Sleuteldag Studebaker-Packard Club Nederland
Sleutelen aan stijliconen
Studebaker zal al bij de ouderen onder ons vage herinneringen oproepen, terwijl de jeugd je niet-begrijpend aankijkt wanneer je over dit karakteristieke Amerikaanse merk verhaalt. Geen wonder, want al in 1966 rolden de laatste Studebakers van de band. AutoWeek Classics was aanwezig bij de eerste sleuteldag van de Studebaker-Packard Club Nederland.
Studebaker. Het verhaal gaat dat dit oerAmerikaanse merk Nederlandse roots bezit, want het zou een bakker uit Assen zijn geweest die omstreeks de 18e eeuw de stoute schoenen aantrok en naar de VS emigreerde. ‘Broodbakker’ is in Saksisch dialect ‘stoetenbakker’, wat aan de overzijde van de oceaan werd verbasterd tot … Studebaker! Helaas kon clubsecretaris Kees Jongenburger dit verhaal niet bevestigen, maar aardig klinkt het wel.
We spreken Kees bij The Classic Way, een Hilversumse old timerspecialist waar Sander van der Voort de scepter zwaait. Vandaag heeft hij zijn deuren geopend voor de Studebaker-Packard Club Nederland (SPCN) die er zijn eerste sleuteldag houdt. Spannend, want doordat het merk al meer dan een halve eeuw geen auto’s meer bouwt (het bestaat overigens nog wel, zie kader), zijn maar weinig exemplaren overgebleven, met een bescheiden ledenbestand van circa 55 tot gevolg.
Gaan zij met hun oldtimers de weg naar de mediastad vinden? Kees heeft in elk geval het goede voorbeeld gegeven door vanuit zijn woonplaats Alphen aan den Rijn met zijn fraaie, eigenhandig gerestaureerde Commander in stijl te arriveren. De karaktervolle Amerikaan met zijn kogelneus en de tegengesteld openende portieren, voorzien van een 4,0-liter zes-in-lijnmotor, komt nog goed mee met het hedendaagse verkeer. De bediening ervan vergt echter veel spierkracht, zo merken we tijdens een rondje Hilversum. Kees is het wel gewend, want naast deze ’50-er bezit hij tevens een Studebaker President uit 1941. Plus een Triumph TR7, heel wat anders! “Klopt. Nadat ik de TR7 gerestaureerd had, zocht ik een nieuw project, ditmaal met veel chroom.
Deze Commander kocht ik in 2010 en ik heb me er vol overgave op gestort. Op dutchstuderesto.wordpress.com zie je hoe. In 2013 vond ik in San Angelo, in Texas, de President. Ik viel er als een blok voor en heb hem naar Nederland gehaald om hem in hoog tempo te restaureren. Ik wilde namelijk dat hij rijdend zou zijn vóór de zestigste huwelijksdag van mijn ouders. Dat lukte, al moest er daarna nog het een en ander aan gebeuren. De Commander zat intussen in de wachtkamer, maar in 2016 was ook die klaar. Voor zijn tijd was hij beslist modern: een hand geschakelde driebak met automatische overdrive, mechanische hill-holder en automatische choke waren in 1950 geen gemeengoed. Ik ben pas de derde eigenaar, de tellerstand is slechts 70.000 mijl.”
Kees is vandaag niet enkel aanwezig als clubvertegenwoordiger, hij neemt ook de gereedschapskist ter hand. “Het stuur staat nog niet helemaal goed, dat moet een tandje naar rechts. Dat ga ik straks uitvoeren.” En ‘straks’ wil zeggen: na het welkomstwoord van Sander en zijn uitleg over de gang van zaken. Reden voor ons om een rondje binnen en buiten te doen om te zien wat voor fraais de sleutelaars hebben meegebracht. Zoals een Studebaker Power Hawk wiens kenteken TT-41-99 bouwjaar 1956 verraadt. Die heeft dus vele tientallen jaren Hollands klimaat doorstaan. En dat niet alleen, direct na aanschaf heeft deze krachtpatser (4,2-liter V8, four barrel carburetor, 190 pk) deelgenomen aan de befaamde Tulpenrallye!
Sportverleden
Amstelvener Fokko de Haas heeft zijn fraaie witrode coupé al sinds 1974 in zijn bezit om er pas 38 (!) jaar later achter te komen dat zijn auto bij zijn Nederlandse debuut met een sportief sausje was overgoten. “Tijdens bezoeken aan mijn in de VS wonende broers, zag ik deze auto’s regelmatig rondrijden. Ik vond het een sportief model, spelde op zaterdag de autoadvertentierubriek van De Telegraaf en kwam zo de mijne op het spoor.
