stuk voor stuk op de vluchtstrook parkeren, omdat we ruim baan maken voor de modellen die er nóg meer toe doen.
Mercedes-Benz 190 (W201) en de 200-/300-serie (W124)
Benz-waardig: 190 was maar één carrosserievariant
Nu we hebben vastgesteld dat er geen ‘overkoepelende’ Mercedes is die model staat voor heden én verleden, gaan we op zoek naar die ene modelreeks die zich op zo veel mogelijk verschillende manieren in de kijker heeft gereden, en dat op een Benz-waardige manier. Niet letterlijk natuurlijk, want dan zouden we uitkomen bij de rode Mercedes-AMG GT die als safety car bij elke Formule 1-race in actie komt en zich daar aan een miljoenenpubliek presenteert. Beter kijken we naar wat de verschillende modellen voor het merk hebben betekend. Dan blijkt dat we meteen heel wat Benzen, hoe mooi en geweldig ook, resoluut naar de reservebank moeten verwijzen. De 190 bijvoorbeeld. Een icoon voor het merk, vanwege het nieuwe marktsegment dat het ermee vanaf 1982 kon betreden en waarin het met de C-klasse nog immer actief is. De 190 geldt als een van de kwalitatief beste auto’s aller tijden en is als bijna geen ander model in technische zin uitgedokterd en fijngeslepen. Dankzij zijn tijdloze uiterlijk kon het onvermijdbare verouderingsproces opvallend lang geen vat op hem krijgen. Zijn autosportcarrière gaf de 190 bovendien letterlijk vleugels (van gigantisch formaat zelfs), maar het bleef aldoor bij die ene carrosserievorm, een vierdeurs sedan. Zo’n model levert Mercedes tegenwoordig weliswaar nog steeds, ook in de compacte klasse, maar het is voor ons erepodium niet genoeg.
En de W123 dan?
Wat dit laatste betreft komt vanzelf de onsterfelijke W123 in beeld. Die combineert heerlijk klassieke lijnen en zwaar verchroomde ornamenten met een spreekwoordelijke onverzettelijkheid én zijn status van eerste Benz die in serie als stationwagon is gebouwd – een heel mooie bovendien. Prima argumenten, maar we missen, ondanks topversie 280E en door het toen nog onafhankelijke AMG getunede modellen, een extra snelle versie, als equivalent van het huidige pk-geweld.
De machtige 300 SEL 6.3 (1967) overtuigt wat dit betreft wel, maar deze generatie valt als modelserie verder helaas af; net als de latere S-klassen was het technologisch niveau altijd zeer hoog, maar komen we aan te weinig carrosserievarianten. De vierpersoons cabriolet heeft bijvoorbeeld lange tijd een rol gespeeld bij de S-klasse, maar raakte van lieverlee uit de mode. De tweezits SL’s kunnen we er niet zomaar bij rekenen. Nee, we moeten het veel breder bekijken.
Mercedes-Benz-bobo's die met een S-klasse en een W123 op de achtergond discussieren over de nieuwe W124.
Modelreeks met zo veel mogelijk verschillende carrosserievarianten
Inmiddels zijn de piketpaaltjes wel geslagen: we zoeken een modelreeks met zo veel mogelijk verschillende carrosserievarianten om recht te doen aan de veelzijdigheid van het actuele gamma én een ten tijde van diens introductie indrukwekkend palet aan technische lekkernijen. Dat brengt ons bij de W124, die eind 1984 voor het eerst aan de wereld is getoond. Hij verscheen uiteraard eerst als vierdeurs sedan, met de keuze uit drie diesel- en vier benzinemotoren, waarbij de vijfcilinder van de 250D en de zespitters in de 300D, 260E en 300E allemaal gloednieuw waren. Twee jaar later volgde een schitterende stationwagon en in 1987 bovendien een elegante coupé, zodat alle reguliere carrosserievarianten van voorganger W123 weer van de partij waren.
