Peugeots eerste dieselmotor vond gretig aftrek
Grommende leeuw
Wanneer Peugeot in 1958 een dieselmotor in de 403 monteert kan niemand bevroeden dat die viercilinder ruim drie decennia lang in een waaier aan modellen zijn weg over de wereld zal vinden.
Met de 403 Diesel is Peugeot eind 1958 één van de pioniers met een zelfontbrander. Hoewel diesels in die dagen vlot noch stil zijn (om over de walm uit de uitlaat maar te zwijgen), heeft Peugeot een groot geloof in het principe. De indirect ingespoten dieselmotoren zijn een product van een aparte entiteit binnen het Peugeot-concern: de Société Indenor, wat staat voor Société Industrielle de l’Est et du Nord. Dit is een werkmaatschappij in Lille, die al sinds zijn oprichting in 1928 motoren ontwikkelt en produceert voor het merk met de leeuw.
De dieselmotor in de 403 heeft een cilinderinhoud van 1.608 cc en gaat door het leven als de TMD 80, waarbij dat laatste getal staat voor de 80 millimeter cilinderboring. Later volgt ook een iets grotere variant met een boring van 85 millimeter en een inhoud van 1.816 cc, de TMD 85. De Société Indenor bouwt de motor overigens niet alleen voor Peugeot. Vanaf 1964 gebruikt het dan nog niet in het Peugeot-concern opgenomen Citroën de 1,6-literversie van de dieselmotor in de HY-bestelbus, ter vervanging van de Engelse Perkins-motor. En als Peugeot een jaar later zelf met een grote bestelbus op de markt komt, de J7 met zijn schuifdeuren, dan is die bedrijfswagen eveneens met de Indenor-diesel verkrijgbaar. Verder kan Renault ook onder de afnemers geschaard worden; in een beperkte oplage wordt de motor in de Frégate gemonteerd. Voor het Franse leger meldt Hotchkiss, dat in licentie Jeeps bouwt, zich in Lille en monteert tussen 1962 en 1966 de 1,8-litervariant.

Peugeot 404 Familiale
Dat de dieselmotor bij Peugeot geen tijdelijke bevlieging is, blijkt wanneer in 1962 de 404 als opvolger van de 403 ook met de dieselmotor wordt gepresenteerd. Om te beginnen zit hij in de dat jaar voorgestelde stationwagon, de 404 break (het blijft immers een werkpaard). De motor heet nu XD85, maar is nog steeds gebaseerd op de TMD85-motor uit de 403 en heeft ook dezelfde cilinderinhoud van 1.816 cc. Een jaar later debuteert de diesel in aangepaste vorm ook in de 404 sedan. Dan is de cilinderinhoud dankzij een grotere boring (88 millimeter, de motor heet dan ook XD88) wel gestegen naar 1.948 cc en het vermogen van 55 naar 68 pk.
Om de verkoop van de diesel een boost te geven, bouwt Peugeot een gestroomlijnde eenzits 404 waarmee in juni 1965 op het circuit van Montlhéry, net boven Parijs, een hele reeks snelheidsrecords voor diesels aan flinters moet worden gereden. Tijdens deze poging met een tot 2.163 cc vergrote motor wordt onder andere 5.000 kilometer gereden met een gemiddelde snelheid van 160 km/h. Een maand later volgt een tweede poging, maar nu met de standaard cilinderinhoud van 1.948 cc. Dit keer wordt maar liefst 11.000 kilometer afgelegd met een gemiddelde van 160 km/h. In totaal worden ruim veertig records aangescherpt.
De dieselmotor is bij Peugeot inmiddels een vaste waarde geworden. Onder de motorkap van de 504 is vanaf 1970 de XD90 te vinden, die dankzij een nieuwe krukas met een 3 millimeter grotere slag en een boring van 90 millimeter een cilinderinhoud heeft van 2.112 cc en 65 pk bij 4.500 toeren per minuut levert. Diezelfde krachtbron is vanaf 1977 trouwens ook te vinden in de Ford Granada en in de Portugese UMM 4x4. Daar houdt het niet bij op, de Indenor-motor biedt nog voldoende mogelijkheden om verder te groeien. In 1978 verschijnt in de 504 een tot 2.304 cc opgeboorde versie met 70 pk, die een jaar later ook in de nieuwe 505 wordt gemonteerd en vanaf 1982 door Ford wordt geadopteerd voor de Sierra en in 1985 voor de Scorpio. In 1979 presenteert Peugeot een turbovariant van de 2,3-liter Indenor-diesel, die 80 pk sterk zijn debuut maakt in de 505, de 604 en de Talbot Tagora. De iets lagere compressieverhouding die de turbomotor heeft, brengt met zich mee dat de koude start niet altijd makkelijk verloopt.

Ford Sierra
Wie verwacht dat de rek er nu wel uit is, komt bedrogen uit: met een nieuwe krukas wordt de cilinderinhoud in 1981 vergroot tot 2.498 cc. Zonder turbo is de motor nu goed voor 75 pk en gebruikt Peugeot hem behalve in de 505 ook in de P4, de op de Mercedes G-klasse gebaseerde terreinwagen voor het Franse leger. Met turbo levert hij vanaf 1983 95 pk en na de nodige modificaties vanaf 1986 zelfs 110 pk. Zo blijft de Indenor-diesel tot 1992 de 505 aandrijven. In de 605 zit dan al sinds 1989 een compleet nieuwe motorengeneratie, dwars voorin.
Dit artikel is eerder verschenen in AutoWeek Classics nummer 7 uit 2016.