In 2012 ontmoette ik de zoons van de in 1960 overleden eerste eigenaar. Zij vertelden mij over de Tulpenrallye en de Heuvelklim in Vaals waar hun vader met de Power Hawk aan had meegedaan en ze toonden foto’s uit die tijd. Dan komt de geschiedenis van zo’n auto echt tot leven.
Vervolgens heb ik contact gezocht met de organisatie van de Tulpenrallye. Wellicht hadden zij nog attributen uit die tijd. Wat denk je? Zo’n beetje alles was nog voorradig!” Tijdens die laatste woorden opent Fokko de kofferbak en tovert foto boeken, krantenartikelen, rallyschilden en nog het een en ander tevoorschijn. Wederom herleeft de historie van de ’56-er. Extra bijzonder is dat de auto nog helemaal origineel is. Goed, hij is een keer overgespoten, maar dat is dan dat. Er is altijd rustig mee omgegaan, al weet Fokko niet of de mijlenstand van 61.000 origineel is of dat er een 1 of wellicht 2 voor hoort te staan.
En ook vandaag is er weinig mis: alleen een versleten rubbertje onder de rechter voorschroef moet worden vervangen. Geen wonder dat Fokko lyrisch is over zijn bezit. “In plaats van een two barrel zit er een four barrel onder de kap. Dat en de driebak met overdrive op twee en drie plus freewheel maken hem best zuinig: hij haalt gemakkelijk 1 op 9 en net zo eenvoudig rijd je er 120 km/h mee. De Koni’s zorgen voor een prettig weggedrag, terwijl de grote wielbasis veel comfort biedt. Deze auto doe ik niet meer weg. En anders gaat hij naar mijn kleindochter!”
Mooie verhalen, maar op sleutelgebied valt er nog niet veel te noteren. Gelukkig is daar Cor Warmenhoven met zijn imposante Kaiser Vagabond uit 1949. De Hillegommer is aanwezig om een nieuwe kabel op de overdrive te plaatsen. Tevens krijgt de auto een doorsmeerbeurt. Een en ander is goed voor flink wat capriolen onder de reusachtige motorkap, zowel van hem als van sleutelvriend Menno Hillebregt die hem vergezelt. “Zelf ben ik geen sleutelaar, vandaar dat Menno mee is.” Cor bezit een bont wagenpark: een Toyota Crown uit 1970, een Lincoln die afkomstig is van de Den Hartogh-collectie en een Dellow Mk V, “een door MG-constructeurs gebouwde sportwagen, speciaal voor bosrally’s en heuvelklims”. Menno is op zijn beurt de blije bezitter van maar liefst drie AMC Pacers. Wat een held!
Stationcar of pick-up
Kaiser kennen we doordat diverse modellen zijn geassembleerd bij Nekaf, de Nederlandsche Kaiser-Frazer Fabrieken NV in Rotterdam. De Vagabond van Cor komt uit de VS, maar de auto zelf is nogal ongewoon. “Hij oogt als een sedan, maar is een hatchback. De achterklep scharniert in het dak omhoog, het onderste deel is neerklapbaar, net als de achterbank.” Ah, een stationcar! “Bijna: o"cieel is het een pick-up. Het linker achterportier is af fabriek dichtgelast, aan de binnenzijde rust het reservewiel ertegenaan. Toch is het geen werkpaard: met zijn driebak met overdrive en houtafwerking in het interieur was het toentertijd het meest luxe Kaiser-model. Er zijn er maar 2.200 van gebouwd.” Cor is in zijn nopjes met zijn bijzondere automobiel, toont originele brochures en geniet zichtbaar tijdens zijn verhalen over buitenlandse reizen met het bruine gevaarte.
“Afgelopen zomer heb ik nog 1.200 kilometer door Groot-Brittannië gereden. Hij rijdt enorm comfortabel, heeft een 3,7-liter zescilinder zijklepper van Continental onder de kap. Weet je, in mijn jeugd zag ik in de Bollenstreek veel van dit soort wagens rijden. Toen ik de Vagabond in 1997 op een oldtimerbeurs in Leiden zag staan, hoefde ik niet lang na te denken.” De SPCN hoefde evenmin lang na te denken over het ‘aannemen’ van Cor met zijn Kaiser. Kees: “De SPCN is er niet alleen voor alle Studebakers en Packards, maar ook voertuigen die met Studebakerof Packard-componenten zijn opgebouwd of er een link mee hebben, zijn bestaan! En daarvoor zijn wij er. Qua onderdelen is er nog genoeg voorradig, zeker in de VS. De aanschaf van een Studebaker hoeft hierop dus niet spaak te lopen.”