Tussentijds kwam er onder de naam 4Matic een indrukwekkend 4x4-systeem beschikbaar, en introduceerde Mercedes-Benz turbo-versies eerst in de 300D, die zich zelfs zonder turbo al de snelste diesel ter wereld mocht noemen, en daarna ook in de 250D. Eind 1989, ten tijde van de eerste facelift, volgde bovendien de 220 pk sterke en 237 km/h snelle 300E-24, met de eerste multikleppen-motor binnen het gamma. Allemaal behoorlijk indrukwekkend, maar de 124-serie zou in 1990, nota bene zes jaar na het begin van de reeks, opnieuw álle ogen op zich gericht krijgen: dat jaar introduceerde het de in samenwerking met Porsche ontwikkelde en gebouwde 500E. Een monument van een auto, met de verwoestend sterke (326 pk) vijfliter V8 uit de 500 SL tussen de voorwielen en rondom uitgebouwde wielkasten om het bredere schoeisel afdoende ruimte te geven. De top was afgeregeld op 250 km/h. In 1991 introduceerde Mercedes bovendien een volwaardige vierpersoons cabriolet, die door criticasters van het merk smalend ‘taxi-cabrio’ werd genoemd. Over taxi’s gesproken: natuurlijk kwam er ook weer een verlengde limousine (5,54 meter!) met, anders dan bij de W123, ditmaal zes volwaardige portieren voor optimaal instapgemak.
Duur en kaal
Uit de voorgaande alinea blijkt dat veelzijdigheid troef was bij de 124-reeks, en dat in een mate waarvan bij latere generaties van de E-klasse, zoals de modelreeks sinds de uitgebreide facelift van 1993 werd genoemd, geen sprake meer is geweest. Hoewel: de generatie van 2009 verscheen ook weer als coupé en cabriolet, twee modellen die zich tot dat moment absent hadden gemeld. En in 2017 verscheen de E-klasse als de hoog-op-de-poten-stationwagon All-Terrain, als eigen invulling van het recept waarmee Subaru, Audi en Volvo toen al jaren succes hadden. Geen zaken waaraan we in dit verband verder aandacht hoeven te besteden.
De E-klassen volgden en volgen elkaar braaf op, met steeds modernere jasjes aan en steeds efficiëntere techniek aan boord. Dat neemt allemaal niet weg dat de W124 hardnekkig in ons systeem blijft hangen als hét model waarmee Mercedes-Benz zich niet alleen als bouwer van kwalitatief weliswaar zeer doorwrochte, maar ook wat behoudende automobielen manifesteerde. En voor het eerst ook als voorloper als het eveneens ging om technische verfijning, hoge prestaties, een onberispelijk weggedrag, grenzeloos comfort en een schitterende uiterlijke presentatie. De W124 werd in de pers geprezen als de beste auto van dat moment, vanwege de reuzensprong die hij op de genoemde vlakken had gemaakt. Kritiek was er ook, want de auto’s waren (zeker in ons land) schreeuwend duur en daarbij bovendien uitermate kaal. Mercedes verdedigde zich dan door te stellen dat de auto’s alle noodzakelijkheden wel aan boord hadden, maar bij pakweg een 230E van 58.000 gulden (in 1984 driemaal de prijs van een instap-Golf) konden er niet eens een vijfbak en een rechter buitenspiegel vanaf, terwijl je al helemaal kon fluiten naar bijvoorbeeld elektrische raambediening en centrale portiervergrendeling. Een Mercedes-rijder moest altijd flink wat budget reserveren voor de fabrieksopties, een politiek die de fabrikant zich gelukkig allang niet meer kan veroorloven. Waarmee het enige tegenargument voor de W124 als auto die de ziel van Mercedes-Benz vertegenwoordigt is genoemd.
