Jaguar 420G (1968) - In het Wild
Het nieuwe gezicht
Bij sommige auto's hoef je geen autokenner of -liefhebber te zijn om te zien dat het iets bijzonders is. Dat geldt zeker voor deze Jaguar 420, die op tal van fronten uitblinkt in het hedendaagse straatbeeld, al was het nieuw ook al een opvallende verschijning.
Jaguar is ondanks zijn rijke verleden nooit bang geweest om het over een andere boeg te gooien. Dat deed het merk ook met het aanbreken van de jaren zestig. Zijn vlaggenschip, de Mk IX, werd opgevolgd door de Mk X. Daarmee werden enkele conventionele zaken overboord gekieperd. Dat zie je direct als je de Mk X (die later als 420G werd verkocht) vergelijkt met zijn voorganger. De Mk IX was echt nog een zeer klassiek gelijnde limousine met vooroorlogse invloeden, maar de Mk X kwam duidelijk uit een totaal ander tijdperk. Zo had hij een voor zijn tijd behoorlijk gestroomlijnde en bovendien zelfdragende carrosserie, onafhankelijke wielophanging achter en het nieuwe Jaguar-gezicht. Een behoorlijk revolutionair model dus, dat desondanks de hoge verkoopverwachtingen nooit helemaal waarmaakte.
Jaguar Mk IX
De Jaguar Mk X bleef betrekkelijk exclusief, want er werden er pakweg 18.000 van gebouwd in zo'n vijf jaar tijd. In 1966 doopte Jaguar hem om tot 420G, waar vervolgens in ruim vier jaar tijd nog een krappe 6.000 exemplaren van kwamen. De 420G was dus zelfs nog wat zeldzamer. Eén van die 420G's hebben we hier dankzij AutoWeek-forumlid RDW voor ons, een behoorlijk bijzondere spot dus. Je hebt een aardig getraind oog nodig om de Jaguar 420G te onderscheiden van de Mk X. De extra knipperlichtjes op de voorschermen (ter hoogte van de koplampen) geven het onder meer weg. Ook hoort een 420G een grille te hebben met één dikke centrale spijl erin, maar dat heeft dit exemplaar gek genoeg niet. Mogelijk is er ooit een grille van een Mk X op gezet.
In hetzelfde jaar waarin deze 420G werd gebouwd, introduceerde Jaguar een model dat niet alleen het stokje grotendeels zou overnemen, maar ook eindelijk wél voor de gedroomde aantallen zou gaan zorgen: de XJ. Die nam in grote lijnen het nieuwe familiegezicht over dat op de Mk X was geïntroduceerd, maar combineerde dat met een veel ranker gevormde koets en vooral een beduidend moderner achterste. Ook was de XJ duidelijk een slag kleiner: de Mk X en 420G waren maar liefst 5,13 m lang en 1,94 m breed. De eerste XJ die langer was dan dat was de X300 LWB, midden jaren negentig. Zo breed als zijn voorvader werd de XJ nooit.
De Jaguar 420G die we hier voor ons hebben, is nu 43 jaar in Nederland en ruim vijf jaar bij zijn huidige eigenaar. Zoals de naam 420G al aangeeft, heeft die met zijn rechtervoet de controle over een machtige 4,2-liter zes-in-lijn. Die was niet alleen groter dan de 3.8 waarmee de Mk X in 1961 begon, maar bovendien ook gekoppeld aan een nieuwe viertraps automaat. Al met al moest het de prestaties naar een iets hoger plan tillen, al zat dat bij de Mk X met een topsnelheid van tegen de 200 km/h ook al wel aardig goed. Bovendien waren er zaken als stuurbekrachtiging, rembekrachtiging en schijfremmen voor én achter aanwezig om het circa 1.900 kilo zware Britse landhuis op wielen te beteugelen. Reken maar dat het hoe dan ook, ondanks zijn leeftijd, nog steeds een uiterst comfortabele ervaring is om hiermee over de weg te zoeven. En anders val je er in elk geval wel mee op.