Adrie de Vries uit Zwijndrecht, eigenaar van een Commander uit 1951, beaamt nu de woorden van Kees, maar vroeger niet. “Nee, ik vond Studebakers vroeger best lelijk, haha! Maar dat er nog genoeg onderdelen zijn, kan ik bevestigen. Ik heb mijn Commander nu vier jaar. Het eerste jaar reed hij probleemloos, maar alle jaren erna moest er wel wat aan gebeuren: elektrische ontsteking, dynamo, carburateur, bekabeling, een tweede accu waardoor de warme start geen problemen meer oplevert ... Nu ben ik hier alleen voor een visuele inspectie, zoals van de versnellingsbakolie en het vervangen van de schokbrekerrubbers. Al dat werk heeft een betrouwbare auto opgeleverd: ik zou er zo mee naar Zweden rijden.” Waarom Zweden? “Vanwege het grote oldtimerfestival in Våsteras!”
Hij vervolgt: “Naast de Commander bezit ik een Chrysler New Yorker uit ’59, een Chevrolet International uit ’29 en een Chevrolet Master Deluxe uit ’39. Met alle auto’s wil ik minstens eenmaal per maand rijden, zeker in de zomer maanden. En als het kan, wil ik ermee op vakantie. Met Commander plus caravan ben ik naar Luxemburg geweest. Onderweg hangen de mensen uit de ramen om foto’s te maken, dat kan ik je verzekeren!” En voor iedereen die allang Studebaker, Packard of al die andere kleine Amerikaanse ‘weesmerken’ is vergeten, zijn met deze reportage de auto’s weer een beetje tot leven gekomen.
HISTORIE
Vanaf het midden van de 19e eeuw maakte Studebaker naam met het bouwen van wagens (huifkarren e.d.), waarna het rond de eeuwwisseling overstapte op auto’s. In 1902 kwam de eerste Studebaker met elektroaandrijving uit, twee jaar later gevolgd door het eerste benzinemodel. Het was de eerste Amerikaanse autofabrikant met een eigen testterrein (1926).Gedurende zijn bestaan kende Studebaker meerdere ups en downs. Het merk had het in de crisisjaren zwaar, mede door de recente overname van het luxe Pierce-Arrow. Met industrieel ontwerper Raymond Loewy binnen de gelederen werd vanaf eind jaren 30 weer de weg omhoog gevonden. Zijn ideeën waren modern en verfrissend. Denk aan de karakteristieke kogelneus die vanaf 1950 menig model sierde, terwijl de binnenlandse concurrentie nog voortborduurde op vooroorlogse carrosserieën.
De Grote Drie leerden echter snel bij en wederom kreeg Studebaker het zwaar, niet in het minst door de fusie in 1954 met het in 1899 opgerichte Packard. Net als Pierce-Arrow was dat een luxemerk dat na de Tweede Wereldoorlog echter snel veel van zijn glans verloren had. In 1958 rolde de laatste Packard van de band. Een jaar later leek het tij toch weer enigszins te keren met de introductie van de Lark. Waar de andere merken waren verwikkeld in de wedloop wie de grootste staartvinnen bezat, was de Lark een compacte auto voor Jan Modaal. Zoiets bood de concurrentie niet, dus had de Lark het rijk aanvankelijk alleen. Sterker nog, sommige dealers van Chrysler, Ford en GM stalden de Lark in hún showrooms om in ieder geval een compact model te kunnen aanbieden. Zij blij, Studebaker blij, want het eigen dealernet was al aardig uitgedund.
Toen begin jaren 60 de concurrentie eveneens met compacts op de proppen kwam die bovendien de Lark uit de – eigen – showrooms verdrongen, was het snel gedaan. In 1966 liepen de laatste Commanders en Larks van de band (de Hawk-serie en Avanti waren twee jaar eerder al uit productie genomen) en ging de personenwagentak failliet. Het merk Studebaker bestaat echter nog steeds: tegenwoordig is het onderdeel van … een bankconcern! Toch presenteerde het in 2003 een SUV die echter snel weer van het toneel verdween. GM had namelijk een rechtszaak aangespannen, omdat het tot XUV gedoopte prototype te veel zou lijken op zijn Hummers. Drie jaar daarvoor baarde Packard opzien door plots met een toplimo, voorzien van een gigantische 8,6-liter V12, op de proppen te komen. Het is bij deze ene concept-car gebleven. De Avanti is wel (en niet voor het eerst) nieuw leven ingeblazen: in het Mexicaanse Cancún is een bescheiden productie op gang gekomen.
Dit artikel is gratis te downloaden in PDF-formaat. Hiervoor maak je eenmalig een AutoWeek account aan, waarna je onbeperkt uit het AutoWeek archief kunt downloaden.