Andere kanshebbers op de ziel van ...In de kaders bij dit verhaal tonen we de modellen die bij onze beraadslagingen eveneens de revue hebben gepasseerd, maar die het toch moesten afleggen tegen die ene winnaar. 600 In 1963 het hoogst haalbare het gebied van luxe, comfort en prestige. De 6.3-V8 van 250 pk gaf de statige limousine een top van 205 km/h, terwijl een hydraulisch systeem onder meer hielp bij het open en sluiten van portieren en achterklep. Gebouwd tot 1981. Strich-8 (W114/115) Paul Bracq tekende een tijdloos elegante koets voor wat in 1968 de kleinste Mercedes was. De ook als 200-280-serie aangeduide reeks was op de achteras na niet echt vernieuwend, maar dat gold wel voor de 240D 3.0, ’s werelds eerste personenauto met een vijfcilindermotor. C111 Ondanks de vele blanco cheques die Mercedes sinds 1969 voor de C111 ontving, bleef deze droomauto met zijn imposante vleugeldeuren een studiemodel. Met een vierschijfs wankelmotor liep hij 300 km/h, als vijfcilinder turbodiesel zette hij tot in 1979 menig snelheidsrecord op scherp. SL (R107) De SL vormt al sinds 1954 de ononderbroken liefdeslijn van Mercedes-Benz met het thema sportwagen, hoewel de R107 van 1971 eerder een luxueuze gran turismo voor twee is. Hij bleef maar liefst achttien jaar in productie en kwam zeldzaam gracieus op leeftijd. W123 De onverwoestbaarheid zelve en daardoor vanaf 1976 decennialang een vaste waarde in het dagelijks verkeer. De motorkeuze reikte van 55 tot 185 pk. Immense levertijden en dito restwaarden onderstreepten de W123-magie. Met 2,7 miljoen exemplaren een wereldwijd succes. G-klasse Kwam, zag en … maakt sinds 1979 vast onderdeel uit van het modelgamma. Niet vreemd, want zijn onverzettelijke karakter, superbe terreinkwaliteiten en stoere verschijning zijn tijdloos. Kreeg onlangs als EV een vrijbrief voor de toekomst. 190 In 1982 kon Stuttgart eindelijk een antwoord presenteren op de succesvolle BMW 3-serie. Het knappe aan de 190 was dat hij in alles een volwaardige Mercedes was, maar dan compacter. Een groot succes volgde, dat nog steeds voortduurt met de C-klasse. 600 SEL De S-klasse W140 van 1991 werd bekritiseerd om zijn enorme gestalte, maar daarin wordt hij inmiddels afgetroefd door de meest recente S-klasse. Hij maakte vooral indruk als 600 SEL, die met zijn enorme V12 precies tweemaal zoveel kostte als instapper 300 SE: fl. 342.500 (€ 155.420). CLS Een vierdeurs coupé bestond allang (bij Rover bijvoorbeeld) toen Mercedes deze carrosserievorm in 2004 met succes uit de mottenballen haalde: de CLS was niet alleen beeldschoon, maar ook duidelijk volstrekt anders dan de reguliere E-klasse waarop hij was gebaseerd. Verfrissend. EQS De S-klasse, pronkstuk van de Duitse automobielbouw, schrijft met de EQS in 2021 een nieuw, elektrisch hoofdstuk. En dat als zelfstandig model op een puur elektrisch platform en met een in veler ogen ronduit gedurfde, want aalgladde esthetiek. Hij maakt de topklasse-toekomst tastbaar. |
PASPOORT Mercedes-Benz W124 Carrosserie: 4-deurs sedan, 5-deurs stationwagon, 2-deurs coupé en cabriolet Aandrijving: achterwielen of 4WD Afmetingen (l x b x h): 4,74/4,77/4,66 x 1,74 x 1,43/1,49/1,41 m (4d/5d/2d) Wielbasis: 2,80/2,80/2,71 m (4d/5d/2d) Gewicht: 1.260 tot 1.710 kg (200 en 300 CE-24 Cabriolet) Prijsniveau (1985): Van fl. 53.650/€ 24.345 tot fl. 80.150/€ 36.370 (200 en 300 TD Turbo) Productieperiode: 1984 t/m 1993 Productieaantal: 2,7 miljoen stuks Motoren: benzine: 1.997, 2.199, 2.299, 2.599, 2.799, 2.962, 3.199, 4.196, 4.973 cc (109/118/136, 150, 136, 170, 197, 190/220, 220, 279, 326 pk). Diesel: 1.997, 2.497, 2.996 cc (72, 90/126, 109/143 pk) Concurrenten (1985): Audi 100, BMW 5-serie, Lancia Thema, Opel Senator, Volvo 740 Meest bijzonder: De indrukwekkende 500E met zijn 326 pk sterke V8 en de subtiel verbrede carrosserie arriveerde in 1990 als een incognito Porsche, met navenante prestaties. |